zondag 25 juni 2023

Popfestivals, hippies en anarchie in de vorige eeuw

Het fenomeen Popfestival is inmiddels ingeburgerd. Jaarlijks heb je een kleine honderd popfestivals alleen al in Nederland, wereldwijd is dat bijna niet meer na te gaan. Het fenomeen is in de jaren 60 van de vorige eeuw in Amerika ontstaan. Het eerste grote meerdaagse Popfestival was het Californische Monterey Pop dat in juni 1967 plaats vond.

In de jaren erna worden overal in Amerika festivals georganiseerd waarvan Woodstock in 1969 de meest legendarische is. Er is een groot verschil in de Popfestivals toen en nu. Popfestivals van nu zijn veelal ‘een paar dagen er tussenuit’.

Popfestivals in de jaren 60 in America hadden veel meer met een ‘lifestyle’ te maken. De Popfestivals waren een direct uitvloeisel van de Flower Power beweging en hippie cultuur uit San Francisco, waar ze de zogenaamde love-inns organiseerden. De hippies trokken als nomaden van festival naar festival.

Liedjes als ‘All you need is love’ en ‘If you’re going to San Francisco’ stammen uit die tijd. De teksten van deze songs geven goed weer hoe de sfeer in die tijd op het festival terrein in het Kralingse Bos was. Zelfs de politie en bewakers werden ermee besmet zodat ze bezoekers die geen geld hadden gewoon binnen lieten. Het legendarische Woodstock werd een giga ‘love inn’ Er werden 20.000 mensen verwacht en er kwamen er 400.000. ‘Kassa’ zou je nu denken, de meeste mensen kwamen echter onbetaald binnen, waardoor het festival financieel failliet ging. Vanwege de uitmuntende sfeer en de goed gedocumenteerde film, is het over de wereld bekend als een historisch fenomeen.
De bands die langs deze popfestivals trokken waren bovendien de beste uit die tijd.
Onderling contact tussen de bezoekers is er nauwelijks, iedereen doet ‘zijn eigen ding’

Dat was in 1970, in het jaar van het Holland Popfestival, heel anders. Onder de bezoekers van het festival bestond een groot gemeenschapsgevoel.

Fazanten, die zich terugtrokken in de uiterste hoekjes van het bos moeten op deze dag wel raar opgekeken hebben van al die ‘vreemde vogels’ die daar een gebrek aan territoriumdrift ten toon spreidden, ‘love en peace, vogel’ riepen ze elkaar toe, terwijl ze met twee vingers een V-teken maakte.

Hoeveel bezoekers er precies waren bij het Kralingse Popfestival blijft gissen. Er zijn 27.000 kaarten verkocht, maar je kon ook heel makkelijk zonder kaartje binnenkomen. De schattingen lopen van 60.000 bezoekers tot 130.000 bezoekers. Het juiste aantal weet niemand, maar het was vol in het bos, heel erg vol.

Het Holland Popfestival gaat in de volksmond door het leven als het ‘Kralingse Popfestival’ of Stamping Ground.

Het was in vele opzichten uniek; niet in de minste plaats vanwege de voortrekkersrol die het had op het vaste land van Europa, als het eerste popfestival in Nederland.

Daarnaast is het uniek omdat het een beeld geeft van de overgang van provo- naar hippiecultuur in Nederland in die tijd.

De jongerencultuur had sinds de Tweede Wereldoorlog diverse stromingen meegemaakt. Eind jaren vijftig begon dit in Amerika al met de beatgenaration. Eigenlijk was dit een avant gardistische culturele stroming van literaire ‘drop outs’, die er experimenteerden met literaire vormen onder invloed van drugs. Zij keerden zich tegen de gevestigde orde en de kleinburgelijkheid. Hun boeken werden door jongeren over de hele wereld gelezen.

In Amerika was de volgende stroming die van de hippies en de flowerpower.
Kenmerkend voor deze groep was dat zij eigenlijk de maatschappij de rug toekeerden, hippies waren a-politiek en leefden als een soort nomaden die hier en daar nederzettingen vestigden, waar zij hun onbespoten groenten teelden en de liefde en de drugs met elkaar deelden. Zij leefden in een magische sprookjesachtige wereld met een hoog ‘New Age’ gehalte.

De oosterse goeroe Maharishi werd met open armen ontvangen en de boeken van Carlos Castenada, met name “lessen van Don Juan”, werden verslonden omdat spirituele ervaringen onder invloed van LSD en andere drugs daarin verheerlijkt werden.

