Ferre Grignard werd vrijdag 13 maart 1939 in het moederhuis aan de Vinkenstraat in Antwerpen geboren. 8 jaar later werd z’n broer Roger geboren. In de Rederijkerstraat in Wilrijk brachten ze hun jeugdjaren door. Meteen na de 2de wereldoorlog gaat Ferre naar de Stedelijke Jongensschool op het Kiel . Samen met z’n broer wordt hij lid van de scoutsbeweging. Tijdens heelwat scoutsmeetings en kampen speelt de Ferre niet alleen voortreffelijk theater, maar maakt ook uitstekende muziek. Het is zijn broer Roger die hem eerst mondharmonica leert spelen en hem nadien een gitaar koopt. Roger weet nog goed dat voor Ferre maar één ding gold : plezier maken in het leven. ‘God schept de dag en wij lopen er door’ was zijn motto. Hij stapte ongedwongen van de ene dag in de andere. Studeren deed Ferre niet graag. Zijn schriften stonden vol tekeningen in de plaats van cijfers en letters. Roger herinnert zich z’n broer dan ook als iemand die zich van die schoolse dingen weinig aantrok. Dat zalige nietsdoen van de Ferre zinde papa Grignard niet. Omdat Ferre niet op goede voet met z’n vader stond, wist Roger vader te overhalen Ferre naar het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten in de Cadixstraat in Antwerpen te sturen. Hij leerde hier wat etsen en wat schilderen, maar dat hij hier een diploma op zak stak is een deel van het Ferre-verhaal dat we gerust als een legende mogen optekenen.
In de tijd dat Ferre in de Cadixstraat school loopt, richt hij naar aanleiding van een schoolfeestje een groepje op. Een wasbord een theekist, een gitaar en een mondharmonica. Pure skiffle dus, die iets later in blues overglijdt. Ze nemen zelfs aan een liedjeswedstrijd deel die ze ook winnen en daarmee is de aanzet voor zijn latere zangcarrière een feit.
De verstandhouding tussen Ferre en zijn vader wordt almaar slechter. Ferre kan ook niet onder een baas werken en wisselt van de ene job na de andere. Die conflicten leiden er toe dat Ferre het ouderlijk huis verlaat en alleen gaat wonen. Dat was geen riant bestaan. Hij gaat in een steegje in de huurt van de Paardenmarkt wonen en vestigt zich daar als kunstschilder. Omdat de Ferre niet van zijn kunstwerken alleen kan leven, gaat hij als barman in de Gard Sivic in de buurt van de Stadswaag werken en treedt daar op gezette tijden op als gitarist en blueszanger.In 1964 opent in Antwerpen het theatercafé ‘De Muze’ zijn deuren. Dit wordt de place to be voor alternatief Antwerpen . Z’n vrouw , kunstschilderes Krie De Vilder , leert hij hier kennen. Zij deed de bar en Ferre zong . Krie weet nog goed dat toen Ferre een vedette was iedereen dacht dat de Ferre een man van de wereld was, maar zij kende hem als een schuchter, verlegen iemand .
Walter Marselis, de baas van De Muze, neemt op eigen kosten een liedje op dat in z’n café veel succes kent ‘Ring ring I’ve got to sing’. Gelukkig is die originele opname met ondermeer gitarist George Toots Smidts bewaard gebleven. Voor Ferre Grignard kwam de kip met de gouden eieren langs in de persoon van platenbaas en uitgever Hans Kusters die meteen de hitpotentie van ‘Ring ring’onderkent . Hierover zei Hans in een interview met Manu Adriaens : “ Niemand in het toenmalige stijve milieu van de platenjongens wilde iets te maken hebben met die ongeschoren, ongewassen, jenever drinkende , verboden sigaretten rokende, slecht geklede kunstenaar die op blote voeten in hun Brusselse kantoren zijn contract kwam tekenen. Maar ik ben een Zuid-Hollander, ik hield zowel van carnavalsmuziek als van dixieland, wat dan weer verwant is met skiffle. En Grignard speelde blues met een skiffle-bezetting. Toen ik hem voor de eerste keer hoorde, wist ik dat ik een halfgod had ontmoet ”. Een platendeal met Philips was snel afgesloten en er werd een gloednieuwe versie van ‘Ring ring’ ingeblikt. Hans gaf later in een gesprek met ons toe dat toen hij ‘Ring Ring’ voor de eerste keer hoorde, hij niet doorhad dat het liedje zo commercieel was. Wel viel hem van in het begin al de poëtische tekst op geschreven in een voor die tijd behoorlijk Engels dat erg neigde naar slang –Amerikaans.
