dinsdag 30 januari 2018

Masters of War

Bob Dylan "leende" de melodie van “Masters of War” van de traditional “Fair Nottamun Town”.
Origineel werd deze song opgenomen door Jean Ritchie in 1954 op 10” Kentucky Mountain Songs (als Nottamun Town) in 1954 op het Elektra label.

Jean was de jongste van 14 kinderen in een Schots-Iers gezin in de Appalachen dat een paar jaar voor haar geboorte songcollector Cecil Sharp op bezoek kreeg. Die noteerde toen de versie van haar oudere zus Una (de vierde in rij) en van haar nicht Sabrina.
Jean heeft de rechten op die Ritchie Family songschat veelal binnen de familie weten te houden en heeft de (soms vette) royalties altijd aangewend voor goede doelen in Kentucky. Ze is zelf door Alan Lomax opgenomen en schreef verder ook The L&N Don’t Stop Here Anymore.

Bob Dylan haalde de melodie voor zijn Masters Of War bij een oude Engelse songs die hij in ’62 in Engeland (waarschijnlijk) van Bert Jansch had geleerd.
Die had Fair Nottamun Town toen nog niet zelf opgenomen en kende het op zijn beurt van Davy Graham die de song van Jean Ritchie had geleerd.

Haar muziekuitgeverij heeft nog vergeefs geprobeerd Dylan aan te klagen voor oneigenlijk gebruik van de melodie, maar die kon succesvol aanvoeren dat zijn variant met totaal nieuwe woorden een geheel andere song had opgeleverd.
Over de oorsprong van “Fair Nottamun Town” weten ze zelfs in Nottingham niets te vertellen, maar zelfs als ze dat konden dan zou de magie ervan weg zijn.

Bronnen lopen uiteen van de Engelse Burgeroorlog (1642-51) tot zelfs de Middeleeuwse Pestepidemieën.

vrijdag 26 januari 2018

Stephane Grappelli

Op 1 december 1997 overlijdt in een ziekenhuis in Parijs de violist Stephane Grappelli. Stephane Grappelli wordt op 26 Januari 1908 In Parijs geboren als zoon van een Italiaanse filosofieleraar. Op zijn dertiende krijgt hij van zijn vader een viool. Grappelli leert zichzelf zowel viool als piano spelen. Op zijn vijftiende werkt hij al als pianobegeleider van stomme films, en doe als autodidactisch violist en pianist toelatingsexamen voor het Parijse conservatorium waar hij van 1924 tot en met 1928 studeert. In 1934 ontmoet hij de gitarist Django Reinhardt in een nachtclub in Montparnasse. Samen vormen ze de zigeunerjazz-formatie Le quintette Du Hot Club De France, samen met Django's broer Joseph Reinhardt en Roger Caput op gitaar, en Louis Vola op contrabas. Door de tweedeWereld Oorlog valt het quintet uit elkaar. In 1946 komt de groep muzikanten weer bij elkaar, maar het zou het succes van voor de oorlog niet meer halen. Grappelli speelt vervolgens samen met vele grootheden uit de jazz zoals Barney Kessel, Oscar Peterson, Mcoy Tyner en Duke Ellington, maar ook met de violisten Jean-Luc Ponty en Yehudi Menuhin, zanger Paul Simon en mandolinespeler David Grisman. Stephane Grappelli is 89 jaar geworden.

donderdag 25 januari 2018

Gitaarsnaren

Bij het opzetten van een nieuwe set snaren is het raadzaam om de snaren een voor een te vervangen, dit om de spanning op de hals te behouden. Dit is om eventueel kromtrekken van de hals te vermijden. Iets wat in de praktijk niet zo snel zal gebeuren maar in dit geval is voorkomen beter dan genezen. Bij het op spanning draaien van nieuwe snaren is het raadzaam het gezicht niet te kort bij de gitaar te houden, als een snaar breekt zou deze in het gezicht kunnen springen.

Na het opzetten van nieuwe snaren zal de eerste dagen regelmatig gestemd moeten worden, dit komt door de 'rek' die nog in de nieuwe snaren zit. Zorg ervoor bij het uitpakken van de nieuwe snaren dat er geen knik in komt, een knik verzwakt de snaar wat tot een snellere breuk kan leiden. Nylon snaren zijn aan het uiteinde niet van een bolletje voorzien, ze moeten dus met een knoop aan de kam bevestigd worden. De bassnaren hebben aan een uiteinde vaak een nylon lus, deze lus moet altijd aan de kam bevestigd worden. Dit is om het knopen van de bassnaren te vergemakkelijken omdat deze nogal stug zijn. Zorg ervoor dat het losse eind dat ontstaat na het knopen van de snaar niet te lang is omdat dit een hinderlijk geluid kan gaan veroorzaken als het in contact komt met het bovenblad.

