zondag 24 december 2023

The Four Pennies

De video start met een aankondiging van de in 2011 overleden Jimmy Saville.
The Four Pennies was een Britse popgroep, opgericht in 1963 in Blackburn, Engeland. De groep had één nummer 1-hit in de Britse hitparade: Juliet, en drie kleinere hits. In 1967 viel de groep uit elkaar.
De leden van de groep waren:
  • Lionel Morton, gitaar en zang
  • Fritz Fryer (volledige naam David Roderick Carney Fryer), gitaar
  • Mike Wilsh, basgitaar, piano en zang
  • Alan Buck, drums
Fritz Fryer verliet eind 1965 de groep, maar keerde begin 1966 terug. In die korte tijd werd hij vervangen door David Graham.
Alan Buck en Fritz Fryer zijn inmiddels overleden, respectievelijk in 1994 en 2007.

dinsdag 31 oktober 2023

Them

Them is een Noord-Ierse band afkomstig uit Belfast, die zijn grootste succes kende tussen 1964 en 1966. Het belangrijkste lid van de groep was van 1963-1966 zanger Van Morrison.

De Britse zanger en songschrijver Van Morrison werd in augustus 1945 geboren in Belfast als George Ivan Morrison.

Als tiener speelde Van Morrison mondharmonica, gitaar en saxofoon in verschillende groepen. Op 16-jarige leeftijd verliet hij de middelbare school om zich bij de The Monarchs aan te sluiten. Met The Monarchs speelde Van Morrison ook op het vaste land van Europa.

Na terugkomst in Noord-Ierland richtte Van Morrison in 1963 Them op, met Billy Harrison (gitaar), Eric Wickson (orgel), Alan Henderson (bas) en Ronnie Millings (drums).

Hun eerste single werd uitgebracht in augustus 1964, met op de A-kant "Don't start crying now" en aan de achterkant "One two brown eyes". Het succes bleef uit. Onduidelijk is of op die eerste plaat ook inderdaad alle Themleden te beluisteren zijn. Van Morrison en Henderson lijkt dat zeker, maar in de opnamepraktijk werd veelal met studiomuzikanten gewerkt. Daarin was Them niet uniek. Bekend is het verhaal dat Ringo Starr tijdens de opnamen van de eerste Beatles-singel "Love me do" plaats moest maken voor een sessiedrummer. Zo zijn tijdens die eerste Them-opnamen waarschijnlijk gitarist Jimmy Page, organisten Arthur Greenslade en Peter Bardens en drummer Bobby Graham ingezet.

De tweede single "Baby, Please don't go" had aanvankelijk ook geen succes en Them vertrok teleurgesteld naar Belfast, om even snel naar Londen terug te komen, toen het nummer een hit bleek. Live kon Them de sound van de plaat in elk geval reproduceren, zoals uit de spaarzame overlevende opnamen blijkt. Het verhaal dat de meeste muzikanten binnen Them hun instrumenten onvoldoende beheersten, wordt daardoor ontkracht. Het succes van het nummer leidde tot de elpee "The Angry Young Them". Hierop is ook de uiteindelijk grootste hit van de band "Gloria" te horen. Deze single bereikte in december 1964 de tiende plaats op de hitparade.

Them kende veel personeelswisselingen. Na "Them again" verschenen nog een aantal albums, maar deze zijn niet zo goed.

maandag 30 oktober 2023

The Yardbirds

The Yardbirds was een Britse rockband uit de jaren zestig. De band is vooral bekend omdat drie van de beroemdste gitaristen, Eric Clapton, Jeff Beck en Jimmy Page, hun carrière bij the Yardbirds begonnen. De band had gedurende de jaren zestig vele hits, waaronder I’m a Man en For Your Love.

In 1962-63 begon de band in de buitenwijken van Londen onder de naam “the Metropolis Blues Quartet”. In 1963 was de naam veranderd in “the Yardbirds”. Ze kregen volop de aandacht van de Britse rhythm and blues-scene toen ze the Rolling Stones opvolgden als de officiële huisband van de Londense Crawdaddy Club.

In het begin bestond de line-up uit Keith Relf (vocalen en mondharmonica), Chris Dreja (ritmegitaar), Paul Samwell-Smith (basgitaar), Jim McCarty (drums) en Anthony “Top” Topham (leadgitaar). Top werd al gauw vervangen door de toen nog onbekende Eric Clapton.

Onder begeleiding van Crawdaddys impresario Giorgio Gomelsky, die de rol van manager en producer op zich nam, kregen ze in 1964 een contract bij het Columbia-label van EMI. De band was voor het eerst op plaat te horen als begeleidingsband van de blueslegende Sonny Boy Williamson, met wie ze door Europa tourde. In 1964 kwam het eerste album uit, Five Live Yardbirds, een live-album.

De band wilde ook de popmarkt veroveren en bracht enkele singles uit. De eerste singles waren oude blues-covers, maar ze kregen hun eerste grote succes met For Your Love, een nummer geschreven door Graham Gouldman (later 10CC). De single was voor de band het eerste grote succes in eigen land en de grote doorbraak in het buitenland. Alhoewel de single een vernieuwend stuk was en een groot succes, viel hij niet in de smaak bij Clapton, die in die tijd een pure bluesman was.

Hij verliet de band begin 1965 en vertrok naar John Mayall’s Bluesbreakers. Als vervanger raadde Clapton Jimmy Page aan, die het aanbod afsloeg en op zijn beurt Jeff Beck aanraadde.

donderdag 19 oktober 2023

The Kinks

Honor Blackman
Wanneer de groep in 1963 z’n platencontract gaat tekenen, komen ze tot de vaststelling dat ze nog niet echt een naam hebben. Ze kiezen voor The Raven, maar dat vindt hun platenmaatschappij niet trendy genoeg. Uiteindelijk wordt gekozen voor The Kinks, een naam die verwijst naar actrice Honor Blackman, destijds bekend vanwege haar excentrieke laarsjes (kinky boots). 

dinsdag 12 september 2023

JOHNNY CASH: A SINGER OF SONGS

Als één van de meest invloedrijke artiesten van de laatste halve eeuw liet de Amerikaanse countryheld Johhny Cash niet alleen een ontzagwekkend songimperium na, hij was vooral een artiest die genres oversteeg en generatie na generatie met elkaar verzoende. Desondanks schikte hij zich zijn hele loopbaan lang het best in de rol van underdog.

'They will fly me like an angel to a place where I can rest', het is slechts één van de handvol beklijvende epitafen die Johnny Cash kort voor zijn dood liet optekenen. Het is afkomstig uit het met dochter Rosanne gezongen 'September when it Comes' en is terug te vinden op de bijwijlen bloedstollende compilatiebox Unearthed (2003).
Cash kreunde al enkele jaren onder een erg instabiele gezondheid ten gevolge van het syndroom van Shy-Drager, een slopende Parkinsonvariant die de Amerikaan in de herfst van zijn leven vaker aan het ziekenhuisbed kluisterde dan hem lief was.
Uiteindelijk waren het de door diabetes veroorzaakte complicaties die Johnny Cash de das omdeden. De voorgaande jaren sukkelde hij ook al met een chronische longaandoening, die hem in '93 al bijna fataal werd.
Het is echter een publiek geheim dat de plotse dood van Cashs echtgenote June Carter in mei 2003 de laatste rechte lijn naar het oneindige aanzienlijk bekortte.
Terwijl het mythologiseren van vele van Cash's op jongere leeftijd gestorven muzikale collega's pas post mortem gecultiveerd werd, zat de Man in Black bij leven nooit om aandacht verlegen.
Zo draaide het mediacircus ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag nog op volle toeren. Geen enkele muzikant - genreverwant of niet - liet de kans onbenut om de ontzagwekkende carrière van de levende legende te loven of de hemel in te prijzen. Merle Haggard, George Jones, Kris Kristofferson, Paul McCartney, Keith Richards, Tom Waits, Leonard Cohen, Tom Petty, Elvis Costello, Steve Earle, U2, Metallica, Nick Cave en talloze anderen. Geef toe, het is een indrukwekkend rijtje!
Naast de mythe is er natuurlijk nog het muzikale testament van Johnny Cash, dat tot het einde der dagen gekoesterd zal worden als een onuitputtelijke inspiratiebron voor eenieder die zich van ver of dichtbij met muziek onledig houdt.
Cijfers zeggen lang niet alles, maar in het geval van Cash zijn ze ronduit verpletterend: méér dan vijftig miljoen verkochte platen (waarvan er in totaal zo'n tachtig op zijn naam staan), een catalogus van vijftienhonderd songs verspreid over dik vijfhonderd albums, elf Grammy's en talloze andere onderscheidingen.
Cash is samen met Elvis Presley trouwens de enige artiest die zowel voor rock als country werd opgenomen in de in de Sates vermaarde Music Hall of Fame. Het is immers zo klaar als een klontje dat de invloed van Cash zich niet beperkte tot de grenzen van de country.
Lang voor de Sex Pistols de eerste noot van Never Mind the Bollocks op papier zetten, liep er in Nashville immers al een rechtschapen punker rond die later ook nog eens de kiemen van de gangsta rap zou leggen.
Sun-label
Johnny Cash krijgt de muzikale microbe met de paplepel ingegeven door zijn moeder, die op haar beurt inspiratie zocht in een gospelboek, Heavenly Highway Hymns, waar ze vervolgens naar hartelust uit voordroeg. Cash zelf zou de gospelsongs ettelijke decennia later afstoffen op My Mother's Hymns Book (2003).

