dinsdag 30 april 2013

30 April Queen's Day

De laatste Hollandse Queen's Day:
Freddie Mercury nam 90% van de lead-vocals voor zijn rekening, maar op de meeste albums van Queen worden ook songs gezongen door gitarist Brian May en drummer Roger Taylor. Meestal een compositie die door henzelf geschreven is.
Op A Night at the Opera staat een van de populairste niet-door-Merucry-gezongen nummers: '39. Tijdens de Queen concerten nam Mercury echter toch weer de zang voor zijn rekening.
Hieronder een opname van na zijn dood, zodat Brian alsnog zijn eigen compositie moest vertolken.


We zullen een nieuwe Queen's Day moeten vaststellen en dat wordt volgens goed Engels gebruik de derde zaterdag in juni. In 2013 dus 15 juni a.s.!

zondag 28 april 2013

In Alle Staten: Californië

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze vijfde aflevering
Californië
USA
Zon, zee en strand, dus de eerste die genoemd mag worden is Brian Wilson van The Beach Boys.
Maar ook Merle Haggard, Creedence Clearwater Revival, Herb Alpert, Cher en Snoop Dogg vinden hun roots in California. Dat wordt moeilijk kiezen...
Uit het repertoire van Gerit en de Krekels dan maar: Who'll stop the rain:



woensdag 24 april 2013

La Soeur Sourire

In 1964 scoorde La Soeur Sourire ('Zuster glimlach', oftewel 'The singing nun') een verrassingshit met het onweerstaanbaar vrolijke 'Dominique'. Het nummer schopte het tot nummer vier in de Nederlandse Top 40 en in Amerika bereikte het zelfs de eerste positie in de Billboard Hot 100. Je zou verwachten dat het leven van Jeannine Deckers (1933-1985), zoals de zingende non eigenlijk heette, een vrolijke bedoening was, vol met opgewekte stichtelijke liedjes.

Niets is minder waar. In 1959 trad Jeannine Deckers toe tot het dominicanessenklooster van Fichermont, vlakbij Waterloo. Ze vluchtte van haar saaie werk als lerares, weg van haar bemoeizuchtige moeder en vooral weg van zichzelf – ze had geen idee wat ze met haar leven aan moest en probeerde door het geloof zichzelf richting te geven. Fichermont was een progressief klooster en werd door de katholieke kerk als een soort model gebruikt, een voorbeeld van de nieuwe richting die de kerk in zou moeten slaan.

Enkele vooraanstaande geestelijken besloten in 1963 een soort reclamefilmpje te maken over Fichermont. Tijdens het draaien vielen ze als een blok voor de jonge non Jeannine, die optimistische liedjes zong over God en het geloof, zichzelf begeleidend op gitaar. De kerk zag in haar de ideale manier om een jong publiek te bereiken en vroeg haar een lp op te nemen, die moest worden verspreid op diverse kloosters in Frankrijk en missieposten in Afrika en Zuid-Amerika. Moeder-overste sloot een contract met Philips, Jeannine zong een groot aantal liedjes in en vanaf dat moment begon het balletje te rollen. Bij Philips besefte men dat ze goud in handen hadden; Jeannine werd omgedoopt tot La Soeur Sourire en vormde het middelpunt van een groots aangepakte campagne.



De single 'Dominique' werd een gigantisch succes in Frankrijk, België en Nederland. Compleet overdonderd probeerden de kloosteroversten dit geheim te houden voor de zingende zuster. Er was echter geen houden meer aan toen de single een grote hit werd in Amerika en hordes journalisten door de kloostertuin kropen, proberend een glimp op te vangen van Jeannine Deckers. Schoorvoetend stond moeder-overste een fotosessie toe; Soeur Sourire mocht alleen op de rug worden gefotografeerd, gesluierd en wel. Jeannine stemde toe, maar niet van harte.

Langzaam maar zeker drong het tot Jeannine door welke impact ze had. Haar verzoek om vaker buiten de kloostermuren te mogen optreden werd niet ingewilligd; ze had al voor genoeg heisa gezorgd en het werd tijd dat ze zich weer eens ging bezighouden met het rustige kloosterleven. Jeannine hield het een paar jaar vol en kreeg het toen voor elkaar om in Leuven te mogen studeren. Haar liedjes werden steeds scherper en progressiever van aard en de katholieke kerk wist zich eigenlijk geen raad meer met de rebelse non, zeker toen ze haar plannen bekendmaakte voor een leefgemeenschap buiten het klooster. Eind jaren zestig verliet ze Fichermont om te gaan samenwonen met Annie Pécher, die ze had leren kennen net voordat ze intrad. De katholieke kerk zat nu helemaal met haar in hun maag; na het overlijden van paus Johannes XXIII maakten de linkse ideeën binnen de kerk plaats voor een veel behoudener koers. De zingende non zou wel eens voor grote problemen kunnen zorgen, en ze was nog lesbisch ook.