Het bevestigen van de snaren aan de mechanieken moet zodanig gebeuren dat de gladde nylon snaar niet kan gaan slippen als deze op spanning wordt gedraaid. Dit is te voorkomen door de snaar na het insteken in het gat van boven naar beneden eenmaal omhoog te trekken en onder de snaar door te halen zodanig dat hij zichzelf vastklemt.

zaterdag 20 januari 2018

Swingstijl jaren dertig

De jaren dertig worden wel als de Swing-era aangeduid. Jazzmuziek was in die tijd behoorlijk populair. In danszalen traden jazzorkesten op. Vaak waren dit bigbands, orkesten van zo'n 15 musici. De stijl van deze muziek wordt gekenmerkt door een soepeler 'beat' dan de voorgaande jazzstijlen, zoals de New Orleans Jazz. Dit betekende onder meer dat in de ritmesectie de basis komt te liggen bij de bas en de drums, aangevuld met gitaar; de piano wordt aanvullend. Ultieme vorm is in dezen de ritmesectie-stijl die Count Basie in de tweede heeft van de jaren dertig ontwikkelde: bas, drums en gitaar spelen op elke tel van de 4/4 maat in een onnadrukkelijke, doorgaande beweging; de piano speelt hier en daar versieringen. De ritmesecties van de oude jazz waren daarentegen veel meer vanuit de piano gedacht; centraal was een ragtime spelende piano (eventueel met pompende, zg. 'stride' linkerhand), waarbij de bas, banjo en drums aanvullend waren. In de Swing-era is de ritmesectie meer een uitgebalanceerde eenheid. Later in de jazzgeschiedenis verandert het karakter van de ritmesectie weer en treedt meer differentiatie op. Van de Swing-stijl blijft echter de 'lopende bas' het langst over; deze is ook in de hedendaagse jazz nog vaak aanwezig.

Een tweede kenmerk van de swingstijl is het gebruik van melodisch en harmonisch materiaal. Veel wordt gebruik gemaakt van songs uit musicals; liedjes als I Got Rhythm, Lady be Good, Exactly Like You en Body and Soul zijn daarvan voorbeelden. In de derde plaats is typerend voor de swingstijl het gebruik van Riffs, ostinatogewijs veelvuldig herhaalde kleine motiefjes. Riffs worden niet alleen ingezet als backgrounds of in de doorwerking van een arrangement, maar ook als hoofdthema. Iedereen kent wel de bluesriff In The Mood. Andere voorbeelden van riff-thema's uit de swingtijd zijn: Ellington's C-Jam Blues; Goodman's Air Mail Special en Benny's Bugle; Young's Jumping With Symphony Sid. Riffs kwamen voor de jaren dertig al voor in de Boogie Woogie pianostijl. In feite is Boogie Woogie een combinatie van basriffs in de linkerhand en melodie/harmonieriffs in de rechterhand. Riffs worden als opzwepend gezien. Niet toevallig hadden in de Tweede Wereldoorlog de nazi's alle orkesten verboden riffs te spelen: te Amerikaans, te Zwart, te Joods; entartete Musik dus. Het spelen van een riff was in die tijd een daad van verzet.

Riffs zijn ook in de bebop-tijd, de jaren veertig, een rol blijven spel en. Denk aan Dizzy Gillespie's Salt Peanuts.

De swingstijl is niet alleen op zichzelf interessant, ze is ook voor de geschiedenis van de lichte muziek belangrijk. Na de jaren dertig tekenden zich twee ontwikkelingen af. Aan de ene kant ontstond in New York de bebop. Je kunt bebop zien als een rechtstreekse reactie op de muziek van de Swing-era. De beboppers gebruikten veelal dezelfde nummers als uitgangspunt, maar voegden daar harmonische vernieuwingen en complicaties aan toe. Melodisch wordt het eveneens geavanceerder, maar heel goed te plaatsen tegen de achtergrond van en als reactie op de swingstijl. Van Charlie Parker is bijvoorbeeld bekend dat hij veel studie van solo's van Lester Young had gemaakt. Van Dizzy Gillespie is bekend dat hij veel ontleen de aan swing-trompettist Roy Eldridge. Aan het pianospel van Thelonious Monk kun je horen dat hij in de stride-stijl en zelfs enigszins in de Ragtime wortelt.