Tijdens het gala van de Eregalerij in de maand november 2001 werd Ferre Grignard in het Casino van Knokke postuum gelauwerd voor zijn muzikale bijdrag aan de Vlaamse muziek ! De jury schreef in haar rapport het volgende: ‘ Ring ring I’ve got to sing klinkt als ’n typische jaren zestig protestsong die door iedereen kan worden meegezongen. Die ook een enorm breed publiek aanspreekt door een goede tekst die heerlijk doorleefd door Ferre Grignard vertolkt wordt. Het liedje kan op gelijk welk podium gebracht worden en is een perfecte weerspiegeling van de jaren zestig’.De 2de april 1966 staat ‘Ring ring’ op de10de plaats genoteerd in de BRT top dertig. Datzelfde jaar neemt Ferre Girgnard ook een ganse elpee op met uiteraard ‘Ring ring’ en de traditional ‘Drunken sailor’ en ook dat nummer slaat als single aan en geraakt op het einde van 1966 tot op plaats 16 van de nationale hitlijsten.
Met zijn lange haren en zijn rebelse houding is de Ferre een exponent van zijn tijd geworden. Zijn hippie uiterlijk zorgt ervoor dat hij ook in het buitenland inslaat als een bom met als kroon op het werk niet alleen veel geld, maar ook een optreden in de Parijse Olympia. Hij moet toch een beetje trots zijn geweest ? Vrienden weten van wel , innerlijk toch, maar hij liet dat nooit blijken. Hij wou die indruk van onverschilligheid naar de buitenwereld toe in stand houden. Vlak na zijn optreden in de Parijse Olympia klaagt Grignard , Johnny Halliday aan omdat die een bewerking had gemaakt van z’n hit ‘ Crucified Jesus’. Die cover zelf kon hem niet zoveel schelen , maar wel dat Halliday er een tekst op had geschreven die volgens de Ferre beledigend was tegenover de hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder .
Om de Ferre sterallures aan te meten, stond in zijn curriculum, opgesteld door zijn platenfirma, dat Ferre Grignard aan de kunstacademie afstudeerde en dat hij in Amerika zijn muzikale inspiratie wat was gaan aanscherpen. Zijn broer Roger weet maar al te goed dat van dat alles niets waar was .‘ Ferre is nooit of te nimmer in Amerika geweest. Hij had zelfs een duivelse schrik van vliegen ! ’
Ferre’s carrière was als een raket gelanceerd , maar het ging voor hem veel te snel .Van de ene op de andere dag was hij een rijke jongen geworden die in het geboortehuis van Peter Benoit gaat wonen en zich daar omringt met een 20-tal kameraden met wie hij schildert,maar vooral feestjes bouwt en zich letterlijk te pletter drinkt. Dat rijkelijk bestaan vloekt met zijn zwerversziel . Hij wilde ‘echt’ leven ! Hij wilde de nonchalante zanger blijven waarvoor men hem aanzag en adoreerde. Hij maakt van zijn inkomsten een behoorlijk zootje. Hij houdt er geen boekhouding op na , hij weigert systematisch zijn belastingen te betalen wat verzandt in een ruzie met ‘vadertje staat’ die na een tijdje al zijn royalties-inkomsten gaat blokkeren. Hij krijgt het in de loop van de jaren zeventig ook aan de stok met z’n platenfirma Philips. Het is z’n toenmalige manager Louis de Vries die Grignard verpatst aan de grote Franse firma Barclay ,wat nadien leidt tot een proces dat twee jaar zal aanslepen, een periode waarin Ferre geen nieuwe songs mag inblikken en er ook geen platen meer worden uitgebracht. In 1969 brengt Barclay nog de elpee ‘Captain disaster’ uit . Nu weten we dat dat de start was van zijn ondergang .
Plots staat de Ferre terug daar waar hij begonnen was. Hij keert terug naar af en gaat opnieuw heel bescheiden wonen. Gelukkig is er nog zijn moeder en een tante die hem bevoorraden en zorgen dat hij toch wat geld heeft om rond te komen. Hij geraakt opnieuw in zijn oude biotoop, De Muze, verzeild. Het roken en de drank maken zich almaar meer meester van hem. Begin jaren 80 wordt hij ziek, erg ziek ! In het ziekenhuis stellen de dokters keelkanker vast. Via het OCMW van Antwerpen geraakt Ferre Grignard aan een appartementje waar hij de laatste weken van zijn leven kan slijten. Hij overlijdt de 8ste augustus 1982 in het Universitair ziekenhuis van Edegem. Het Schoonselhof wordt zijn begraafplaats.