Ze probeerde haar carrière weer op te pakken, maar de naam 'Soeur Sourire' was eigendom van het klooster en bovendien probeerde de kerk haar op alle mogelijke manieren dwars te zitten. Zo werd een tournee naar Canada afgeblazen vanwege haar controversiële uitspraken over het gebruik van de pil en het celibaat. Eind jaren zeventig richtte ze samen met Anne 'Claire Joie' op, een centrum voor de behandeling van autistische kinderen. Door het uitblijven van subsidies ging het centrum enkele jaren later failliet. Begin jaren tachtig kreeg ze het aan de stok met de belastingdienst – een conflict over de inkomsten van 'Dominique' dat vele jaren zou voortslepen. Ze raakte verslaafd aan alcohol en slaapmiddelen en probeerde door veel op te treden haar belastingschuld af te lossen. Op 29 maart 1985 pleegde Jeannine Deckers samen met Annie zelfmoord – teleurgesteld, depressief en berooid.

Ten tijde van haar debuut uit 1964 was er nog geen vuiltje aan de lucht; het album bevat vrolijke en onschuldige liedjes over liefde en God met een hoog lalala-gehalte. Jeannine begeleidt zichzelf op gitaar en af en toe duikt er een koortje op. Het album duurt een half uurtje en dat is precies lang genoeg.

dinsdag 23 april 2013

Richie Havens overleden

De Amerikaanse folkzanger Richie Havens is maandag 22 april 2013 op 72-jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn management bekendgemaakt. Havens, zoon van een pianist uit de New-Yorkse wijk Brooklyn, stond bekend om zijn wilde gitaarspel.

Havens kreeg in 1969 grote bekendheid dankzij zijn optreden op het rockfestival in Woodstock. Hij speelde daar een improvisatie op het nummer Motherless Child, waarin hij het woord freedom (vrijheid) steeds herhaalde. Onder de titel Freedom werd het nummer een internationale hit.

Havens speelde in 1993 bij de beëdiging van Bill Clinton als president van de Verenigde Staten.

Van 15 tot en met 18 augustus 1969 werd op een stuk landbouwgrond te Bethel in de staat New York, VS, het Woodstock Art- en Fairfestival gehouden. Het openlucht-concert werd vooral bekend om de optredens van beroemde en minder beroemde artiesten. Ruim een half miljoen mensen trotseerden regen- en onweersbuien met behulp van wat stimulerende middelen, lekke tenten en heel veel liefde.
Bekend zijn de optredens van oa.a. Jimi Hendrix, Joe Cocker, Santana en Janis Joplin, maar in deze serie aandacht voor de optredens en artiesten die in de vergetelheid zijn geraakt.

Richie Havens bijvoorbeeld. Hij opende even na vijven het festival op 15 augustus 1969.

maandag 22 april 2013

Geschiedenis van het chanson






De geschiedenis van het chanson


Het chanson (het Franse woord voor lied/zangstuk) is van oorsprong een middeleeuws episch of lyrisch (wereldlijk) lied in de volkstaal, gezongen door troubadours. Chanson duidde oorspronkelijk het oud-Franse minnelied van de troubadours aan. Oorspronkelijk door één zangstem met instrumentale begeleiding.
In de vijftiende en de zestiende eeuw meerstemmig (vocaal en/of instrumentaal) in contrapuntische stijl met programmatische inhoud, waarbij de andere stemmen dan meestal door instumenten werden gespeeld. Het wordt dan steeds meer een kunstlied, met als belangrijke componisten o.a. Binchois, Dufay en Clement Janequin.

Parijse chanson

Zoals de mis altijd in het Latijn werd opgedragen, zo was het Frans de taal van het chanson. In het begin van de zestiende eeuw bleven componisten in Frankrijk missen en motetten schrijven in een iets afwijkende versie van de internationale stijl, maar in het chanson ontwikkelde zich aan het begin van de eeuw en tijdens de lange regeerperiode van Frans I (1515-1547) een stijl die qua tekst én muziek werkelijk nationaal te noemen is, het zgn. Parijse Chanson, dat voornamelijk liefdes- en drinkliederen omvatte. Dit chanson is minder polyfoon van opzet (dit is waarschijnlijk ook een Humanistische invloed: verstaanbaarheid van de tekst vereist een andere compositie-stijl dan het polyfone stemmenweefsel) en maakt de indruk meer vanuit akkoorden te zijn gecomponeerd. Er komt nog wel imitatie-techniek in deze compositie voor, maar verstaanbaarheid van de tekst door een duidelijke indeling in frasen en door programmatische invloeden, maken een duidelijk nieuwe tendens in de muziek van de zestiende eeuw merkbaar.