Een andere ontwikkeling in de muziek van de jaren veertig, die eveneens direct met de Swing-era te maken heeft, maar los staat van de opkomst van de bebop, is de opkomst van de Jump- and Jive stijl. Ook hier weer dezelfde soort riffs als die uit de swingtijd. Specifiek voor de jump- and Jive stijl is een meer geprononceerd gespeeld ritme, wat grover dan de soepele swing-stijl; meer neiging naar nadruk op de backbeat (2 en 4 in 4/4 maat). Luider spelende blazers zoals tenorist Illinois Jacquet, die hierin toonaangevend is geweest. Voor een deel waren de musici in de Jump-stijl dezelfde als die welke men in de swingtijd naar voren zag komen. Het bekendste voorbeeld is vibrafonist Lionel Hampton die aanvankelijk naam maakte als side-man bij Benny Goodman, maar vooral in de jaren veertig en vijftig naar voren kwam en beroemd werd in de Jump-stijl.

Jump-stijl, gecombineerd met Boogie Woogie, leverde in het begin der jaren vijftig de Rhythm and Blues op, een onder zwarte Amerikanen toentertijd zeer populaire muziekvorm die weldra door blanken werd nageaapt onder de naam Rock 'n Roll. We komen daarmee op het terrein van de geschiedenis van Pop en Rock. Die laten we hier verder onbesproken omdat het ons om de swingstijl ging.

zaterdag 13 januari 2018

Folsom Prison

Om half tien 's morgens, op 13 januari 1968, geeft Johnny Cash in de gevangenis van Folsom, een stadje ten noorden van Sacramento in Californie een concert. Zijn publiek bestaat uit veroordeelde moordenaars, verkrachters en bankrovers. Het optreden in eetzaal twee wordt op de band vastgelegd. Deze live-registratie wordt uitgebracht op de LP Johnny Cash At Folsom Prison. De plaat komt op 15 juni 1968 binnen in de albumlijst van Billboard. Johnny Cash At Folsom Prison bereikt de dertiende plaats. Op 2 februari 2006 gaat Walk The Line in de Nederlandse bioscopen draaien. In deze film speelt Joaquin Phoenix de rol van Johnny Cash. Reese Witherspoon is te zien als zijn vrouw June Carter. Het optreden in de gevangenis van Folsom heeft een prominente rol in Walk The Line.Voor de film zijn geen opnamen gemaakt in deze gevangenis. De concert-scenes zijn opgenomen in Memphis in Tennessee.

vrijdag 12 januari 2018

The Knickerbockers

The Knickerbockers waren waarschijnlijk de groep die het dichtst de Beatles Sound benaderden in de US.

De band werd opgericht in 1962 in Bergenfield, New Jersey door de broers Beau Charles (gitaar & zang) en John Charles (bas & zang) (geboorte namen: Robert en John Carlos Cecchino respectievelijk) met wisselende personeel tot 1964, wanneer Buddy Randell (zang & sax) (geboorte naam: William Crandall) de groep vervoegde.
Buddy was eerder lid van het Rockin 'Saints en de Royal Teens. Deze laatste groep had een hit met “"Short Shorts" in 1958.

Zij noemden zich naar Knickerbocker Road, een straat die door hun woonplaats liep.
De klassieke line-up bestond uit Randell, de Charles broers en drummer Jimmy Walker.
Ze werden gespot door producer en singer-songwriter Jerry Fuller terwijl ze optraden aan de Universiteit Twist Palace in Albany, New York. Hij bracht de groep naar Los Angeles waar ze tekenden bij Challenge Records.

Het succes kwam met “Lies” in 1966. Enigszins ironisch kennen we het lied vandaag alleen nog als een soort Beatles – imitatie. Dit komt door de stem van Buddy Randell die erg veel op die van de jonge John Lennon lijkt.Naast die stem krijg je er nog de background vocals die erg veel aan Paul McCartney doen denken.

De follow-up van de smashhit  "Lies" was "One Track Mind", en het werd een nieuwe hit. Helaas kon  Challenge Records  niet omgaan met de distributie, en de single bereikte pas nummer 45.

Na die tweede (mindere) hit ging het bergaf.  De drummer ging weg om bij the Rightheous Brothers te spelen.  De Charles Broertjes gingen naar Motown en Buddy Randell ging demos opnemen voor Chalenge Records.

woensdag 10 januari 2018

Jim Croce

James Joseph (Jim) Croce (Zuid-Philadelphia, 10 januari 1943 – Natchitoches, 20 september 1973) was een Amerikaanse singer-songwriter. Hij brak door bij het grote publiek na zijn vroegtijdig overlijden. Jim Croce heeft zes studioalbums en elf singles uitgebracht. Jim Croce is vooral bekend geworden met melodieuze, gevoelige liedjes zoals I got a name en Time in a bottle.