Aan de randen van de Mississippi maakt Johnny kennis met de troosteloze armoede en het harde labeur op de cottonfields Cashs genadeloze jeugdjaren zijn een uiterst vruchtbare voedingsbodem voor een bijzonder florissante songschrijverscarrière. Later zou de kniediep in integriteit badende outlaw dozijnen songs wijden aan de verpauperde levensstandaard van het kansloze zuiden.
Eenmaal Cash zijn legerdienst in Duitsland heeft vervuld, staat niets hem in de weg om zijn muzikale aspiraties waar te maken. Goed één jaar na Elvis Presley heeft ook hij immers een contract te pakken bij het vermaarde label Sun van Sam Phillips. Ook Cashs partners in crime Carl Perkins, Jerry Lee Lewis en Charlie Rich zijn gehuisvest bij Sun en met hen worden de hoekstenen gelegd voor wat begin jaren zestig uit de grond zou rijzen aan rock-'n-roll.
Cash - inmiddels in de echt verbonden met Vivian Leberto - zweert van meet af aan trouw bij het op dat moment vernieuwende boom-chicka-boom-ritme. Met zijn lage, asgrijze baritonstem en dan al cynische teksten spreekt hij tot de verbeelding van de Amerikaanse rootscultuur. Gitarist Luther Perkins en bassist Marshall Grant fungeren als Cash's onafscheidelijke en rotsvaste sidekicks.

'Hey Porter', de eerste single, klopt schuchter aan de poorten van het succes. Met hits als de moordballade 'Folsom Prison Blues' ('I shot a man in Reno just to watch him die'), 'Cry Cry Cry' en het vijftig jaar na datum nog steeds onvermurwbare 'I Walk the Line' verschaft Cash zich onder voorbehoud toegang tot de Galerij der Groten. Het nemen van die hoge vlucht staat voor de jonge countrygod echter pal tegenover de steeds troebeler wordende relatie met Sam Phillips.
In 1957 maakt Cash van zwart z'n definitieve handelsmerk door in de gerenommeerde Grand Ole Opry in Nashville volledig in die kleur op te treden. 'The Man in Black' is geboren, dit in schril contrast tot de andere, in allerlei opzichtige kleuren gehulde countryzangers. Johnny Cash and His Hot and Blue Guitar is de allereerste solo-lp die Sun op de markt brengt, maar daarna gaan de wegen van Cash en Sun onherroepelijk uit elkaar.
Het is immers lang geen geheim meer dat Cash zich wil toespitsen op een gospelplaat en Phillips de lokroep van z'n leerling halsstarrig bleef negeren. Hoewel er later nog ettelijke Sun-lp's van Cash in roulatie komen, is het vooral Columbia dat in het begin van de jaren zestig kan pochen met een artiest die de rockabillyhitsingles in ijltempo aan elkaar rijgt.

Terwijl Cash inmiddels wel de respectievelijke carrières van Jerry Lee Lewis en Roy Orbison op de rails zette (later bezorgde hij ook al Bob Dylan z'n eerste majordeal), begint z'n onberispelijke status als gevolg van het moordende tourschema de eerste barsten te vertonen.
Wilde geruchten over excessief drugsgebruik en een stormachtig huwelijk steken de kop op en ook met de platenverkoop gaat het bergaf. Net in die turbulente periode scoort Cash echter wel zijn allergrootste hit ooit, 'Ring of Fire', geschreven door Merle Kilgore én June Carter, lid van de beroemde Carter Family, een onmisbare schakel in de diepgewortelde codex van de traditionele Amerikaanse muziek.
Naargelang de jaren zestig vorderen gaat het met de geestelijke toestand van Cash - die intussen weer van New York naar Nashville is verhuisd en in Waylon Jennings de gedroomde nachtbraker vindt - van kwaad naar erger.
Dieptepunt uit zijn carrière wordt zijn verwijdering uit de Grand Ole Opry, waarvan hij prompt de lichtinstallatie aan diggelen trapt. Cash is nu helemaal losgeslagen: hij overleeft ternauwernood een auto-ongeval. In 1965 wordt hij in El Paso gepakt wegens speedbezit en tot overmaat van ramp loopt zijn huwelijk met Leberto, met wie hij vier kinderen heeft - op de klippen.
In de jaren tachtig is Cash opnieuw op ontwennen aangewezen, al verzinkt die verslaving in het niets met de decadente esbattementen uit de jaren zestig. Dat Cash finaal niet in de voetsporen treedt van de al even roekeloos levende en tragisch gestorven Hank Williams, heeft hij te danken aan June Carter, nota bene de meter van Williams' zoon, met wie hij in 1967 in het huwelijksbootje stapt en de monsterhit 'Jackson' scoort.
Carter bekeert haar echtgenoot prompt tot het Christendom en paradoxaal genoeg doet de hand van God wonderen in de spirituele rehabilitatie van Cash.

Cashs jarenlang engagement voor de aan lager wal geraakte drop-outs komt pas écht in de schijnwerpers te staan als hij hen effectief gaat opzoeken en entertainen in de gevangenissen van Folsom Prison en San Quentin. At Folsom Prison (1968) wordt samen met het één jaar later ingeblikte At San Quentin immers één van de meest beklijvende en markante liveregistraties uit de muziekgeschiedenis.
Beide gevangenisplaten verkopen meer dan een kwart miljoen exemplaren en hiermee steekt Cash zelfs de op dat moment ongenaakbaar gewaande Beatles naar de kroon. Optreden in de zwaarst bewaakte gevangenis van Californië (Folsom Prison) is allesbehalve een sinecure, maar Cash acteert die avond met zoveel flegma - niet gespeend van de hem zo typerende gitzwarte humor - dat de tweeduizend inmates hem prompt als één van hen beschouwen.
Toepasselijke songs als 'The Wall' ('There's a lot of strange men in cell block ten / But the strangest of them all / Was a friend of mine who spent his time staring at the wall'), 'I Got Stripes' ('I Got Stripes / Stripes Around My Shoulders / I Got Chains / Chains Around My Feet') en het venijnige 'Cocaine Blues' laten niets aan de verbeelding over en bezorgen Cash de gratie waar de bajesklanten levenslang vruchteloos naar hengelen.
De San-Quentinpassage levert vervolgens het hilarische 'A Boy Named Sue' en het op luid gejuich onthaalde titelnummer ('San Quentin, I hate every inch of you ./ May you rot and burn in hell') op. Decennia later zou wijlen Boudewijn Buch beide gevangenissen bezoeken voor zijn programma De Wereld Van.
God's touch
De Bijbel is intussen Cashs eeuwige steun en toeverlaat geworden ('I wear the black for the poor and beaten down, living in the hopeless hungry side of town / I wear the black for those who never read or listened to the words that Jesus said').
Toch staan gospelplaten als The Holy Land (1968), Man in Black (1971) en Believe in Him (1987) nu niet meteen bekend als 's mans artistieke hoogtepunten, zoals Infidels, Slow Train Coming en Saved dat evenmin zijn voor dat andere icoon, Bob Dylan.
Met Dylan is Cash tevens te horen op 'Girl from the North Country', het openingsnummer van Nashville Skyline uit 1971. Hét hoogtepunt van Cashs geloofsbelijdenis wordt echter het door hemzelf geproduceerde en gefinancierde filmproject Gospel Road (1973). In de prent - handelend over het leven van Jezus Christus - zien we Cash symbolisch op een Israëlische bergtop terwijl hij er zijn liefde voor God declameert.

Begin jaren zeventig maakt Cash op ABC tevens furore met de legendarische Johnny Cash Show. Als talkshow host ontvangt hij ('Hello, I'm Johnny Cash! ') de Groten der Aarde, met wie hij vanzelfsprekend ook duetten aangaat: Bob Dylan, Louis Armstrong, Ray Charles, Neil Young, Roy Orbison, Kenny Rogers, Merle Haggard, Linda Ronstadt, Joni Mitchell en vele anderen.
Na afloop mag de veelzijdige countryster zelfs op audiëntie bij president Richard Nixon. Cash steekt z'n patriottistische gevoelens overigens nooit onder stoelen of banken, al laat hij de écht conservatieve idealen liever over aan zijn collega's.
Vervolgens duurt het tot het in 1979 uitgebrachte Silver vooraleer Cash nog eens muzikale gensters slaat. Halverwege de jaren tachtig boekt Cash aan de zijde van collega-outlaws als Willie Nelson, Waylon Jennings en Kris Kristofferson commercieel succes als The Highwaymen.
In Europa blijven de drie platen van dit superkwartet echter zo goed als onbekend. Met legende Willie Nelson zou Cash eind jaren negentig wel nog schitteren op het live-album VH1 Storytellers.

Muzikaal gezien worden de jaren tachtig weinig opzienbarend voor Cash en niets lijkt erop te wijzen dat de glorie weer zal opdoemen. Tot U2 Cash in 1993 een helpende hand reikt en hem een gastbijdrage op Zooropa ('The Wanderer') offreert.
Uiteindelijk is het echter de gelauwerde producer Rick Rubin die zich als ultieme reddingsboei opwerpt. Samen sluiten ze een lucratieve deal voor een reeks (vier in totaal) American Recordings, waarvoor Cash glorieus in de huid kruipt van artiesten als The Beatles ('In My Life'), U2 ('One'), Tom Petty ('I Won't Back Down'), Depeche Mode ('Personal Jesus'), Nick Cave ('The Mercy Seat'), Soundgarden ('Rusty Cage') en Bonnie 'Prince' Billie (het beklemmende 'I See a Darkness').
Cash bewijst nogmaals dat hij een meester is in het interpreteren en vertolken van andermans songs, ditmaal in een erg minimalistisch en sober jasje. Ook eigen klassiekers worden nieuw leven ingeblazen - arrangementen beperken zich slechts tot gitaar en piano, maar het gloriemoment van een decennium American Recordings is ontegensprekelijk het griezelig mooie 'Hurt' van Nine Inch Nails.
Dan hebben we nog met geen woord gerept over de bijhorende, tranentrekkende videoclip (Mark Romanek), die een aandoenlijk zieke Cash ('Everyone I know goes away in the end') een Grammy opleverde en ook de adem van ondergetekende ei zo na deed stokken. Bij alternatieve muziekadepten krijgt Cash voortaan een prominente plek in de platenkast, bij de C van Cave en Cohen, net zoals hij de voorgaande decennia ook de harten van miljoenen anderen veroverde.