Pierre Attaingnant

Dat nieuwe type chanson was ruim vertegenwoordigd in de uitgaven van de eerste Franse muziekdrukker Pierre Attaingnant, die tussen 1528 en 1552 in Parijs meer dan vijftig chansonbundels uitbracht, alles bij elkaar zo’n 1500 composities. Andere drukkers volgden al spoedig het voorbeeld van Attaingnant. De populariteit van het chanson blijkt ook uit de honderden transcripties, voor luit en voor zang met luitbegeleiding, die in de loop van de zestiende eeuw in Frankrijk en Italië zijn uitgebracht.

De chansons in de eerste bundels van Attaingnant lijken in veel opzichten op de Italiaanse frottola’s en canti carnascialeschi: lichtvoetige, snelle, sterk ritmische liederen in een vierstemmige, syllabische zetting. Verder zien we veel herhaalde noten en overwegend binaire metra met incidentele passages in ternair metrum. Homofonie overheerst en de melodie ligt meestal in de bovenste stem, maar dat sluit korte imitatieve passages niet uit. De chansons hebben korte, duidelijk gemarkeerde secties die gewoonlijk worden herhaald in makkelijk herkenbare patronen zoals AABC of ABca Verder wordt de structuur van de tekst verduidelijkt doordat het eind van elke regel wordt benadrukt met relatief lange tonen, cadensen en/of toonherhalingen. Vorm en inhoud van de teksten variëren, maar liefdesscènes zijn een geliefd onderwerp dat de dichter gelegenheid geeft tot allerlei speelse commentaren en dubbelzinnigheden. Overigens waren niet alle chansonteksten even frivool.
De twee belangrijkste componisten van chansons uit de bundels van Attaingnant waren Claudin de Sermisy (1490-1562) en Clément Janequin (ca 1485 -1560). Vooral de laatste was buitengewoon populair vanwege zijn programmatische chansons, die wel iets weghebben van Italiaanse caccia’s.

De belangrijkste uitgevers van chansons in de eerste helft van de zestiende eeuw waren Attaingnant en een aantal anderen in Parijs, Jacques Moderne in Lyon (publicerend tussen 1532 en 1560) en Tielman Susato in Antwerpen (tussen 1543 en 1555 uitgever van veertien bundels).

Clement Janequin (1485-1558) is een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze nieuwe, onder invloed van het Humanisme opkomende compositie-stijl. Kenmerkend voor zijn stijl is de vaak voorkomende niet-muzikale geluiden-imitatie (bv. vogelgeluiden).
Het latere Frans-Vlaamse chanson

De chansons die in Antwerpen werden uitgegeven ,waren meestal van de hand van Frans-Vlaamse componisten, met name Gombert, Clemens non Papa, Pierre de Manchicourt (gestorven in 1564) en Thomas Crecquillon (gestorven in 1557). Meestal waren deze chansons in vergelijking met hun Parijse tegenhangers wat meer contrapuntisch en hadden ze een vollere textuur, meer melismatische lijnen en een minder geprononceerd ritme. In feite zetten deze noordelijke componisten de oudere chansontraditie voort, al neigden ze onder invloed van Franse voorbeelden tot een meer homofone stijl.

Het moderne chanson (19e en 20e eeuw)

In de 19e en vooral 20e eeuw is het chanson vooral een eenvoudig, beschouwend lied, soms humoristisch, soms maatschappij-kritisch, waarin persoonlijke gevoelservaringen of maatschappelijke situaties met slechts gitaarbegeleiding door een zanger worden uitgevoerd.

Het moderne chanson is het Franstalige luisterlied van chansonniers als Charles Trenet, Edith Piaf, Charles Aznavour, Jacques Brel, George Brassens of (recenter) Julien Clerc. Het chanson is enorm populair in de jaren vijftig en zestig, daarna verflauwt de internationale belangstelling.Het hedendaagse chanson
Aan het begin van de 21e eeuw is het chanson nog een populair subgenre met hedendaagse performers als Myléne Farmer, Michel Sardou en Patricia Kaas.