Met zijn vrouw trad Jim Croce tot 1970 op, waarbij ze veel covers speelden, maar ook hun eigen nummers schreven. In 1968 verhuisden Jim en Ingrid naar New York om daar hun eerste album bij Capitol Records op te nemen. Na het opnemen hebben ze 2 jaar lang door de VS gereisd. Ze traden op in cafés en kleine clubs om hun album, Jim & Ingrid Croce, the promoten.

Nadat ze zich niet meer thuis voelden in New York en de muziekindustrie (later vertolkt in het nummer 'New York's Not My Home'), vertrokken ze naar het platteland van Pennsylvania. Jim nam hier een baan om de huur te kunnen betalen, terwijl hij liedjes bleef schrijven. Veel van zijn liedjes gaan over mensen die hij ontmoette, of gebeurtenissen die hij daar meemaakte. Jim heeft nog een serie andere baantjes gehad, in het leger en bij de radio, voordat hij succes zou krijgen.

In 1970 ontmoette Croce de pianist/gitarist Maury Muehleisen, via producer Joe Salviuolo die Croce nog kende van school. In het begin speelde Croce op de achtergrond met Muehleisen mee, maar in de loop der tijd wisselde dit. Maury Muehleisen speelde nu gitaar bij de folkmuziek van Croce.

In 1972 kon Croce een record deal krijgen bij ABC Records. Nog in hetzelfde jaar bracht hij daar twee LP's uit: "You Don't Mess Around With Jim" en "Life & Times".

De singles "You Don't Mess Around With Jim", "Operator (That's Not The Way It Feels)" en "Time In A Bottle" (wat geschreven was voor zijn nog niet geboren zoon, A. J. Croce) waren alle drie op de radio te horen. Met "Bad, Bad Leroy Brown" kwam Croce op #1 te staan in de Amerikaanse hitlijsten in juli 1973.

In 1973, toen hij eindelijk succes had, kwam Jim Croce (30 jaar) samen met Maury Muehleisen (24 jaar) om in een vliegtuigongeluk. Op 20 september 1973 stortte het vliegtuig met Croce, Muehleisen en 4 andere inzittenden neer, één dag voor zijn nieuwe single "I Got A Name" zou uitkomen. Croce had net een succesvol optreden in Natchitoches, Louisiana gehad, en was op weg naar Sherman, Texas voor zijn volgende optreden.

Volgens onderzoekers steeg het vliegtuig niet snel genoeg op, en raakte het de enige boom op de landingsbaan. Er zijn speculaties geweest over de piloot, die ziek was en misschien een hartaanval had gehad, maar in het uiteindelijke rapport wordt de crash toegeschreven aan een fout van de piloot. Croce is begraven in Pennsylvania, Muehleisen in Trenton.

Dit betekende het voortijdige einde van de carrière van een artiest, die er in zijn luistermuziek met menselijke teksten op verfrissende wijze in is geslaagd folk- met popmuziek te vermengen.

zondag 7 januari 2018

ZANGERES FRANCE GALL OVERLEDEN

De Franse zangeres France Gall is op zeventigjarige leeftijd overleden. Ze stierf in een ziekenhuis in Parijs aan de gevolgen van een longaandoening, melden Franse media. Gall won in 1965 het Eurovisiesongfestival met het liedje Poupée de cire, poupée de son. Ze deed mee namens Luxemburg.



'Er zijn woorden die we nooit zouden willen uitspreken. France Gall is op 7 januari naar het Paradijs gegaan, nadat ze twee jaar, in stilte en waardigheid, heeft gestreden tegen de terugkeer van een tumor', liet haar zaakwaarnemer weten. Tijdens de behandeling kreeg ze een zware longinfectie. Sinds 19 december lag ze daarvoor in het ziekenhuis.



Gall komt uit een muzikale familie. Haar vader schreef teksten voor onder andere Charles Aznavour. Ze leerde op vijfjarige leeftijd piano spelen en op elfjarige leeftijd gitaar. In 1976 trouwde ze met collega-zanger Michel Berger. Ze bleven samen tot zijn dood in 1992.


zaterdag 6 januari 2018

It’s all over now

De vroegere Womack Brothers is de eerste groep van Bobby & Cecil & Curtis & Friendly Jr. & Harry Womack. Begonnen als gospelkwintet kregen die – hun labelbaas Sam Cooke achterna – steeds wereldser trekjes. It’s All Over Now was hun eerste single die niet tegelijk in gospel-uitvoering verscheen. Er bestaat een nummer van Frank Crumit uit 1929 genaamd I Used To Love Her, But It’s All Over Now (no kidding).