Het laatste wapenfeit van Johnny Cash wordt de peperdure, vijfdelige compilatiebox Unearthed, goed vier jaar na het ook al indrukwekkende en vrij overzichtelijk verzameldrieluik Love, God, Murder, recentelijk aangevuld met Life.
Rubin wilde deze oorspronkelijk in de pijplijn houden tegen 2004, maar Cash besliste daar drastisch anders over door op 12 september 2003 rond de tafel te gaan zitten met Magere Hein. Het moge Hem goed gaan op zijn laatste pelgrimstocht!
'I'm not a great man, I don't claim to be / But when I meet my maker and he questions me / I won't hang my head, I will stand proud and strong / And say: I was a singer of songs'.

woensdag 30 augustus 2023

Hans van Deventer

Door liefhebbers van het kleinkunstgenre wordt Hans van Deventer als een van de groten van het genre in de jaren zestig gezien. Toch zal zijn naam bij veel mensen tot opgetrokken wenkbrauwen leiden; nooit van die man gehoord. Door een combinatie van factoren, zowel persoonlijke als externe, wist van Deventer zijn talent slechts in geringe mate over het voetlicht te brengen. Verbitterd en teleurgesteld trok hij zich terug, om zich van de muziekwereld af te keren. Hoe is het allemaal zo ver gekomen?

Hans van Deventer is in 1934 in Helmond geboren. Zijn vader werkte bij de spoorwegen, en het gezin moest daardoor vaak verhuizen. Hij woonde het langst in Den Haag, Rotterdam en Delft. Al op jonge leeftijd had Hans interesse in muziek, en bespeelde hij diverse instrumenten. Van zijn 16e tot zijn 25e jaar speelde hij schuiftrombone in de Rotterdamse Green River Jazz Band en de Gateway City Jazz Band. Toch werd de gitaar zijn belangrijke instrument. In 1959 hielp een tandarts hem van een klein spraakgebrek af, maar hij raadde Hans aan om de trombone in het vervolg met rust te laten. Hans van Deventer ging toen in Rotterdam klassiek gitaar studeren bij Koos Suyker.

Inmiddels had hij, als groot bewonderaar van Georges Brassens, behoorlijk wat liedjes geschreven. Toen hij het eerste plaatje van Jaap Fischer hoorde, vroeg hij een auditie aan bij diens platenlabel, de Studenten Grammofoonplaten Industrie. In oktober 1961 ging Hans van Deventer met zijn loodzware bandrecorder naar een studentenflat aan de Klikspaanweg te Leiden. Hij liet zijn werk horen aan de directeur en oprichter van de SGI, Luc Wijdeveld. Die was meteen enorm enthousiast en maakte ogenblikkelijk een afspraak voor een proefopname in de studio van Bovema in Heemstede. Die maand nog nam Hans van Deventer in totaal zes nummers op voor een ep en een single. Op de ep verschenen vier nummers: Spes patriae, Het feest, het retourtje en Het gebed. Dit laatstgenoemde lied schreef Hans toen zijn vriendinnetje naar Canada emigreerde en korte tijd later daar trouwde. Begin januari 1962 kwam de ep uit, maar men vergat om Van Deventer er één te bezorgen. Van Luc Wijdeveld mocht hij toen diens exemplaar een weekend lenen.

Drie maanden later kwam Hans stomtoevallig zijn tweede plaatje, de single Bombazijn (het eerste liedje dat hij schreef) tegen in de Rotterdamse Bijenkorf. Ook die was men vergeten om hem toe te sturen. De twee plaatjes verkochten redelijk, waardoor Hans van Deventer een jaar later weer zes liedjes mocht opnemen. De ep Delirium tremens en de single Dromenland, die hiervan het gevolg waren, verkochten echter erg slecht. Bovema besloot hem nog één kans te geven. De ep die vervolgens in 1964 verscheen bevatte sterke nummers: Petruschka, Stamboom, Als je wou en een heropname van Bombazijn, omdat van Deventer niet tevreden was over de eerdere versie. De reacties op deze plaat waren bijna allemaal positief. Het leek er nu toch echt op dat voor Hans van Deventer de goede tijden waren aangebroken. De Nederlandse radio en televisie lieten het echter volledig afweten. De ep met vijf ‘hansons’ die een jaar later weer verscheen, was opnieuw van een uitstekend gehalte. Vooral onze zuiderburen toonden grote belangstelling voor Hans van Deventer. De Belgen moesten zijn platen echter in Nederland gaan kopen, want de importeur was niet geïnteresseerd.

In die dagen was Hans vaak lang bezig met het beantwoorden van brieven van fans. Optreden deed hij zelden: hij kreeg door een gebrek aan zelfvertrouwen steeds meer last van plankenkoorts. Mede daardoor had hij slechts een klein publiek. Teleurgesteld en ontmoedigd besloot hij zijn muzikaal testament te maken. In 1967 verscheen de lp Jeugdgodinnen, een bloemlezing van zijn beste liedjes. Alles op deze langspeler werd door Hans van Deventer zelf verzorgd: de teksten, de muziek, en de arrangementen. Het dubbel opnemen in de geluidsstudio maakte het voor hem mogelijk zowel de gitaarbegeleiding als de solo’s in te spelen. Bevriende amateurmusici, zoals Suzan van den Hoek (hobo en Engelse hoorn) en Kees Nederveen (spijkerpiano, klarinet en piccolo), vulden hem aan. De plaat verkocht vrij goed, maar na drie maanden was hij uit alle winkels verdwenen, en een herpersing is nooit verschenen.

KoR van der Goten, op dat moment – 1968 – de belangrijkste chansonnier van België (maar ondertussen zelf al lang in de vergetelheid geraakt), was behoorlijk aangedaan door het feit dat Hans van Deventer een punt zette achter zijn muzikale carrière. Van der Goten noemde hem de onbetwiste grootmeester van het chanson, wiens grammofoonplaten hij geen week zou kunnen missen. “Ik begrijp hem… bijna”, zei KoR, “en om dat ‘bijna’ zal ik verder doen”.

Hans van Deventer ging Nederlands studeren en les geven aan het Hugo Grotius te Delft. Zijn teleurstelling trachtte hij te verdrijven met drank. Rond 1980 scheidde hij van zijn vrouw Lijnie en trok zich steeds verder terug uit het sociale leven, en werd meer en meer een soort kluizenaar. Zijn zoon Fulco is ook actief in de muziek: hij zingt en speelt gitaar, tres en tiple in Septeto Trio Los Dos, van wie in 2007 de cd Somos Hermanos verscheen. Bij de cd-presentatie was Hans aanwezig. Fulco heeft de gitaar waar zijn vader zijn liederen op componeerde van hem gekregen. Als hij thuis speelt, dan is dat altijd op die gitaar.

zondag 20 augustus 2023

Jim Reeves

James Travis Reeves is geboren in de plaats Galloway in Texas op 20 augustus 1923, als jongste in een gezin met 9 kinderen, helaas overleed zijn vader toen hij 1 jaar was.
Hij had al op jonge leeftijd een grote liefde voor muziek, maar begon hij een carrière als honkballer die in 1947 vroegtijdig eindigde door een blessure aan zijn enkel.
Kort daarna trouwde hij met Mary White, zij was een lerares en hij werd discjockey bij een country muziek radiostation, KGRI in Henderson, Texas.
In 1952 ging Jim werken voor radiostation KWKH in Sheveport, Louisiana, waar hij was aangenomen om de gastheer te zijn in de Louisiana Hayride Show.
Met zijn voeten stevig gegrondvest in de country muziek, duurde het nog maar kort voordat zijn loopbaan begon te groeien.
In 1953 nam hij zijn eerste succesplaat, Mexican Joe, op die een nummer één notering kreeg.
In 1955 tekende hij een contract met RCA en werd lid van de Grand Ole Opry.
Tegen het einde van de jaren 50 kwam de Rock-’n-Roll op en verschoof Reeves onder invloed van Chet Atkins zijn stijl van de pure country wat in die richting.
Jim Reeves was met Patsy Cline één van de eersten die de Nashville-sound brachten en ook was hij een van de eersten die met ‘close talking’ microfoontechniek werkte, iets wat zijn stem extra goed deed uitkomen.
zijn alias was “Gentleman Jim” en hij werd de Amerikaanse countryzanger die bekend werd door zijn warme fluwelen stem.
Hierover had hij met de opnametechnicus van RCA een zo hooglopende ruzie dat hij tussen 1962 en begin 1964 geen opnames meer maakte.
Jim Reeves werd de meest populaire zanger in zuid Afrika, populairder dan bijvoorbeeld Elvis Presley of Cliff Richard.
In 1962 stonden er zelfs 13 platen tegelijk in de top 20 van Zuid-Afrika, dat hadden Elvis Presley en Cliff Richard nog niet gepresteerd.
Toen in 1960 Jim Reeves met zijn wereldhit “He’ll have to go” in vele landen in de wereld doorbrak, kwam hij meteen hoog op de Zuid-Afrikaanse hitparade terecht en van het nummer werden dan ook maar liefst wereldwijd 3.000.000 exemplaren verkocht.
In 1961 kwamen zijn platen zoals “Losing your love”, “You’re the only good thing”, “In a mansion stands my love”, “Little Ole You” hoog op de Zuid-Afrikaanse hitlijsten terecht.
Ook bracht hij de volgende succesvolle hits in Zuid-Afrika zoals “Partners“, “Danny Boy“en “I’m gonna change everything”.
Dit nummer, “I’m gonna change everything”, is de stoffige plaat van de week bij radio de BOM, in dit nummer zingt Jim Reeves over dat hij alles gaat veranderen om de herinneringen aan zijn liefje uit te wissen.
Hij haalt de foto’s van de muur, steekt de gordijnen in de brand en gooit zijn verjaardagscadeaus weg, niets maag meer aan haar herinneren, de party is over.
Het einde van Jim Reeves kwam heel onverwachts, zijn vliegtuig kwam op weg naar huis in Nashville op 31 juli 1964 in een zware storm terecht.
Beide inzittenden, Reeves als piloot en een vriend, Dean Manuel, kwamen om het leven.