Het chanson in Nederland

Eind negentiende eeuw komt naast het cabaret ook het chanson van Parijs naar Nederland. Eduard Jacobs en Jean-Louis Pisuisse brengen binnen hun cabaretvoorstelling het Franse luisterlied, soms in een Nederlandse vertaling. Sindsdien is het chanson onderdeel van het kleinkunstrepertoire. Meestal zijn het vertalingen van het moderne Franse chanson of de Vlaming Jacques Brel. Ernst van Altena is een bekende vertaler van chansons (Brel zingt enkele van zijn Nederlandse vertalingen) die zelf chansons, of luisterliederen zoals hij ze noemt, schrijft. De Franse chansonnier George Brassens heeft grote invloed op bijzondere troubadours als Jaap Fischer en Jules de Corte, en ook Boudewijn de Groot en Herman van Veen worden aanvankelijk door het chanson geïnspireerd.


zaterdag 20 april 2013

Muziek verlicht fysieke pijn


Muziek kan pijn verlichten, als je aandachtig luistert. Hoe meer je je verliest in de muziek, des te groter het effect op de pijn.  Dat blijkt uit onderzoek van de University of Utah.
Tijdens de studie luisterden 143 personen naar muziek terwijl zij een pijnschok in hun vingertopje kregen. De deelnemers werd gevraagd om aandacht naar de muziek te luisteren, de melodieën te volgen en ongebruikelijke tonen te identificeren.

Op die manier werden hun gedachten van de pijn afgeleid. Hoe aandachtiger iemand luisterde, des te minder was de pijn. Bij deelnemers die bang waren voor de pijn was het effect het grootst.

De onderzoekers hebben niet gekeken welke soort muziek het beste werkten. Volgens onderzoeker David Bradshaw doet de soort muziek er ook niet toe. "Het moet de interesse hebben van de patiënt. Die moet er aandachtig naar kunnen luisteren."



Foto:  Gezondheidsnet

donderdag 18 april 2013

Fungus

In de jaren zestig en begin jaren zeventig mag folk in Nederland dan wel heel populair zijn, het waren wel voornamelijk Amerikaanse en Engelse helden (Bob Dylan, Joan Baez, Donovan) die aanbeden werden. Een Nederlandse folktraditie was er niet. Wie in die tijd op zoek ging naar liedjes uit de middeleeuwen of de Gouden Eeuw deed dat vanuit wetenschappelijk oogpunt en probeerde ze zo natuurgetrouw uit te voeren. Fungus pakte het anders aan en probeerde als een van de eersten oorspronkelijk Nederlandse volksliedjes te combineren met folkrock.

De groep werd in 1972 in Vlaardingen opgericht door Fred Piek en Bob Dekenga en legde zich aanvankelijk voornamelijk toe op Engelse en Schotse folk. Langzamerhand slopen er steeds meer Nederlandse invloeden in de muziek en op hun titelloze debuut uit 1974 is de A-kant gevuld met een zestal liedjes die afkomstig zijn uit onder meer Overijssel ('Rijke Boer'), Friesland ('De Ruiter') en Volendam ('Garrenkwak'), terwijl de B-kant Schotse en Engelse ballades bevat. De single 'Kaap’ren Varen' (je weet wel: 'Al die willen te kaap’ren varen / moeten mannen met baarden zijn') werd een hit, en sleepte het album, tot grote verrassing van de groepsleden, mee de hitlijsten in. Fungus tourde door België, Duitsland, Denemarken en Engeland en was in 1974 de enige Nederlandse groep op het Pinkpop Festival.



Opvolger 'Lief ende Leid' (1975) bevat uitsluitend Nederlandse liedjes uit lang vervlogen tijden. Danswijsjes, liedjes over geile seks, hartverscheurende volksballaden en stoere zeemansliederen werden door Fungus tot een intrigerend progfolk-geheel gesmeed. De lp werd geen succes en ook 'Van de Kiel naar Vlaring' (1976) wist niet massaal aan te zetten tot een gang naar de platenwinkel.

De Fungus-mannen krabden wat in hun weelderige baarden en besloten vervolgens terug te keren naar het Engelstalige folkrepertoire uit hun begindagen met de matige lp 'Mush-rooms' uit 1977. Na enkele bezettingswisselingen, de punkrevolutie en tanend commercieel succes gooide Fungus met het afscheidsalbum 'De Kaarten zijn Geschud' (1979 - met zowel Engelse als Nederlandstalige liedjes) eind jaren zeventig de handdoek in de ring. Rens van der Zalm sloot vervolgens zich aan bij de folkgroep Wolverlei, terwijl Fungus-oprichter Fred Piek de Amazing Stroopwafels in het leven riep, eind jaren tachtig opdook in Trio Magnifique en De Drie Heren (met onder andere Joost Belinfante) en tot op de dag van vandaag regelmatig solo-albums uitbrengt. In 2000 bundelde platenmaatschappij EMI enkele oude Fungus-lp’s op de dubbelaar 'The Fungus Collection' – reden voor de groep om bij elkaar te komen en enkele reünie-optredens te geven.