In Nederland zat er tussen de beatgeneratie en de hippiecultuur nog de provo’s en kaboutercultuur. De provo’s waren juist zeer politiek betrokken. De provo’s waren veel assertiever dan de hippies later en brachten misstanden aan het licht door ludieke acties te organiseren. Tussen een Happening van de provo’s en een kunstperformance is zeker een link te trekken. Het verschil zit in de context waaruit de actoren komen. Bij de Happening is het de context van de politiek bewuste activist die op een creatieve manier aandacht vraagt en bij de performance is er de context van de kunstwereld. Beide gebruiken beeldende middelen om een publiek te manipuleren tot betrokkenheid. De activist zal daarbij meer gebruik maken van een retoriek die aansluit bij maatschappelijk relevante items. Terwijl de kunstenaar zich meer op de esthetiek van zijn performance zal richten. Alhoewel zeker in die tijd esthetiek zelfs voor de kunst bijna een vies woord was.

Maar ook in de acties van Provo kan je een zekere esthetiek niet ontkennen. Bijvoorbeeld de ‘witte’ plannen.

Met wit als de kleur van de onschuld en als actiekleur worden er allerlei ludieke acties uitgedacht.
De ‘witte filosofie’ voor afschaffing van werk, de ‘witte grachten’, de ‘witte schoorstenen’ voor schone lucht, het ‘witte kinderplan’ voor gratis crèches en tegen het gezinsdenken, het ‘witte slachtofferplan’ waarbij de veroorzaker van een fataal ongeluk het slachtoffer met witte verf moest omlijnen op het wegdek, het ‘witte wijvenplan’ voor kosteloze medische zorg voor vrouwen, het ‘witte kippenplan’ tegen het harde optreden van de politie (blauwe kippen), het bekende ‘witte fietsenplan’ en de ‘witkarren’. Tegelijkertijd schrijft het provolid Roel van Duyn een gedegen handboek voor provo’s, treffend getiteld Het witte gevaar. Zo verspreidt Provo vlak voor het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg in 1966 ‘witte geruchten’, o.a. dat ze suikerklontjes met LSD aan de politiepaarden zouden gaan voeren.

Je kan niet zeggen dat er een wisselwerking was tussen kunst en Provo. Je kan wel beweren dat deze acties net als kunstwerken met verbeelding. Veelvuldig werd gebruikt gemaakt van leuzen op de muren en pamfletten waarmee het straatbeeld werd versierd. De muren vertellen verhalen van een tijd, de grotten van Lascaue, de activisten in de jaren zestig en graffitiekunstenaars nu.

Het beeld van de Provo was een driehoek met een appel erin en een stip op de appel. De appel stond voor Amsterdam de stip voor het Spui, waar het Lieverdje stond. Bij het Lieverdje begonnen veel acties of Happenings. Robbert Jan Grootveld de anti-rookmagiër hield er dadaïstische Happenings tegen het roken. Dat hij zelf shag en marihuana rookte daar maakte niemand zich druk over. Het teken van de hippie was het vredeteken, waar de provo ook gebruik van maakte.

In de geschiedschrijving omtrent Provo lijkt het hoofdzakelijk een Amsterdamse aangelegenheid, maar ook Rotterdam had twee vergelijkbare actiegroepen;
‘De Nieuwe Generatie’ en ‘Desperado’. Amsterdam had de antie-rookmagiër Robbert Jan Grootveld maar Rotterdam had de anti-verkeersmagiër Tom Jaspers, die ludieke acties verzon tegen de vervuilende auto. Amsterdam had het Lieverdje als centrale actieplek, Rotterdam de Beertjes op de Lijnbaan, waar lunchworst werd uitgedeeld als verwijzing naar de toenmalige minister Luns. De werkelijke geboorte van het gedachtegoed van zowel ‘Provo’, Desperado’ en ‘De Nieuwe Generatie’ vond plaats in Rotterdam Noord, Wilgenstraat 22.
Wim de Lobel, hoofdredacteur van de Vrije; een anarchistisch blad, woonde daar. Hij bracht de verschillende activisten de anarchistische beginselen bij. Roel van Duin kwam daar al over de vloer toen hij nog in Den Haag op het lyceum zat. Dat het anarchisme dat de jaren zestig kleur gaf begon in Rotterdam staat niet in de grote Provo naslagwerken.
De kritiek op de consumptiemaatschappij die provo’s en hippies deelden en de anarchistische tendens, kon je in de kunst overal terugvinden.

Conceptuele stromingen als de Pop-art, maakten van de consumptiemaatschappij een onderwerp. De Italiaanse kunstenaar Manzoni liep in die tijd in Rotterdam rond, zijn ingeblikte ‘shit’ van de kunstenaar, kan je zien als een reflectie op de consumptiemaatschappij. Daarbij speelde natuurlijk, naast de maatschappelijke relevantie, de intrinsieke vraag aan de kunst als consumptieartikel een rol; ‘wat is kunst en waaraan ontleent ze haar waarde’. Wat dat betreft stelde de kunst deze vraag al veel eerder dan de politiek.