De eerste Engelse n°1 van de Rolling Stones was de eerste song die ze niet in Engeland hadden opgenomen. De Stones waren in mei/juni ’64 voor het eerst op tournee in Amerika, aan het eind waarvan er een opnamesessie was voorzien in de legendarische Chess-studios in Chicago; de heilige grond waar zoveel Stones-goden hadden opgenomen: Chuck Berry, Bo Diddley, Little Walter, Muddy Waters en Howlin’ Wolf. Alleen al om daar te staan gaf hen een kick, nu moest er ook nog worden opgenomen, maar wat? De Newyorkse DJ Murray The K had hen bij aankomst een gloednieuwe single in handen gestopt van The Valentinos. Die hun leadzanger Bobby Womack was allerminst te spreken over de Stones-cover; die nam immers alle wind uit de zeilen en bovendien: de Stones zingen “You hurt my eyes open”, terwijl dat bij de Valentinos nog “You had my nose open” was, een populaire zwarte zegswijze om aan te duiden dat men op iemand uitgekeken is. De Stones wisten niet eens waarover ze zongen. Valentinos-producer Sam Cooke daarentegen zag het alleen maar positief; die had een visionair vertrouwen in een grote toekomst voor de Stones en dat zou hem nog goed uitkomen want Sams platenfirma (SAR) beschikte over alle rechten van songs die bij hem werden uitgebracht. All Over Now? Voor de Stones was dit nog maar een begin. It’s All Over Now was het eerste Stones-nummer dat zelfs bij ons aantikte en in Engeland was het de eerste van vijf opeenvolgende nummers één.

woensdag 3 januari 2018

Little Walter

Marion Walter Jacobs (Marksville, 1 mei 1930 - Chicago, 15 februari 1968), beter bekend als Little Walter, was een Afro-Amerikaans blueszanger, mondharmonicaspeler en gitarist. Hij wordt gezien als een van de pioniers van de blues en de mondharmonica.

Jacobs werd geboren in Marksville, Louisiana en groeide op in Alexandria, Louisiana. Nadat hij op 12-jarige leeftijd school verliet, zwierf hij rond door de Verenigde Staten als straatmuzikant en vervulde kleine baantjes.

Hij speelde met onder andere met Sonny Boy Williamson II, Sunnyland Slim en Honeyboy Edwards. Gearriveerd in Chicago, 1945, vond Jacobs werk als gitarist, hoewel hij ook de nodige aandacht kreeg vanwege zijn talent voor de mondharmonica. Volgens bluesartiest Floyd Jones was Jacobs' eerste opname hetzelfde jaar. Het was een niet uitgegeven demo-opname, waar Jacobs op gitaar Jones begeleidde. Jacobs raakte gefrustreerd vanwege het feit dat de gitaar tijdens nummers te sterk naar voren kwamen en het mondharmonicageluid onderdrukte. Hij gebruikte daarom een microfoon die hij aansloot op een gitaarversterker.

Jacobs onderscheidde zichzelf van zijn toentertijd medemondharmonicaspelers als Sonny Boy Williamson I en Snooky Pryor door zijn eigen timbre, gevormd door onder andere dus gitaarversterkers te gebruiken en distortion toe te passen.

Jacobs eerste uitgegeven opname was in 1947, onder het label Ora-Nelle. In 1948 voegde Jacobs zich bij Muddy Waters' band en vanaf 1950 speelde Jacobs mee op opnames, voor Chess Records. Als gitarist heeft Jacobs ook opnames gemaakt onder het label Parkway, met Muddy Waters en Baby Face Leroy Foster. Ook ondersteunde hij pianist Eddie Ware muzikaal met zijn gitaar tijdens opnamesessies.

Jacobs' eigen populariteit steeg aanzienlijk toen hij zijn eigen geschreven nummer uitbracht: Juke, onder Checker Records, 1952. Het werd een grote instrumentale hit. Het stond maar liefst acht weken op #1 in de Billboard magazine R&B charts.

Jacobs was een alcoholist en stond bekend om zijn slechte humeur, wat nu en dan tot ruzies leidde. Een paar maanden na zijn tweede tour door Europa raakte hij verzeild in een gevecht nadat hij een korte pauze nam van een optreden in Chicago. Jacobs raakte gewond en stierf die nacht in zijn slaap in het appartement van zijn vriendin. De officiële overlijdensakte luidde dat de oorzaak van zijn dood een trombose was. Marion Walter Jacobs werd op 22 februari 1968 begraven op de begraafplaats St. Mary's Cemetery, in Evergreen Park.