dinsdag 16 april 2013

Mamadou Diabaté

Mamadou Diabaté werd geboren in 1975 in Kita, een Malinese stad die lang bekend stond als centrum van Manding-kunst en -cultuur. Hij komt uit een familie van griots, zoals zijn naam al aangeeft. Mamadou’s vader Djelimory speelde reeds de kora en stond bekend als N’fa Diabaté. Hij speelde bij het nationale Ensemble Instrumental de Mali en was veel te horen op de al even bekende Radio National de Mali. Toen Mamadou vier was, woonde hij bij zijn vader in Bamako, waar het ensemble zijn basis had. Op het moment dat het tijd was om terug te keren naar Kita en naar school te gaan, wist hij dat de kora zijn toekomst zou worden. Zijn vader had hem al geleerd hoe hij het instrument moest bespelen en Mamadou wijdde zich vol overgave aan het beoefenen van de kora, totdat zijn moeder bang begon te worden dat hij niet genoeg concentreerde op school en hem zijn instrument afpakte. Maar zijn interesse in school verminderde alleen maar en hij begon zijn eigen kora te maken zodat hij door kon gaan met het bespelen van het insrument.



De rest van de geschiedenis laat zich raden. Niet veel later speelde hij met een groep tijdens bruilofen en traditionele gelegenheden en werd hij uitgenodigd om te komen spelen met zeer bekende Malinese sterren als Ami Koita, Tata Bambo Kouyaté, Kandia Kouyaté en Babani Koné. Door zijn stijgende bekendheid trad hij zelfs op in New York bij de Verenigde Naties, het Lincoln Center, het Metropolitan Museum en bij het Smithsonian Institute in Washington. Maar daarnaast speelde hij ook met jazzmuzikanten als Donald Byrd en Randy Weston en Afrikaanse collega-muzikanten als de Zimbabwaanse legende Thomas Mapfumo en de Beninese Angélique Kidjo.

Met dank aan Krekel Lex

zondag 14 april 2013

Are you going to Scarborough Fair (Parsley, Sage, Rosemary and Thyme)

Een zoektocht naar de origine van deze folk ballade.


Gordon Heath en Lee Payant zijn een Amerikaans zwart/wit folkduo dat sedert ’48 in Parijs verbleef, een toen alleszins toleranter milieu voor een gemengde relatie en gay bovendien. Zij brachten dit mee uit Engeland en namen het op voor hun tweede 10? Encores From The Abbaye. Dat was de naam van hun club, gelegen achter de abdijkerk van St. Germain des Prés. Aparte sfeer daar: Iedere tafel had recht op haar verzoek. Was dat ingewilligd werd die kaars uitgeblazen. Als alle kaarsen uit waren was de avond om. Applaudiseren deed men daar met ingetogen vingergeknip.

Zowel hun versie als die van A.L. Lloyd gebruikten de melodie uit Frank Kidsons Collection Of Traditional Tunes (1891) en waarbij werd opgemerkt: “As sung in Whitby streets twenty or thirty years ago” (dus in de 1860s of 1870s). Whitby is het Yorkshire kustplaatsje boven Scarborough. De jaarmarkt van Scarborough duurde tot anderhalve maand.

Covers zijn : A.L. Lloyd (1955) [op dubbelalbum The English And Scottish Popular Ballads; zelfde melodie als Heath & Payant, Audrey Coppard (1956) [op Folkways; de eerste met de Simon & Garfunkel-melodie], Ewan MacColl & Peggy Seeger (1957) [op Riverside-lp Matching Songs of the British Isles and America], Shirley Collins (1959) [op tweede album False True Lovers], Bob Dylan (1963) [elementen in zowel Girl From The North Country als in Boots Of Spanish Leather, die hij trouwens samen schreef in Rome na een verblijf in Londen waar hij toen o.a. Martin Carthy had ontmoet. Origineel genoeg verwerkt om Carthy's zegen te krijgen], Martin Carthy (1965) [leerde dit zowel aan Dylan als aan Paul Simon die hem beiden afzonderlijk in Londen kwamen opzoeken; Dylan deed er iets oorspronkelijk mee, Simon copiëerde letterlijker, in die mate zelfs dat hij op een gegeven moment Scarborough Fair geheel aan zichzelf toeschreef; dat vond Martin niet leuk en dat zat op de duur Paul Simon niet lekker; na 35 jaar kwam daarom het verzoenend telefoontje of Carthy niet te gast wilde zijn tijdens een Paul Simon tournee in Londen; werd daar aangekondigd als "a great influence on us all"; naar hoe Audrey Coppard hier tegenover stond werd nooit geïnformeerd], Marianne Faithfull (1965) , Simon & Garfunkel (1966) [op lp Parsley, Sage, Rosemary And Thyme, een citaat uit Scarborough Fair & ('68) in film The Graduate], Julie Felix (1966) , Sergio Mendes (1968) , Sea Level (1973) [met Chuck Leavell], Harry Sacksioni (1975) , Stone Roses (1989) [als Elisabeth My Dear], Venice (2003)

Bij songcollector Francis James Child heet dit The Elfin Knight (Child #2). In zijn English And Scottish Popular Ballads aanzien als de wijdst verspreide oude ballad. Seamus Ennis nam in ’54 een versie op als Strawberry Lane, gezongen door de Ier Thomas Moran uit Drumrahill, Co. Leitrim. Die verbasterde ‘parsley, sage, rosemary and thyme’ in ‘every rose grows merry betimes’. Van de parsley, sage, rosemary and thyme-versie werd door Frank Kidson in Yorkshire al in 1890 een versie gescoord.