maandag 31 juli 2023

The Eagles

De groep Thr Eagles ontstond in het begin van de jaren zeventig in Los Angeles, eerst als begeleidingsband van Linda Ronstadt, maar al snel sloegen ze hun eigen vleugels uit. Hun vroegste muziek was een mengeling van country en bluegrass, vermengd met de harmonieën van de Californische surfmuziek. Hierdoor ontstonden gevoelige nummers over relaties, auto's en een zwervend leven. De pioniers van dit nieuwe genre waren begenadigde singer-songwriters als Jackson Browne, J.D. Souther en Warren Zevon en bands als Buffalo Springfield en Poco. Uit de subcultuur in en om Sunset Boulevard en The Valley in Los Angeles die rond deze componisten ontstond, distilleerden de Eagles een eigen geluid dat synoniem werd met de term Californische countryrock. Op latere albums van de groep werd de bluegrassmuziek meer en meer afgezworen en ging men over naar een meer recht-toe-recht-aan rock-geluid.

Geen van de vier oprichters was geboren in Californië. Gitarist/toetsenist Glenn Frey ontvluchtte de koude winters en de beklemmende muziekscene van zijn geboortestad Detroit en introduceerde een Rhythm-and-blues-geluid. Drummer Don Henley was bijna afgestudeerd in Engelse literatuur.

Gitarist/mandolinist/banjospeler Bernie Leadon had een passie voor country en bluegrass die een sterke invloed had op het vroege geluid van de band. Bassist Randy Meisner was een liefhebber van auto's en fietsen en verkeerde eigenlijk liever bij zijn familie dan dat hij zijn tijd besteedde aan het bespelen van een basgitaar in een rockband.

De band werd geformeerd in 1971 toen John Boylan - toen manager van Linda Ronstadt - Frey, Leadon, and Meisner losweekte van hun bezigheden. Ze misten nog een drummer totdat Frey Henley belde die hij had ontmoet in The Troubadour in Los Angeles. Twee maanden lang vormde Eagles de band achter Ronstadt, maar na afloop van deze tournee besloten de mannen een eigen groep te vormen.

Er volgden nog wat personeelswisselingen : Bernie Leadon zorgde ervoor dat Don Felder bij de groep kwam vanaf "On the Border". Daarna stapte hij op. Randy Meisner werd vervangen door Tim Schmidt van Poco, en Joe Walsh kwam erbij vanaf "Hotel California".

The Eagles hebben in ieder geval héééél goed geluisterd naar Jethro Tull en "We used to know" uit hun fantastische "Stand Up" album. De melodie én de akkoorden progressie zijn praktisch identiek  met "Hotel Californie". Zo erg zelfs dat Ian Anderson er publiek voor uit kwam dat hij hier ergens wel wat royalties voor verdiende van de heren Felder, Frey & Henley.

donderdag 13 juli 2023

Bob Dylan

Bob Dylan brengt op 13 juli 1973 het album Pat Garrett & Billy The Kid uit. Het is de soundtrack van de gelijknamige film waarin Bob Dylan de rol van Alias speelt. Kris Kristofferson is te zien als Billy The Kid. James Coburn is Pat Garrett en Rita Coolidge speelt Maria. De regie is in handen van Sam Peckinpah. Knockin’ On Heaven’s Door, afkomstig van dit album, wordt op 8 augustus 1973 uitgebracht. Knockin’ On Heaven’s Door heeft Bob Dylan in februari 1973 opgenomen in Nashville. Hij wordt begeleid door Terry Paul, Roger McGuinn van The Byrds, Jim Keltner en Carl Fortina. Knockin’ On Heaven’s Door wordt door de meest uiteenlopende artiesten opgenomen. Er zijn uitvoeringen van Eric Clapton, Booker T. Jones, Nina Hagen, Jerry Garcia, Randy Crawford, Danny & Dusty, The Sisters Of Mercy, Herman Brood, The Jody Singers en Guns ’N Roses.

zondag 25 juni 2023

Popfestivals, hippies en anarchie in de vorige eeuw

Het fenomeen Popfestival is inmiddels ingeburgerd. Jaarlijks heb je een kleine honderd popfestivals alleen al in Nederland, wereldwijd is dat bijna niet meer na te gaan. Het fenomeen is in de jaren 60 van de vorige eeuw in Amerika ontstaan. Het eerste grote meerdaagse Popfestival was het Californische Monterey Pop dat in juni 1967 plaats vond.

In de jaren erna worden overal in Amerika festivals georganiseerd waarvan Woodstock in 1969 de meest legendarische is. Er is een groot verschil in de Popfestivals toen en nu. Popfestivals van nu zijn veelal ‘een paar dagen er tussenuit’.

Popfestivals in de jaren 60 in America hadden veel meer met een ‘lifestyle’ te maken. De Popfestivals waren een direct uitvloeisel van de Flower Power beweging en hippie cultuur uit San Francisco, waar ze de zogenaamde love-inns organiseerden. De hippies trokken als nomaden van festival naar festival.

Liedjes als ‘All you need is love’ en ‘If you’re going to San Francisco’ stammen uit die tijd. De teksten van deze songs geven goed weer hoe de sfeer in die tijd op het festival terrein in het Kralingse Bos was. Zelfs de politie en bewakers werden ermee besmet zodat ze bezoekers die geen geld hadden gewoon binnen lieten. Het legendarische Woodstock werd een giga ‘love inn’ Er werden 20.000 mensen verwacht en er kwamen er 400.000. ‘Kassa’ zou je nu denken, de meeste mensen kwamen echter onbetaald binnen, waardoor het festival financieel failliet ging. Vanwege de uitmuntende sfeer en de goed gedocumenteerde film, is het over de wereld bekend als een historisch fenomeen.
De bands die langs deze popfestivals trokken waren bovendien de beste uit die tijd.
Onderling contact tussen de bezoekers is er nauwelijks, iedereen doet ‘zijn eigen ding’

Dat was in 1970, in het jaar van het Holland Popfestival, heel anders. Onder de bezoekers van het festival bestond een groot gemeenschapsgevoel.

Fazanten, die zich terugtrokken in de uiterste hoekjes van het bos moeten op deze dag wel raar opgekeken hebben van al die ‘vreemde vogels’ die daar een gebrek aan territoriumdrift ten toon spreidden, ‘love en peace, vogel’ riepen ze elkaar toe, terwijl ze met twee vingers een V-teken maakte.

Hoeveel bezoekers er precies waren bij het Kralingse Popfestival blijft gissen. Er zijn 27.000 kaarten verkocht, maar je kon ook heel makkelijk zonder kaartje binnenkomen. De schattingen lopen van 60.000 bezoekers tot 130.000 bezoekers. Het juiste aantal weet niemand, maar het was vol in het bos, heel erg vol.

Het Holland Popfestival gaat in de volksmond door het leven als het ‘Kralingse Popfestival’ of Stamping Ground.

Het was in vele opzichten uniek; niet in de minste plaats vanwege de voortrekkersrol die het had op het vaste land van Europa, als het eerste popfestival in Nederland.

Daarnaast is het uniek omdat het een beeld geeft van de overgang van provo- naar hippiecultuur in Nederland in die tijd.

De jongerencultuur had sinds de Tweede Wereldoorlog diverse stromingen meegemaakt. Eind jaren vijftig begon dit in Amerika al met de beatgenaration. Eigenlijk was dit een avant gardistische culturele stroming van literaire ‘drop outs’, die er experimenteerden met literaire vormen onder invloed van drugs. Zij keerden zich tegen de gevestigde orde en de kleinburgelijkheid. Hun boeken werden door jongeren over de hele wereld gelezen.

In Amerika was de volgende stroming die van de hippies en de flowerpower.
Kenmerkend voor deze groep was dat zij eigenlijk de maatschappij de rug toekeerden, hippies waren a-politiek en leefden als een soort nomaden die hier en daar nederzettingen vestigden, waar zij hun onbespoten groenten teelden en de liefde en de drugs met elkaar deelden. Zij leefden in een magische sprookjesachtige wereld met een hoog ‘New Age’ gehalte.

De oosterse goeroe Maharishi werd met open armen ontvangen en de boeken van Carlos Castenada, met name “lessen van Don Juan”, werden verslonden omdat spirituele ervaringen onder invloed van LSD en andere drugs daarin verheerlijkt werden.

In Nederland zat er tussen de beatgeneratie en de hippiecultuur nog de provo’s en kaboutercultuur. De provo’s waren juist zeer politiek betrokken. De provo’s waren veel assertiever dan de hippies later en brachten misstanden aan het licht door ludieke acties te organiseren. Tussen een Happening van de provo’s en een kunstperformance is zeker een link te trekken. Het verschil zit in de context waaruit de actoren komen. Bij de Happening is het de context van de politiek bewuste activist die op een creatieve manier aandacht vraagt en bij de performance is er de context van de kunstwereld. Beide gebruiken beeldende middelen om een publiek te manipuleren tot betrokkenheid. De activist zal daarbij meer gebruik maken van een retoriek die aansluit bij maatschappelijk relevante items. Terwijl de kunstenaar zich meer op de esthetiek van zijn performance zal richten. Alhoewel zeker in die tijd esthetiek zelfs voor de kunst bijna een vies woord was.