Dat Grignard in Vlaanderen z’n sporen heeft verdiend en nagelaten staat buiten kijf. Vooral een aantal groepen uit de Antwerpse pop – en rockscene geven toe dat ze door Ferre Grignard zijn beinvloed met voorop dEUS en Zita Swoon. In 2002 schrijven Wigbert Van Lierde en Bart Plouvier het boek ‘Captain Disaster’ over het wel en wee van de Ferre . Het Ferre Grignard plantsoen in de buurt van de Zwaantjesstraat wordt naar hem genoemd en zelfs de bescheiden asteroïde , YP 5 , draagt zijn naam. Voeg daar nog deze Eregalerij – onderscheiding aan toe voor z’n bekendste song ‘ Ring ring I’ve got to sing’ en je hebt het concrete bewijs dat we de Ferre nog lang niet vergeten zijn.
In de tijd dat Ferre in de Cadixstraat school loopt, richt hij naar aanleiding van een schoolfeestje een groepje op. Een wasbord een theekist, een gitaar en een mondharmonica. Pure skiffle dus, die iets later in blues overglijdt. Ze nemen zelfs aan een liedjeswedstrijd deel die ze ook winnen en daarmee is de aanzet voor zijn latere zangcarrière een feit.
De verstandhouding tussen Ferre en zijn vader wordt almaar slechter. Ferre kan ook niet onder een baas werken en wisselt van de ene job na de andere. Die conflicten leiden er toe dat Ferre het ouderlijk huis verlaat en alleen gaat wonen. Dat was geen riant bestaan. Hij gaat in een steegje in de huurt van de Paardenmarkt wonen en vestigt zich daar als kunstschilder. Omdat de Ferre niet van zijn kunstwerken alleen kan leven, gaat hij als barman in de Gard Sivic in de buurt van de Stadswaag werken en treedt daar op gezette tijden op als gitarist en blueszanger.In 1964 opent in Antwerpen het theatercafé ‘De Muze’ zijn deuren. Dit wordt de place to be voor alternatief Antwerpen . Z’n vrouw , kunstschilderes Krie De Vilder , leert hij hier kennen. Zij deed de bar en Ferre zong . Krie weet nog goed dat toen Ferre een vedette was iedereen dacht dat de Ferre een man van de wereld was, maar zij kende hem als een schuchter, verlegen iemand .
Walter Marselis, de baas van De Muze, neemt op eigen kosten een liedje op dat in z’n café veel succes kent ‘Ring ring I’ve got to sing’. Gelukkig is die originele opname met ondermeer gitarist George Toots Smidts bewaard gebleven. Voor Ferre Grignard kwam de kip met de gouden eieren langs in de persoon van platenbaas en uitgever Hans Kusters die meteen de hitpotentie van ‘Ring ring’onderkent . Hierover zei Hans in een interview met Manu Adriaens : “ Niemand in het toenmalige stijve milieu van de platenjongens wilde iets te maken hebben met die ongeschoren, ongewassen, jenever drinkende , verboden sigaretten rokende, slecht geklede kunstenaar die op blote voeten in hun Brusselse kantoren zijn contract kwam tekenen. Maar ik ben een Zuid-Hollander, ik hield zowel van carnavalsmuziek als van dixieland, wat dan weer verwant is met skiffle. En Grignard speelde blues met een skiffle-bezetting. Toen ik hem voor de eerste keer hoorde, wist ik dat ik een halfgod had ontmoet ”. Een platendeal met Philips was snel afgesloten en er werd een gloednieuwe versie van ‘Ring ring’ ingeblikt. Hans gaf later in een gesprek met ons toe dat toen hij ‘Ring Ring’ voor de eerste keer hoorde, hij niet doorhad dat het liedje zo commercieel was. Wel viel hem van in het begin al de poëtische tekst op geschreven in een voor die tijd behoorlijk Engels dat erg neigde naar slang –Amerikaans.
Tijdens het gala van de Eregalerij in de maand november 2001 werd Ferre Grignard in het Casino van Knokke postuum gelauwerd voor zijn muzikale bijdrag aan de Vlaamse muziek ! De jury schreef in haar rapport het volgende: ‘ Ring ring I’ve got to sing klinkt als ’n typische jaren zestig protestsong die door iedereen kan worden meegezongen. Die ook een enorm breed publiek aanspreekt door een goede tekst die heerlijk doorleefd door Ferre Grignard vertolkt wordt. Het liedje kan op gelijk welk podium gebracht worden en is een perfecte weerspiegeling van de jaren zestig’.De 2de april 1966 staat ‘Ring ring’ op de10de plaats genoteerd in de BRT top dertig. Datzelfde jaar neemt Ferre Girgnard ook een ganse elpee op met uiteraard ‘Ring ring’ en de traditional ‘Drunken sailor’ en ook dat nummer slaat als single aan en geraakt op het einde van 1966 tot op plaats 16 van de nationale hitlijsten.