De Thomas Moran-versie opent de Lomax-reeks Classic Ballads Of Britain And Ireland (Volume 1)


Al die kruiden stonden symbool voor iets: rozemarijn voor trouw, thijm voor vruchtbaarheid. Volgens Martin Carthy stonden al die kruiden in verband met de dood en werkten ze samengevoegd als een soort talisman. Sir Walter Scott suggereerde dat jonge meisjes op weg naar die markt in Scarborough zo’n mix van kruiden meekregen ter bescherming.

Het lied vertelt het verhaal van een jonge man, die de luisteraar vraagt om aan zijn voormalige geliefde een serie van onmogelijke opdrachten te vervullen, zoals het maken van een hemd zonder naad en het daarna te wassen in een droge put. Hij voegt eraan toe dat als deze opdrachten zullen vervuld zijn hij zal terugkeren.

Vaak wordt het lied gezongen als duet waarbij de vrouw aan haar geliefde een reeks evene onvervulbare opdrachten geeft met de belofte om hem zijn naadloos overhemd te maken zodra hij klaar is.

Als de versies van de ballade bekend onder de titel “Scarborough Fair” zijn meestal beperkt tot de uitwisseling van deze onmogelijke opdrachten. Wat zit erachter ?

Een hypothese is dat het lied eigenlijk over de Pest gaat en de onmogelijke opdracht om eraan te ontsnappen.

Wat meer is , ‘Scarborough Fair’ lijkt afgeleid te zijn van een oudere (en nu obscure) Schotse ballade, “The Elfin Knight” (Child Ballad # 2), die op zijn minst zo ver terug gaat als 1670 en misschien wel eerder.

In deze ballad dreigt een Elf een jonge vrouw te ontvoeren om zijn geliefde te zijn, tenzij zij een onmogelijke taak kan uitvoeren (“”For thou must shape a sark to me / Without any cut or heme, quoth he”); De vrouw reageert weer mert een reeks opdrachten die de Elf eerst moet uitvoeren (“I have an aiker of good ley-land / Which lyeth low by yon sea-strand”).

In de loop der tijden is de song duizenden keren gezongen en stilaan- zoals een traditionele song dat nu eenmaal doet – van vorm veranderd. De verwijzing naar de kruiden (“peterselie, salie, rozemarijn en tijm”) schijnt ook van een andere ballade te komen.

De verwijzingen naar “Scarborough Fair” en de kruiden gaan terug to de 18e eeuw en kan zijn ontleend aan de ballad  “Riddles Wisely Expounded”, (Child Ballad #1), dat een vergelijkbare plot heeft.

vrijdag 12 april 2013

Johnny Cash top 50, nummer 8: Guess Things Happen That Way


Guess Things Happen That Way uit 1958 is geschreven door Jack Clement die samen met Sam Phillips het succesvolle album Johnny Cash Sings the Songs That Made Him Famous produceerde waarop dit nummer voorkomt.
Op 25 februari 2010 werd het de 10 miljardste Apple I-Tunes download.

woensdag 10 april 2013

Wally Tax

Wally Tax overlijdt op 10 april  2005 in zijn Amsterdamse woning aan een hartaanval. Hij kampt al enige tjid met een zwakke gezondheid. In de jaren '60 is hij de zanger van The Outsiders. Met deze Amsterdamse groep heeft hij grote hits in Nederland met o.a. Lying All the Time, Keep on Trying, Touch, Summer is here en Monkey on your Back. In 1974 heeft Wally Tax vier solo-hits met Miss Wonderfull, It ain't no Use, Evidently en Bridges are burning.Ook als componist  is hij in de jaren zeventig succesvol.Voor Lee Towers schrijft hij It's raining in my Heart. De Rotterdamse formatie Champagne heeft in 1977 grote hits met Rock and Roll Star en Oh Me Oh My Goodbye. Om de begrafenis van de in armoede gestorven Wally Tax te kunnen betalen, organiseren vrienden op 17 april 2005 een benefietavond in het Amsterdamse Paradiso. Wally Tax wordt op 18 april 2005 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam ter aarde besteld. Hij is 57 jaar geworden.