Maar ook in de acties van Provo kan je een zekere esthetiek niet ontkennen. Bijvoorbeeld de ‘witte’ plannen.

Met wit als de kleur van de onschuld en als actiekleur worden er allerlei ludieke acties uitgedacht.
De ‘witte filosofie’ voor afschaffing van werk, de ‘witte grachten’, de ‘witte schoorstenen’ voor schone lucht, het ‘witte kinderplan’ voor gratis crèches en tegen het gezinsdenken, het ‘witte slachtofferplan’ waarbij de veroorzaker van een fataal ongeluk het slachtoffer met witte verf moest omlijnen op het wegdek, het ‘witte wijvenplan’ voor kosteloze medische zorg voor vrouwen, het ‘witte kippenplan’ tegen het harde optreden van de politie (blauwe kippen), het bekende ‘witte fietsenplan’ en de ‘witkarren’. Tegelijkertijd schrijft het provolid Roel van Duyn een gedegen handboek voor provo’s, treffend getiteld Het witte gevaar. Zo verspreidt Provo vlak voor het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg in 1966 ‘witte geruchten’, o.a. dat ze suikerklontjes met LSD aan de politiepaarden zouden gaan voeren.

Je kan niet zeggen dat er een wisselwerking was tussen kunst en Provo. Je kan wel beweren dat deze acties net als kunstwerken met verbeelding. Veelvuldig werd gebruikt gemaakt van leuzen op de muren en pamfletten waarmee het straatbeeld werd versierd. De muren vertellen verhalen van een tijd, de grotten van Lascaue, de activisten in de jaren zestig en graffitiekunstenaars nu.

Het beeld van de Provo was een driehoek met een appel erin en een stip op de appel. De appel stond voor Amsterdam de stip voor het Spui, waar het Lieverdje stond. Bij het Lieverdje begonnen veel acties of Happenings. Robbert Jan Grootveld de anti-rookmagiër hield er dadaïstische Happenings tegen het roken. Dat hij zelf shag en marihuana rookte daar maakte niemand zich druk over. Het teken van de hippie was het vredeteken, waar de provo ook gebruik van maakte.

In de geschiedschrijving omtrent Provo lijkt het hoofdzakelijk een Amsterdamse aangelegenheid, maar ook Rotterdam had twee vergelijkbare actiegroepen;
‘De Nieuwe Generatie’ en ‘Desperado’. Amsterdam had de antie-rookmagiër Robbert Jan Grootveld maar Rotterdam had de anti-verkeersmagiër Tom Jaspers, die ludieke acties verzon tegen de vervuilende auto. Amsterdam had het Lieverdje als centrale actieplek, Rotterdam de Beertjes op de Lijnbaan, waar lunchworst werd uitgedeeld als verwijzing naar de toenmalige minister Luns. De werkelijke geboorte van het gedachtegoed van zowel ‘Provo’, Desperado’ en ‘De Nieuwe Generatie’ vond plaats in Rotterdam Noord, Wilgenstraat 22.
Wim de Lobel, hoofdredacteur van de Vrije; een anarchistisch blad, woonde daar. Hij bracht de verschillende activisten de anarchistische beginselen bij. Roel van Duin kwam daar al over de vloer toen hij nog in Den Haag op het lyceum zat. Dat het anarchisme dat de jaren zestig kleur gaf begon in Rotterdam staat niet in de grote Provo naslagwerken.
De kritiek op de consumptiemaatschappij die provo’s en hippies deelden en de anarchistische tendens, kon je in de kunst overal terugvinden.

Conceptuele stromingen als de Pop-art, maakten van de consumptiemaatschappij een onderwerp. De Italiaanse kunstenaar Manzoni liep in die tijd in Rotterdam rond, zijn ingeblikte ‘shit’ van de kunstenaar, kan je zien als een reflectie op de consumptiemaatschappij. Daarbij speelde natuurlijk, naast de maatschappelijke relevantie, de intrinsieke vraag aan de kunst als consumptieartikel een rol; ‘wat is kunst en waaraan ontleent ze haar waarde’. Wat dat betreft stelde de kunst deze vraag al veel eerder dan de politiek.

Kunst zou je per definitie anarchistisch kunnen noemen, tenminste als ze niet valt voor de verleidingen van haar verkoopbaarheid. Zowel performance als conceptuele kunst, vallen binnen de categorie van onverkoopbaarheid. In die tijd moest je echter niet tegen een kunstenaar zeggen dat De provobeweging heeft met haar ludieke happenings beelden ontwikkeld die van grote invloed waren op de Nederlandse hippiecultuur. Aangezien het hippiedom nomadisch van aard was, hield zij zich niet aan stadsgrenzen en zag je de verworvenheden ook op het popfestival.

Eigenlijk kan je zeggen dat 1970 een overgangsperiode was van de roerige jaren zestig met de verschillende anarchistisch provocatieve groepen, naar de wat rustigere jaren zeventig waar met name een meer anarchistisch pacifisme de boventoon voerde. In deze jaren leefden jongeren hun in de jaren 60 verworven idealen uit; ‘love, peace and freedom’. Ze waren het strijden moe en keerden de maatschappij de rug toe om in een eigen Utopia te leven.

Veel van de songteksten van de diverse bands uit die tijd hadden deze thema’s. Maar niet alleen de songteksten bezongen de liefde, vrede en vrijheid, ook de acties benadrukten deze onderwerpen.
Een mooi voorbeeld is de actie van John Lennon en Yoko Ono in 1969 in het Hilton in Amsterdam.

Waar de Fluxus kunstenares en haar musicerende geliefde een week in bed bleven en vanuit hun bed journalisten en andere bezoekers ontvingen.zijn werk politiek was. Kunst en politiek waren verschillende dingen volgens de kunstenaars.

donderdag 15 juni 2023

Rockin' Billy

"Hou Je Echt Nog Van Mij, Rocking Billy?" Van Ria Valk was na "Kom Van Dat Dak Af" en "Ramona" de derde Nederlandse rocker of wat daarvoor moest doorgaan. In ieder geval swingde het al een heel pak meer dan zijn voorbeeld.

Inderdaad, Rocking Billy emigreerde niet alleen van Nederland naar Amerika, hij was voordien ook al vanuit Zweden naar Nederland afgereisd.

De tekst is min of meer bewaard gebleven, het is alleen het arrangement dat een aardig tandje bijsteekt, want het Zweeds origineel bleef duidelijk steken in de boerenpolka. Geschreven door Stig Anderson, de latere manager van ABBA (de showwereld is klein ginder) en alsof ze het er speciaal voor gedaan hebben stikt het weer van de Skandinavische klinkers in de titel.

Ria Valk (Eindhoven, 11 februari 1941) is een Nederlandse zangeres, voormalig televisie-presentatrice en actrice.
In mei 1959 werd ze met haar uitvoering van Tutti Frutti tweede achter winnaar Pim Maas bij een Elvis-imitatiewedstrijd. Het betrof hier de verkiezing van de Nederlandse Elvis Presley, in Cinema Royal. Ria verscheen in een zwart-oranje gestreepte lange broek, met laarzen en een cowboyhoed voor het voetlicht. De zaal joelde heftig, want iedereen vond dat meisjes met Elvis-verkiezingen niets te maken hadden.

In haar beginjaren legde ze zich toe op de rock-’n-roll en scoorde ze in 1960 de hit “Hou je echt nog van mij Rockin’ Billy”, wat haar definitieve doorbraak betekende. Daarop volgden succesvolle nummers als Ik wil een cowboy als man, Als ik de golven aan het strand zie en Tommy uit Tennessee. Samen met Rob de Nijs, Trea Dobbs, Marijke Merckens en Kitty Courbois acteerde en zong Ria Valk in de TV-show “TV-magazine”, waarin ze naast humoristische liedjes ook redelijk wat serieus materiaal te zingen kreeg van Harrie Geelen en Hans Peters. Een aantal nummers uit het programma zijn vastgelegd op de LP TV Magazine 1965 op het DECCA-label, één van de eerste populaire LP’s die behalve in mono ook in stereo verscheen.

Later legde Ria zich voornamelijk toe op het komische genre met onder andere veel carnavalshits zoals “Janus pak me nog een keer”, “We hebben de feestneus van Toon gevonden”, “Vrijgezellenflat”, “De liefde van de man gaat door de maag”, “Leo” en “Jans Pommerans”.

Eind jaren ’80 speelde ze een rol in de VARA TV-serie “Zeg ‘ns AAA” en scoorde nog een aantal bescheiden feesthits.

donderdag 25 mei 2023

Dorsale deuntjes

Muziek kan tot tranen toe roeren, en een paar tonen van een liedje zijn genoeg om gevoelens en herinneringen op te roepen van decennia terug. Hoe is dat mogelijk?

Een muziekwetenschapper uit Californië denkt het antwoord te hebben, en hoopt met zijn kennis Alzheimer-patiënten te helpen.

Er is nauwelijks een mens te vinden die niet gevoelig is voor de effecten van muziek. Wetenschappers doen er steeds meer onderzoek naar, en ze weten een breed publiek te bereiken met hun bevindingen. Daniel Levitin had in 2007 een verkoopsucces met het boek ‘This is your brain on music’, en de bekende neuroloog Oliver Sacks deed het een jaar later minstens zo goed met ‘Musicophilia’.

In het boek van Sacks komt de bijzondere relatie tussen muziek en geheugen duidelijk naar voren. Een mooi voorbeeld is zijn patiënt Clive Wearing, een muzikant die door een herseninfectie werkelijk niets meer kon onthouden. Na een aantal seconden al was hij vergeten wat er daarvoor was gebeurd. Toch kon hij nog de meest ingewikkelde muziekstukken spelen, ook al hield hij bij hoog en laag vol ze niet te kennen.