Kunst zou je per definitie anarchistisch kunnen noemen, tenminste als ze niet valt voor de verleidingen van haar verkoopbaarheid. Zowel performance als conceptuele kunst, vallen binnen de categorie van onverkoopbaarheid. In die tijd moest je echter niet tegen een kunstenaar zeggen dat De provobeweging heeft met haar ludieke happenings beelden ontwikkeld die van grote invloed waren op de Nederlandse hippiecultuur. Aangezien het hippiedom nomadisch van aard was, hield zij zich niet aan stadsgrenzen en zag je de verworvenheden ook op het popfestival.

Eigenlijk kan je zeggen dat 1970 een overgangsperiode was van de roerige jaren zestig met de verschillende anarchistisch provocatieve groepen, naar de wat rustigere jaren zeventig waar met name een meer anarchistisch pacifisme de boventoon voerde. In deze jaren leefden jongeren hun in de jaren 60 verworven idealen uit; ‘love, peace and freedom’. Ze waren het strijden moe en keerden de maatschappij de rug toe om in een eigen Utopia te leven.

Veel van de songteksten van de diverse bands uit die tijd hadden deze thema’s. Maar niet alleen de songteksten bezongen de liefde, vrede en vrijheid, ook de acties benadrukten deze onderwerpen.
Een mooi voorbeeld is de actie van John Lennon en Yoko Ono in 1969 in het Hilton in Amsterdam.

Waar de Fluxus kunstenares en haar musicerende geliefde een week in bed bleven en vanuit hun bed journalisten en andere bezoekers ontvingen.zijn werk politiek was. Kunst en politiek waren verschillende dingen volgens de kunstenaars.

donderdag 15 juni 2023

Rockin' Billy

"Hou Je Echt Nog Van Mij, Rocking Billy?" Van Ria Valk was na "Kom Van Dat Dak Af" en "Ramona" de derde Nederlandse rocker of wat daarvoor moest doorgaan. In ieder geval swingde het al een heel pak meer dan zijn voorbeeld.

Inderdaad, Rocking Billy emigreerde niet alleen van Nederland naar Amerika, hij was voordien ook al vanuit Zweden naar Nederland afgereisd.

De tekst is min of meer bewaard gebleven, het is alleen het arrangement dat een aardig tandje bijsteekt, want het Zweeds origineel bleef duidelijk steken in de boerenpolka. Geschreven door Stig Anderson, de latere manager van ABBA (de showwereld is klein ginder) en alsof ze het er speciaal voor gedaan hebben stikt het weer van de Skandinavische klinkers in de titel.

Ria Valk (Eindhoven, 11 februari 1941) is een Nederlandse zangeres, voormalig televisie-presentatrice en actrice.
In mei 1959 werd ze met haar uitvoering van Tutti Frutti tweede achter winnaar Pim Maas bij een Elvis-imitatiewedstrijd. Het betrof hier de verkiezing van de Nederlandse Elvis Presley, in Cinema Royal. Ria verscheen in een zwart-oranje gestreepte lange broek, met laarzen en een cowboyhoed voor het voetlicht. De zaal joelde heftig, want iedereen vond dat meisjes met Elvis-verkiezingen niets te maken hadden.

In haar beginjaren legde ze zich toe op de rock-’n-roll en scoorde ze in 1960 de hit “Hou je echt nog van mij Rockin’ Billy”, wat haar definitieve doorbraak betekende. Daarop volgden succesvolle nummers als Ik wil een cowboy als man, Als ik de golven aan het strand zie en Tommy uit Tennessee. Samen met Rob de Nijs, Trea Dobbs, Marijke Merckens en Kitty Courbois acteerde en zong Ria Valk in de TV-show “TV-magazine”, waarin ze naast humoristische liedjes ook redelijk wat serieus materiaal te zingen kreeg van Harrie Geelen en Hans Peters. Een aantal nummers uit het programma zijn vastgelegd op de LP TV Magazine 1965 op het DECCA-label, één van de eerste populaire LP’s die behalve in mono ook in stereo verscheen.

Later legde Ria zich voornamelijk toe op het komische genre met onder andere veel carnavalshits zoals “Janus pak me nog een keer”, “We hebben de feestneus van Toon gevonden”, “Vrijgezellenflat”, “De liefde van de man gaat door de maag”, “Leo” en “Jans Pommerans”.

Eind jaren ’80 speelde ze een rol in de VARA TV-serie “Zeg ‘ns AAA” en scoorde nog een aantal bescheiden feesthits.