maandag 8 april 2013

The Kinks (deel 1)


The Kinks worden begin '64 opgericht door de in de Londense wijk Muswell Hill opgegroeide broers Ray en Dave Davies, bassist Peter Quaife en drummer Mick Avory. In de jaren ervoor doen Ray, Dave en Peter podiumervaring op als The Ravens en is Mick Avory een blauwe maandag drummer bij The Rolling Stones. Manager Larry Page bezorgt The Kinks een platencontract bij Pye, waar de groep onder leiding van de jonge Amerikaanse producer Shel Talmy de eerste singles Long Tall Sally en You Do Something To Me opneemt. Deze platen doen weinig, maar met de derde single You Really Got Me is het in augustus '64 wèl raak. De plaat stormt naar de eerste plaats van de Britse hitparade. Na de nog vrij brave merseybeat lijkt het Engelse poppubliek rijp voor een ruiger imago en een rauwer, op rhythm & blues geënt geluid. Met nummers als All Day And All Of The Night, I Need You en Till The End Of The Day en de albums The Kinks, Kinda Kinks en The Kink Kontroversy borduren The Kinks op dit stramien voort. Het bijbehorende onaangepaste gedrag van de groepsleden zorgt ervoor dat in '65 de eerste Amerikaanse tournee voortijdig wordt beëindigd en dat het de groep door de American Federation of Musicians tot '69 verboden wordt in de Verenigde Staten op te treden. Hierdoor blijft een doorbraak van The Kinks aan de overkant van de oceaan vooralsnog uit.


zaterdag 6 april 2013

In Alle Staten: Arkansas

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.

Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze vierde aflevering
Arkansas
Arkansas
Zoals hierboven al genoemd is Johnny Cash Arkansas' beroemdste artiest. Maar aan hem is al genoeg aandacht besteed. Nummer 2 dan: Louis Jordan (1908-1975). Bandleider, componist, en muzikant in de jazz, blues en rhythm & blues. Hij zong duetten met o.a. Bing Crosby, Ella Fitzgerald en Louis Armstrong. Na Duke Ellington en Count Basie de meest succesvolle Amerikaanse bandleider van de 20ste eeuw.


donderdag 4 april 2013

I'm a believer

Dat The Beatles zowat alle hitlijsten overrompeld hadden sinds  1963 is een ferme brok muziekgeschiedenis, daar kan en heb ik niets aan toevoegen. Je zult dan wel begrijpen dat het de Amerikanen hoog zat dat ze geen alternatief klaarhadden voor The Beatles. Dus kneedden ze een groep die een beetje in het voetspoor van The Beatles kon treden, al kwamen ze uiteindelijk niet eens tot op enkelhoogte. Dames en heren, mag ik u voorstellen aan The Monkees!
Via een advertentie in The Daily Variety, geplaatst door Screen Gems kregen George Michael Dolenz, David Thomas Jones, Robert Michael Nesmith en Peter Halsten Thorkelson in 1966 de kans van hun leven. Je mag het zo zien dat het vier acteurs waren die door Columbia Pictures waren ingehuurd om rockmuzikanten te spelen, want zelfs behoorlijk een instrument beroeren lukte hen niet. Om het geheel goed in de markt te zetten, werden The Monkees geëtaleerd in een heuse tv-serie met daaraan gekoppeld heuse muziek die speciaal voor hen werd geschreven en geschoeid was op een beatle-ische leest. Het schrijversduo Tommy Boyce en Bobby Hart leverden de vier heren hun allereerste hit Last train to Clarksville, de 5de november 1966 goed voor hun eerste Amerikaanse nummer 1. De tv-reeks The Monkees was eigenlijk een idee van producers Bert Scheider en Bob Rafelson die een blauwdruk van de look van The Beatles aanlengden met een blauwdruk van de fratsen van The Marx Brothers en dat op zekere dag verkochten aan NBC. Ze wilden eerst hun idee uitwerken rond The Lovin’ Spoonful, maar toen dat niet werkte, plaatsten ze een annonce met daarin volgende gegevens: folk and rock musician singers for acting roles in a new tv series. Running parts for four insane boys, age 17-21.  Er zouden 437 jongens reageren waaronder bekende namen zoals songwriter Paul Williams, Paul Petersen en Stephen Stills, maar die werden deels omwille van hun uiterlijk niet weerhouden.