Een andere patiënt van Sacks voelde als gevolg van een hersenbeschadiging geen enkele emotie meer. Zijn gedrag en communicatie was gespeend van elk gevoel. Maar als hij begon te zingen, deed hij dat met alle gevoel en emotie die bij de muziek paste. Muziek was de enige toegang die hij nog had tot zijn emoties.



Precious memories
Bijna iedereen kent deze verbinding tussen muziek, geheugen en emoties uit eigen ervaring. Een paar tonen van een liedje kunnen genoeg zijn om lang vergeten ervaringen tot in detail te herbeleven. Een hete zomerdag uit je kindertijd of de eerste dans met je eerste geliefde kunnen door muziek weer in al hun intensiteit naar boven komen.

Hoe is het mogelijk dat muziek zulke intense herinneringen en emoties kan oproepen? De Californische muziekonderzoeker Petr Janata denkt dit te hebben uitgedokterd en beschreef zijn bevindingen in Cerebral Cortex.

Janata liet een aantal van zijn studenten fragmenten uit dertig liedjes horen terwijl hun hersenactiviteit werd gemeten met behulp van fMRI-scanner. Deze hersenscanner kijkt waar het bloed in het brein naar toestroomt en geeft zo een beeld van waar de meeste activiteit is. Om er zeker van te zijn dat de muziek een associatie zou kunnen oproepen met het verleden van de studenten, koos Janata liedjes uit de top-100 uit jaren waarin de proefpersonen tussen de acht en achttien jaar oud waren.

Na elk liedje gaven de studenten aan wat ze van de muziek vonden, en of het een speciale herinnering opriep. Na de hele sessie moesten ze vertellen welke liedjes de meest intense herinneringen opriepen, en wat voor herinneringen dat waren.

Dorsale deuntjes
De studenten herkenden gemiddeld zeventien van de dertig liedjes, en associeerden dertien daarvan met herinneringen. De deuntjes die de sterkste meest emotionele reacties opriepen bij de studenten, riepen tevens de meest opvallende herinneringen op. En op die momenten was er de meeste activiteit in het dorsale deel van de mediale prefrontale cortex. Oftewel: een stukje hersenschors aan de voorkant van het hoofd.

Dit resultaat is een bevestiging van onderzoek dat Janata eerder heeft gedaan. Hij had toen een ‘kaart’ gemaakt van een aantal muziekstukken, waarop de ontwikkeling van een muziekstuk was uitgeschreven: van akkoord tot akkoord, van frase tot frase en van melodie tot melodie. Als proefpersonen naar deze muziekstukken luisterden, dan bleek uit hun hersenscan dat ze deze ontwikkelingen in de muziek bijhielden in hetzelfde gebied in de hersenschors. Ook riep dit allerlei herinneringen op.

‘Het mooie is dat de delen van de hersenen die de ontwikkelingen in de muziek bijhouden, dezelfde delen zijn die reageren op hoezeer de muziek is verbonden met herinneringen’, zegt Janata.

Muziektherapie
Dat kan goed nieuws zijn voor mensen met Alzheimer. Die reageren namelijk nog heel goed op muziek die verbonden is met hun herinneringen. Muziektherapie lijkt daarom een reële mogelijkheid. Een mp3-speler met een persoonlijke selectie van liedjes zou kwaliteit van leven van Alzheimer-patiënten op een goedkope en effectieve manier kunnen verbeteren.

Dus kijk niet raar op als Alzheimer-patiënten binnenkort gelukzalig voor zich uit zitten te mijmeren met een koptelefoon op. Ze zijn dan de mooiste episodes uit hun leven aan het herbeleven.

woensdag 10 mei 2023

Arthur Alexander

Arthur Alexander (10 mei 1940 – 9 juni 1993) is bekend van diverse hits, die gecoverd zijn door onder meer The Beatles en The Rolling Stones.

Arthur Alexander tekende bij Muscle Shoals als zanger, toen een betrekkelijk nieuw label. Bij dit label scoorde hij zijn eerste hits, die ook meteen de eerste hits van het label waren.

Het eerste succes werd geboekt met "You Better Move On", dat gecoverd werd door The Rolling Stones. Daarna volgden "Anna" (The Beatles), "Soldier of Love" (The Beatles opnieuw) en "Set Me Free" (gecoverd door Esther Philips en Joe Tex). Hieruit bleek wel dat hij goed was in het arrangeren van muziek, net als in het schrijven van songteksten.

Alexander switchte naar een ander label, maar het succes bleef weg. In 1975 scoorde hij nog een bescheiden hitje met "Everyday I Have To Cry". Daarna werkte hij vooral als buschauffeur. In 1993 besloot Alexander zijn muzikale aspiraties nieuw leven in te blazen. Hij tekende bij een nieuw label en begon weer met optreden. Maar het was hem niet gegund: hij overleed een maand na het tekenen van het contract aan een hartaanval.

zaterdag 22 april 2023

Nine Hundred Miles from Home

1. Five hundred miles

"500 Miles" (ook bekend als "500 Miles Away from Home" of "Railroaders 'Lament') is een folksong  die vooral polpulair was  in de Verenigde Staten en Europa in de jaren 1960 gedurende de zgn.  folk revival.

De eenvoudige repetitieve tekst is een klaagzang van een reiziger die ver van huis is, geen geld meer heeft en te beschaamd is om terug te keren. Het lied wordt over het algemeen gecrediteerd als zijnde geschreven door Hedy West, terwijl sommige bronnen ook Bobby Bare, Curly Williams, en / of John Phillips als co-writers aangeven.

Hedy West zegt dat ze het lied leerde als kind van haar grootmoeder van vaderskant Lillie Mulkey West.

Maar het gaat veel verder terug : "500 Miles" gerelateerd aan een oudere folksong, "900 Miles", die zelf kan zijn oorsprong vindt in een zuidelijke Amerikaanse fiddle tune genaamd "Reuben's Train '.

Hedy West was een zanger en banjo-speler uit een Noord-Carolina folkies  familie. Waarschijnlijk heeft ze een oudere folktune wat meer opgeknapt en toegankeliker gemaakt, hier en daar de tekst aangepast om zo een meer populaire versie te maken en de credits. Hedy West overleed op 3 juli 2005, 67 jaar oud.

"500 Miles" is West “grootste hit” De eerste release van het nummer lijkt te zijn geweest op de 1961 titelloze debuut van de Journeymen. In de hiparade verscheen het lied in 1963 met Bobby Bare. Het werd door talloze artiesten opgenomen, waaronder oa Peter, Paul & Mary, The Kingston Trio, The Brothers Four en vele anderen.

2. Wat is de oorsprong van deze song ?

Blijkbaar gaat dit lied veel verder terug dan de versie Hedy West.

De auteur van volksmuziek is meestal anoniem. Folk songs zijn gemaakt door een gemeenschap, doorgegeven van generatie op generatie, komt ergens tot rust en past zich aan aan de plaatselijke noden en gewoonten. Dit is de reden waarom Bob Dylan zelden zijn eigen nummers twee keer op dezelfde manier zingt. Natuurlijk is er een stramien maar het principe blijft.

3."900 Miles" wordt  "500 Miles".

Deze song is in oorsprong een “train song”. Een folk vorm waarin de folk muzikant het heeft over een aantal mijlen, treinritten, bestemmingen en een eenzame stoomfluit.

4. Nine Hundred Miles

In zijn huidige vorm is dit is een hillbilly blues. Woody Guthrie, de Okie balladeer en gitaar-picker, leerde het van een neger schoenpoetser in zijn woonplaats van Okema, Oklahoma.

De melodie dook op in vele vermommingen en kent variaties in het hele Zuiden.
In het tidewater land van Virginia noemen ze het de "Ruben Blues":

When old Reuben left home, he wasn't but nine days old,
When he come back he was a full grown man.
When he come back he was a full grown man.

They got old Reuben down and they took his watch and charm,
It was everything that poor boy had.
It was everything that poor boy had.

Bob Dylan’s “I was young when I left home” is een perfect voorbeeld van zo’n “verzamel” song. Gebaseerd voornamelijk op Guthries versie.

Verder naar het Westen, zingen de sharecroppers  :

I got my chickens in my sack and the hounds are on my track.
But I'll make it to my shanty 'fore day,
And I'll keep my skillet good and greasy all the time.

In Kentucky en Tennessee vertellen ze het verhaal van de trein die in de omgeving van een kolenmijn reed waar gevangenen dwangarbeid verrichtten.

The longest train that I ever seen,
Run around Joe Brown's coal mine,
The engine past (sic) at six o'clock,
And the last car passed by at nine.

Vandaag is de oudste directe uitloper van deze song de opname van Fiddlin’ John Carson als  “I’m nine hundred miles from home” (1924).

5. “R(e)uben's Train”

Ol Reuben made a train & he put it on a track
He ran it to the Lord knows where
Oh me, oh my ran it to the Lord knows where

Should been in town when Reuben's train went down
You could hear that whistle blow 100 miles
Oh me, oh my you could hear the whistle blow 100 miles

Last night I lay in jail had no money to go my bail
Lord how it sleeted & it snowed
Oh me, oh my Lord how it sleeted & it snowed

I've been to the East, I've been to the West
I'm going where the chilly winds don't blow
Oh me, oh my I'm going where the chilly winds don't blow

Oh the train that I ride is 100 coaches long
You can hear the whistle blow 100 miles
Oh me, oh my you can hear the whistle blow 100 miles

I got myself a blade, laid Reuben in the shade,
I'm startin' me a graveyard of my own.
Oh, me, oh lordy my, startin' me a graveyard of my own.

Deze song is de directe voorloper van “900 Miles” en wordt in de Appalaches gespeeld op clawhammer banjo.

De oudste opgenomen versie is deze van Emry Arthur

6. Train 45"

Dit is een andere klassieke  "Train Song" op basis van hetzelfde gevoel. Tal van bluegrass spelers - o.a. Bill Monroe en de Stanley Brothers – hebben het gespeeld. Carter Stanley (Ruby Rakes) beweert de tekst te hebben geschreven, maar nogmaals, niemand kan echt worden aangeduid als de auteur.