Met zijn lange haren en zijn rebelse houding is de Ferre een exponent van zijn tijd geworden. Zijn hippie uiterlijk zorgt ervoor dat hij ook in het buitenland inslaat als een bom met als kroon op het werk niet alleen veel geld, maar ook een optreden in de Parijse Olympia. Hij moet toch een beetje trots zijn geweest ? Vrienden weten van wel , innerlijk toch, maar hij liet dat nooit blijken. Hij wou die indruk van onverschilligheid naar de buitenwereld toe in stand houden. Vlak na zijn optreden in de Parijse Olympia klaagt Grignard , Johnny Halliday aan omdat die een bewerking had gemaakt van z’n hit ‘ Crucified Jesus’. Die cover zelf kon hem niet zoveel schelen , maar wel dat Halliday er een tekst op had geschreven die volgens de Ferre beledigend was tegenover de hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder .
Om de Ferre sterallures aan te meten, stond in zijn curriculum, opgesteld door zijn platenfirma, dat Ferre Grignard aan de kunstacademie afstudeerde en dat hij in Amerika zijn muzikale inspiratie wat was gaan aanscherpen. Zijn broer Roger weet maar al te goed dat van dat alles niets waar was .‘ Ferre is nooit of te nimmer in Amerika geweest. Hij had zelfs een duivelse schrik van vliegen ! ’
Ferre’s carrière was als een raket gelanceerd , maar het ging voor hem veel te snel .Van de ene op de andere dag was hij een rijke jongen geworden die in het geboortehuis van Peter Benoit gaat wonen en zich daar omringt met een 20-tal kameraden met wie hij schildert,maar vooral feestjes bouwt en zich letterlijk te pletter drinkt. Dat rijkelijk bestaan vloekt met zijn zwerversziel . Hij wilde ‘echt’ leven ! Hij wilde de nonchalante zanger blijven waarvoor men hem aanzag en adoreerde. Hij maakt van zijn inkomsten een behoorlijk zootje. Hij houdt er geen boekhouding op na , hij weigert systematisch zijn belastingen te betalen wat verzandt in een ruzie met ‘vadertje staat’ die na een tijdje al zijn royalties-inkomsten gaat blokkeren. Hij krijgt het in de loop van de jaren zeventig ook aan de stok met z’n platenfirma Philips. Het is z’n toenmalige manager Louis de Vries die Grignard verpatst aan de grote Franse firma Barclay ,wat nadien leidt tot een proces dat twee jaar zal aanslepen, een periode waarin Ferre geen nieuwe songs mag inblikken en er ook geen platen meer worden uitgebracht. In 1969 brengt Barclay nog de elpee ‘Captain disaster’ uit . Nu weten we dat dat de start was van zijn ondergang .
Plots staat de Ferre terug daar waar hij begonnen was. Hij keert terug naar af en gaat opnieuw heel bescheiden wonen. Gelukkig is er nog zijn moeder en een tante die hem bevoorraden en zorgen dat hij toch wat geld heeft om rond te komen. Hij geraakt opnieuw in zijn oude biotoop, De Muze, verzeild. Het roken en de drank maken zich almaar meer meester van hem. Begin jaren 80 wordt hij ziek, erg ziek ! In het ziekenhuis stellen de dokters keelkanker vast. Via het OCMW van Antwerpen geraakt Ferre Grignard aan een appartementje waar hij de laatste weken van zijn leven kan slijten. Hij overlijdt de 8ste augustus 1982 in het Universitair ziekenhuis van Edegem. Het Schoonselhof wordt zijn begraafplaats.
Dat Grignard in Vlaanderen z’n sporen heeft verdiend en nagelaten staat buiten kijf. Vooral een aantal groepen uit de Antwerpse pop – en rockscene geven toe dat ze door Ferre Grignard zijn beinvloed met voorop dEUS en Zita Swoon. In 2002 schrijven Wigbert Van Lierde en Bart Plouvier het boek ‘Captain Disaster’ over het wel en wee van de Ferre . Het Ferre Grignard plantsoen in de buurt van de Zwaantjesstraat wordt naar hem genoemd en zelfs de bescheiden asteroïde , YP 5 , draagt zijn naam. Voeg daar nog deze Eregalerij – onderscheiding aan toe voor z’n bekendste song ‘ Ring ring I’ve got to sing’ en je hebt het concrete bewijs dat we de Ferre nog lang niet vergeten zijn.