Aan ouwe rot in het vak, muziekuitgever Don Kirshner werd gevraagd geschikte muziek voor The Monkees te zoeken. Don had een pak grote namen in zijn uitgeverij zitten waaronder Gerry Goffin, Carole King, Neil Sedaka, Barry Mann, Tommy Boyce, Bobby Hart en last but not least Neil Diamond. Geen wonder dat Al zoveel mogelijk liedjes van zijn ploeg wilde voorstellen, wat ook lukte. Als opvolger van Last train to Clarksville werd gekozen voor een nummer van Neil Diamond I’m a believer. Eigenlijk was het Barry Mann die Don Kirshner wees op de sterkte van dat liedje van Neil. Barry had Diamond ontdekt tijdens een optreden in een koffiebar in Greenwich Village. Producer van dienst tijdens de opname van I’m a believer was Jeff Barry die vond dat Micky Dolenz de leadvocals voor zijn rekening moest nemen.
Toen de winkeliers het nummer vooraf konden beluisteren mocht Colgems, het nieuwe jongeren platenlabel van RCA, méér dan één miljoen exemplaren in voorbestelling noteren. I’m a believer kwam de 10de december 1966 de top honderd binnen op plaats 44 om drie weken later op één halt te houden. Zeven weken hielden The Monkees daar stand om de 18de februari van die troon te worden gestoten door The Buckinghams met Kind of a drag. Twee dagen na het verschijnen van I’m a believer hadden The Monkees al goud te pakken.
In Engeland, waar Last train to Clarksville geen potten had gebroken omdat de tv-serie nog niet was gelanceerd, werd I’m a believer ook een nummer één nadat de tv -reeks was opgestart. Niet voor niets verscheen in het blad Billboard de hoofding Europe’s gripped by Monkeesteria nadat de vier heren niet alleen Engeland, maar ook Nederland, België, Duitsland en Frankrijk hadden platgewalst.
Van I’m a believer werden wereldwijd tien miljoen exemplaren verkocht. Neil Diamond zelf nam voor zijn elpee September morn’ een nieuwe versie op. Zijn orginele is terug te horen op de cd The essential Neil Diamond.
In 2001 werd I’m a believer gecoverd voor de film Shrek door Smash Mouth en Eddie Murphy.

dinsdag 2 april 2013

10.000 bezoekers !


Plezier en protest (deel 2)



Kunnen we uit de teksten van de popsongs uit die jaren iets meer opmaken van de aard van de veranderingen die in jaren zestig en het begin van de jaren zeventig plaatsgrepen? Het antwoord op die vraag moet welhaast ontkennend luiden. Tekstanalyses leveren in ieder geval weinig op. Zo valt er in de popsongs van de jaren zestig en zeventig bar weinig te merken van de toenemende seksuele vrijheid die jongeren zich veroorloofden. In 1981 ondernamen Larry Lance en Christina Berry een inhoudsanalyse van popsongs over de periode tussen 1968 en 1977. Met een ondertoon van lichte verbijstering stelden zij zich na afloop de vraag of in die jaren echt een seksuele revolutie had plaatsgevonden. Uit de teksten van de onderzochte liedjes viel dat in ieder geval niet op te maken. Wie de hitladder er nog eens op naluistert, zal dat moeten beamen. De meeste liefdesliedjes thematiseren verliefdheden en zeker geen volledige promiscuïteit of hedonistische seks. Sterk erotisch liedjes als het botte Satisfaction (1965) en het wellustige Let's Spend the Night Together (1967) van de Rolling Stones, het hijgende Je t'aime moi non plus (1969) van Jane Birkin en Serge Gainsborough, en James Brown's Sexmachine (1970) zijn schaarse spelden in de zachte, romantische hooiberg van de popmuziek.


In de popmuziek vinden we niet alleen weinig seks, maar ook geen overdaad aan maatschappijkritiek. Langzaamaan heeft zich het beeld gevormd dat zowat alle popsongs uit de jaren zestig deel uitmaakten van een bredere protestbeweging. Bijzonder veel echte protestliederen zijn er evenwel niet te vinden in de stortvloed aan popsongs die het decennium overspoelde. Ook in het repertoire van gerenommeerde protestzangers als Bob Dylan en zijn Britse en Nederlandse navolgers Donovan en Boudewijn de Groot vormen protestsongs maar zeer klein percentage van het geheel. Boudewijn de Groot begon zijn loopbaan met cabareteske en studentikoze, die zoals gebruikelijk in dat genre de draak staken met kleinburgerlijkheid. Enkele daarvan behandelen op licht kritische toon thema's als woningnood en seksuele voorlichting. Na het verschijnen van Welterusten, meneer de president in april 1966, volgde nog een klein aantal vertaalde protestsongs van Dylan en Donovan. Het merendeel van De Groot's repertoire gaat echter, zoals de meeste popsongs, over kwesties van identiteit en van relaties. Zijn protestsongs werden ook nooit zo populair als bijvoorbeeld Testament, dat spijtig het afscheid van de jeugdfase bezingt, of het burleske Land van Maas en Waal dat in het begin van 1967 door jong en oud werd geadopteerd als de carnavalskraker van het jaar.