Ik voeg de versie van "Grayson & Whitter" en "The New Lost City Ramblers" toe.

6. "In the Pines"

Misschien is dit de oervorm van de zuidelijke ballade voor het zwarte meisje (dark girl).

Overal waar deze melodie opdook gaat het over melancholie, een verlangen naar verre oorden in de richting van dingen die verloren en onherstelbaar zijn. In "Nine Hundred Miles" is dit thema uitgegroeid tot de meest beklijvende van alle spoorweg bluessongs.

Net als tal van andere volksliederen werd  "Where Did You Sleep Last Night" doorgegeven van de ene generatieaan de andere, van mond tot mond.

De eerste gedrukte versie van het lied  door Cecil Sharp, verscheen in 1917, en bestond uit slechts vier lijnen en een melodie. De lijnen zijn:

Black girl, black girl, don't lie to me
Where did you stay last night?
I stayed in the pines where the sun never shines
And shivered when the cold wind blows


In 1925 werd een versie van het lied opgenomen op fonograaf cilinder door een folk verzamelaar.

Dit was het eerste opgenomen spoor van een oude traditie. Deze variant van "The Longest Train"  heeft een strofe over "De langste trein die ik ooit zag".

Waarschijnlijk is deze strofe een eigen leven gaan leiden. In verschillende “folksongs” of “negrsongs” komt dit thema nu terug.

Muziek historicus Norm Cohen zegt in zijn boek "Long Steel Rail: The Railroad in American Folksong” ( 1981) volkslied," the song came to consist of three frequent elements: a chorus about "in the pines", a stanza about "the longest train" and a stanza about a decapitation, though not all elements are present in all versions. “

De song werd opgepikt door verschillende hillbilly bands.

De persoon die “in the pines” gaat of onthoofd is beschreven als een man, een vrouw, een puber, een vrouw, een echtgenoot of een ouder. De “Pines” (de dennen) staan symbool voor de  seksualiteit, dood of eenzaamheid. De trein staat als symbool voor de doder van een geliefde, of als het verlaten van zijn geliefde.

In andere varianten wordt een confrontatie beschreven. De persoon die wordt op de proef gesteld is altijd een vrouw, nooit een man.

De Kossoy Sisters folk-versie vraagt: "Little girl, little girl, where'd you stay last night? Not even your mother knows." Het antwoord op de volgende vraag "Where did you get that dress, and those shoes that are so fine?" is "from a man in the mines, who sleeps in the pines." Het thema is duidelijk. Een vrouw wordt betrapt op iets wat ze niet hoorde te doen.
Een variante is deze van Ora Ellison in Lookout Mountain Georgia. Hier gaat het om de verkrachting van een jonge meid uit Georgia die “in the pines” vlucht uit schaamte. Haar verkrachter, een jonge soldaat wordt onthoofd door de trein.

Mrs. Ellison denkt dat deze song is ontstaan kort na de burgeroorlog.
De oudste versie van deze gaat terug naar de Peg Leg Howell blues "Rolling Mill Blues".

Andere bekende versies zijn: Leadbelly, Doc Watson, The Louvin Brothers ...

Het lied werd vreemd genoeg ook opgenomen door The Journeymen onder de titel: "Black Girl", dat brengt ons terug naar waar we begonnen, en sluit de cirkel.

1924 - Fiddlin John Carson - I'm Nine Hundred Miles from Home
1929 - Grayson & Whitter - - Train 45
1929 - Peg Leg Howell - Rolling Mill Blues
1930 - Emry Arthur - Reuben Oh Reuben
1935 - Leadbelly - Where Did You Sleep Last Night
1945 - Woody Guthrie - 900 Miles (BBC Recording Children's hour)
1953 - Cisco Houston & Woody Guthrie - 900 Miles
1953 - Red Smiley - 900 Miles
1959 - The New Lost City Ramblers - Train 45
1961 - Barbara Dane - Nine Hundred Miles
1961 - The Journeymen - 500 Miles
1961 - The Journeymen - Black Girl
1962 - Bob Dylan - I Was Young When I Left Home (Home recording)
1962 - Kingston Trio - 500 Miles
1962 - Lonnie Donegan - 500 Miles Away From Home
1962 - Mac Wiseman - In the Pines
1962 - Peter, Paul and Mary - 500 Miles
1963 - Bobby Bare - Five Hundred Miles
1963 - Dock Boggs - Ruben's Train
1963 - Hedy West - 500 Miles

maandag 13 februari 2023

De Kwintencirkel volgens Chat GPT

De Kwintencirkel is een diagram dat de relaties tussen de 12 noten in de Westerse muziek weergeeft. 
Het wordt de "cirkel" genoemd omdat het op circulaire wijze is gerangschikt, en "vijfde toon" omdat het de relaties tussen elke noot en de vijfde noot (7 halve tonen of half-tonen) hoger in toonhoogte weergeeft. 
Beginnend met de noot C en verdergaand met de klok mee, is elke noot vijf tonen hoger dan de vorige. Bijvoorbeeld, als u met de klok mee van C naar G gaat, zult u D, A, E, B tegenkomen, enzovoort. 
Als u dit patroon blijft volgen, komt u uiteindelijk terug bij C. 
De Kwintencirkel wordt in de muziektheorie gebruikt om sleuteltekens en de relaties tussen hen te begrijpen. 
Elke noot in de cirkel kan een toniek (of grondtoon) zijn van zijn eigen sleutel, en het aantal kruizen of mollen in het sleutelteken neemt toe als u met de klok mee om de cirkel beweegt. 
Bijvoorbeeld, C Major heeft geen kruisen of mollen, G Major heeft één kruis, D Major heeft twee kruisen, enzovoort. In tegengestelde richting, door tegen de klok in te bewegen, neemt het aantal mollen in het sleutelteken toe. 
Naast sleuteltekens kan de Kwintencirkel ook worden gebruikt om de relaties tussen akkoordverloop te bepalen en bij het overdragen van muziek van de ene sleutel naar de andere. 

Het is een nuttig hulpmiddel voor muzikanten en componisten om de relaties tussen noten en sleutels te begrijpen en kan helpen bij de creatie en analyse van muziek.

zaterdag 11 februari 2023

Quintette du Hot Club de France



Dit is een vroege opname van Django Reinhardt uit september 1934, de naam "Quintette du Hot Club de France" werd voor de overigens toen niet uitgegeven plaat niet gebruikt, die kwam pas bij de derde opname, "Dinah" in december van dat jaar. De groep nam "I Saw Stars" en "Confessin'" op onder de naam "Delaunay's Jazz" (Charles Delaunay was een van de oprichters van de Hot Club de France). Op uitnodiging van Django zong Bert Marshall een in Parijs wonende Amerikaan beide nummers, de musici waren: Django Reinhardt, sologitaar; Stephane Grappelly, viool; Joseph Reinhardt en Roger Chaput, ritmegitaar en Louis Vola, bas. Voor de opnamesessie in december was Marshall (gelukkig) niet uitgenodigd en werd behalve "Dinah" ook "Tiger Rag" op de plaat gezet.

zaterdag 4 februari 2023

Motown (deel 2)


In het midden van de jaren vijftig gebruikte men de term 'rhythm and blues' voor zwarte muziek. Om de blanke markt te bereiken, huurde men blanke artiesten in om covers te maken van de originele nummers. Als 'popmuziek' verkocht dit beter dan het oorspronkelijke liedje, dat alleen onder zwarten werd gedistribueerd. Zo werd Elvis Presley beroemd met covers als 'Hound Dog' en 'Shake, Rattle and Roll'; Pat Boone 'coverde' enkele R&B-musici, waaronder Fats Domino. De uitdaging voor Gordy was om blanke kopers te trekken voor zijn platen en dat betekende dat hij zich moest losmaken van de R&B-markt. Gordy stichtte Motown met achthonderd dollar die hij van de beleggingsclub van zijn familie had gekregen. Hij kocht een huis op West Grand Boulevard. Hij woonde boven en werkte beneden. Gordy gaf het huis een wit verfje en zette er tweedehands opname-apparatuur in. 'Ik wilde dat de artiest de deur inkwam als onbekende en de deur uitging als een ster', vertelde Gordy. Hij liet met grote blauwe letters 'Hitsville U.S.A.' op het huis schilderen.

Al had Gordy geen magische formule voor hits, in korte tijd ontstond een eigen geluid. Onder invloed van Afrikaans-Amerikaanse muziek - jazz, gospel, blues, R&B, doo-wop - ontwikkelden Motown-artiesten een beukende beat op de achtergrond, een aanstekelijke ritme dat de tieners liet swingen op de dansvloer. Uiteindelijk werd een groep van jazzmusici Motowns huisband, de Funk Brothers. Hun eigen manier van spel op de bas, piano, drums en saxofoon, begeleid door meeklappende handen en tamboerijnen, werd karakteristiek voor de 'Motown Sound.'

Motowns stal van producers en schrijvers schreef vaardig teksten bij deze mix; onschuldige teksten over jonge liefdes - het verlangen, de verheerlijking, het verlies en het terugwinnen. Het team van Hitsville, fabriceerden hit na hit. The Temptations zongen over 'sunshine on a cloudy day' en 'a girl's smile so bright she could have been a candle.' The Supremes zagen een minnaar 'walk down the street, knowing another lover you'd meet.'

Spontaniteit en creatieve gekkigheid waren de regel bij Motown. Hitsville, 24 uur per dag open, werd een vaste ontmoetingsplaats voor de artiesten. Als een groep tijdens een opnamesessie wat meer achtergrondzang nodig had of meer tamboerijnen, stond er altijd iemand klaar. Niets ging te ver.

De integratie ritme met symfonische strijkjes was een andere techniek die Motown gebruikte om naar de pop over te stappen. Toen Gordy voor het eerst strijkers van het Detroit Symphony Orchestra inhuurde, stribbelden ze tegen op verzoeken om de arrangementen te spelen. 'Dit kan niet, dit is nooit eerder gedaan', riepen ze. 'Maar dat is wat ik mooi vind, dat wil ik horen', hield Gordy vol.' Sommige musici stapten op, 'Maar toen we hits scoorden met strijkinstrumenten, vonden ze het prachtig.'

Motown was meer dan een opnamestudio, het was ook een muziekuitgever, een talentenjager, een platenfabrikant en zelfs een school. Sommige artiesten noemden het 'Motown U', de universiteit van Motown. Terwijl de ene groep in de studio opnam, deed een andere groep aan stemtraining. Terwijl de choreograaf the Temptations een aantal nieuwe stappen leerde, hamerden arrangeurs en muziekschrijvers er een melodie uit op de vleugel.

In 1962 propten vijfendertig enthousiaste musici zich in een lawaaierig oud busje voor Motowns eerste tournee, een slopend schema van dertig optredens heen en weer langs de Oostkust.
Enkele shows waren in het Zuiden, waar veel van deze jonge mensen voor het eerst aan den lijve rassenscheiding meemaakten: in restaurants werden ze niet geholpen of moesten ze via de achterdeur naar binnen. Na een concert in Birmingham, Alabama, werd de bus beschoten. In Florida sprongen de mensen uit het zwembad van het motel toen de Motown-groep erin dook. Zo nu en dan, als ze speelden voor een publiek dat voor het eerst geïntegreerd was, of als zwarte en blanke tieners in de gangpaden dansten, hielp de muziek de raciale scheiding te overbruggen.

Platen winkels weigerden een album met zwarte Amerikanen op de hoes in de bakken te zetten. Vandaar dat een brievenbus en niet the Marvelettes te zien zijn op de cover van hun Please Mr. Postman-elpee.

Drie zwarte tienermeisjes uit een woningbouwproject in Detroit doorbraken alle rassenscheidingen. Mary Wilson, Diana Ross en Florence Ballard deden al in 1960 auditie bij Gordy, maar hij wees ze de deur omdat ze nog op school zaten. Vanaf toen kwamen de meisjes elke dag langs in de studio, waar ze altijd bereid waren mee te zingen en te klappen. Een paar maanden later tekenden ze een contract en noemden ze zichzelf te Supremes.

De daaropvolgende jaren namen ze allerlei liedjes op, zonder veel succes. Toen zetten song writers Holland-Dozier-Holland een energiek ritme en een koortje van 'baby, baby' onder een eentonig, klaaglijk liedje, en ze noemden het 'Where Did Our Love Go'. De plaat schoot naar de top van de hitlijsten en was de eerste van vijf nummer één hits in 1964 en '65.

De meisjes bleven nog een jaar gewoon in de projects wonen, maar verder veranderde hun leven compleet. Een zomertoernee met Dick Clark en een optreden in de Ed Sullivan Show werden gevolgd door televisiespots, concerten in nachtclubs, internationale tournees en publiciteit in alle media. Al snel wisselden ze hun zelfgemaakte jurken in voor glamoureuze, met lovertjes bestikte gewaden, en de tourbus voor een verlengde limousine.

De gladde sound van the Supremes maakte de weg vrij voor andere Motown-artiesten. Motown bleef aan de top van de hitparades, gelijk opgaand met de Beatles, de Rolling Stones en de Beach Boys. In het midden van de jaren zestig verkocht Motown meer 45-toerenplaten dan enige andere maatschappij.

Rond 1968 had Motown alle verwachtingen overtroffen en de groei ging maar door. Dat jaar zette de onderneming een nieuw hoofdkwartier neer van tien verdiepingen, aan de rand van de binnenstad van Detroit. Vier jaar later volgde Motowns eerste film, Lady Sings the Blues, met Diana Ross in de hoofdrol. Gordy wilde meer doen in de filmindustrie en verhuisde het bedrijf naar Los Angeles. De verhuizing naar Los Angeles was het begin van het einde van Motowns gouden tijd. Er veranderde veel. Zangers verlieten hun groep voor een solocarrière. De huisgroep en het team van jonge producers verdwenen. Veel inmiddels beroemde artiesten werden weggekocht door andere maatschappijen en klaagden dat Motown hen had bedrogen. Rechtszaken volgden. Steeds doken verhalen op over Motowns banden met de maffia.

In 1988 verkocht de oprichter Motowns platendivisie voor 61 miljoen dollar aan MCA Records, die het in 1994 weer doorverkocht aan Polygram Records voor 300 miljoen.
In Detroit kunnen fans de sfeer van het vroegere Motown nog proeven. Het blauw-witte Hitsville-huis is nu een museum, gesticht door Gordy’s zus. Een oud mengpaneel, een snoepautomaat ,de studio, de bladmuziek voor 'Stop! In the Name of Love' staat nog op de Steinway, microfoons bungelen aan het plafond en muziekstandaards staan opgesteld, de harmonika van Stevie Wonder, Michael Jacksons handschoen met namaakdiamanten, toneelkleding, gouden en platina platen en talloze foto's.

Hoewel de buurt van Hitsville niet meer je dat is, trekt het museum een constante stroom bezoekers, mensen die eens wilden zien waar de Motown-sterren vandaan kwamen. 

woensdag 18 januari 2023

Dark Side Of The Moon

Op 18 januari 1973 wordt door Pink Floyd in de Abbey Road Studio in Londen de laatste hand gelegd aan Dark Side Of The Moon. 

Op 17 februari 1972 speelt Pink Floyd in het Rainbow Theater in Londen een nieuw nummer dat zij Eclipse hebben genoemd. Later zal de uiteindelijke titel veranderen in The Dark Side Of The Moon. Opmerkelijk, want in de studio zijn nog geen opnamen gemaakt. Wel verschijnt er 6 weken na het concert een bootleg, waarvan er 100.000 worden verkocht. De echte opnamen voor het album beginnen pas op 1 juni 1972 in de Abbey Road Studio in Londen. Als geluidstechnicus treedt Alan Parsons op, die al ervaring heeft opgedaan bij The Beatles albums Abbey Road en Let It Be. Alan Parsons en Pink Floyd werken veelvuldig met geluidseffecten zoals in de nummers Money en Time. Om verschillende stemmen op het album te krijgen verzint Roger Waters een twintigtal vragen, die hij aan iedereen die in de Abbey Road langs komt, voorlegt. De antwoorden worden opgenomen en de meest originele antwoorden komen op het album terecht. De stemmen van Paul en Linda McCartney worden niet gebruikt, maar wel die van Wings gitarist Henry McCulloch. Vragen zijn bv: "Ben je bang om dood te gaan" en "Wat betekent de zin The Dark Side Of The Moon voor je?" Pink Floyd wil de uitdrukking Dark Side Of The Moon eerst niet gebruiken als titel voor het album, omdat de groep Medicine Head in 1972 een album met dezelfde titel heeft uitgebracht. Het album van Medicine Head is echter nauwelijks verkocht, en uiteindelijk durft Pink Floyd het wel aan om hun album Dark Side Of The Moon te noemen. 

Het album wordt wereldwijd een succes en bereikt de 4e plaats in Nederland, de 2e in Engeland en de 1e plaats in de VS. Dark Side Of The Moon is vooral ook een tijdloos album. In Engeland staat de LP ruim 5 jaar in de album lijst. In de VS haalt het album een absoluut record. Daar staat Dark Side Of The Moon 591 weken onafgebroken in de Billboard Album lijst en in totaal staat het album 741 weken (ruim 14 jaar in de Billboard lijst). Wereldwijd worden er ruim 35 miljoen albums van verkocht (2012).

dinsdag 10 januari 2023

Muziek als geneesmiddel

Muziek als geneesmiddel, dat klinkt velen vast goed in de oren. Door het gebruik van bepaalde muziek zou je onder andere je gemoedstoestand kunnen beïnvloeden. Dat zeggen drie Amerikaanse psychologen in hun boek 'Your playlist can change your life'.

"Muziek heeft de wonderlijke kracht om je stemming te bepalen. Zo word ik altijd rustig als ik luister naar het lied dat mijn oma altijd zong", zegt Galina Mindlin. De professor psychiatrie en oprichter van Brain Music Therapy schreef het boek samen met neurowetenschappers Don DuRousseau en Joseph Cardillo.

Volgens Mindlin kan een afspeellijst met nummers die een goed gevoel geven stress en angsten verminderen, het concentratievermogen verbeteren en zelfs pijn verlichten. "Zo kan iemand fungeren als zijn eigen arts en zichzelf muziek 'voorschrijven'."

Zo zou het rustige ritme van John Lennons 'Imagine' lichaam en geest ontspannen en het swingende ritme (27 slagen per minuut volgens de onderzoekers) van Frank Sinatra's 'New York New York' minder angstig maken.

Mensen moeten volgens de onderzoekers uitvinden welk gevoel bepaalde muziek hun geeft en zelf afspeellijsten samenstellen voor verschillende situaties. Bijvoorbeeld om te motiveren op het werk of te ontspannen na een drukke dag.

Wel benadrukt Mindlin dat de lijst moet worden bijgehouden. "De muziek moet meegroeien met je leven. Als je bijvoorbeeld een zware of stressvolle tijd doormaakt, kan je behoefte hebben aan andere liedjes dan wanneer je heel vrolijk bent."

Geduld is wel vereist bij deze 'muziektherapie'. "Het is geen snelle oplossing zoals antidepressiva. Het kost de meeste mensen tijd om een op maat gemaakte afspeellijst samen te stellen. Voor sommigen is het een proces, anderen weten meteen welke muziek voor hen het beste werkt."