woensdag 29 augustus 2018

George Harrison speelt voor het eerst met de Quarrymen


2
Van links naar rechts: George Harrison, Paul McCartney, Ken Brown, John Lennon
The Les Stewart Quartet wordt op 29 augustus 1958 gevraagd om tijdens de openingsavond van de Casbah te spelen.

Deze club in Liverpool in Engeland is eigendom van de moeder van Pete Best. Zij heeft de kelder onder haar woonhuis tot muziekzaal laten verbouwen.

Vlak voor de opening krijgen de leden van de groep, met o.a. gitarist George Harrison en drummer Ken Brown, onderling ruzie. Zij gaan uit elkaar. George Harrison stelt voor The Quarrymen voor de openingsavond van de Casbah te vragen.

Zo spelen op 29 augustus 1958 drie latere Beatles voor het eerst met elkaar – John Lennon, Paul McCartney en George Harrison. Ken Brown is op deze avond de drummer van The Quarrymen. In september 1958 zal de groep nog zes keer in de Casbah spelen..
1Nog een foto uit the Casbah van 29 augustus 1958 – Het eerste meisje van rechts te beginnen is Cynthia Powell, het latere vriendinnetje en vrouw van John Lennon.

zondag 26 augustus 2018

Ferre Grignard

De ster van Ferre Grignard staat ineens aan de hemel in 1964. Hij heeft een grote hit: ‘Ring Ring, I’ve Got to Sing’. Het is het begin van een korte, maar hevige carriere die de Antwerpse cafezanger tot op de planken van de Parijse Olympia zal brengen.

Fernand - Ferre - Grignard wordt in 1939 geboren in een kleinburgerlijk Antwerps gezin. Zijn schoolcarriere is een aaneenschakeling van mislukkingen tot zijn vader hem eindelijk naar het kunstonderwijs laat vetrekken. Hij wil schilder worden. In de late jaren vijftig ontstaat er in de buurt van de Antwerpse Stadswaag een circuit van artiestencafes en galerijtjes. Grignard stort zich daarin.

Hij maakt er o.a. kennis met Fred Bervoets. Intussen heeft hij zich zelf gitaar leren spelen en treedt hij af en toe op met gelegenheidsensembles. Ze spelen skiffle en blues. Grignards stem en zangstijl vallen bij velen meteen op: hij heeft de Blues, al spreekt hij geen woord Engels.

Met de schilderscarriere wordt het niks. Grignard geraakt niet van de grond. Hij heeft intussen wel een gezin gesticht. Ze leven op de rand van de armoede.

In 1964 gaat in Antwerpen cafe ‘De Muze’ open: een nieuwe verzamelplaats voor ‘alternatief’ Antwerpen en wijde omgeving. Ferre gaat er dikwijls zingen en spelen. De ondernemende cafebaas neemt een plaatje van hem op, in eigen beheer: ‘Ring, Ring’. Wat later komt platenbaas Hans Kusters langs. Ook hij raakt onder de indruk van Ferre’s zangstijl. Hij biedt Ferre een contract aan en laat ‘Ring, Ring’ opnieuw opnemen.

Het wordt een knallende hit. Ferre is de juiste man op de juiste plaats: het hoogtepunt wordt een optreden in de Olympia.

Kort daarop klaagde hij de Franse vedette Johnny Hallyday aan, die een bewerking had gemaakt van zijn tweede hit “My crucified Jesus”. Het plagiaat zelf kon hem niet zoveel schelen, wel het feit dat Halliday er een tekst op had gemaakt, die beledigend was tegenover hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder.

Grignard leefde overeenkomstig zijn imago: wild en nonchalant. Dat deed zijn carrière geen goed. De fans waren hem snel vergeten en Grignard werd weer cafézanger. Vlak voordat hij in 1982 aan keelkanker zou overlijden, probeerde hij een come-back te maken, “met beklemmend werk, indringend als een lange doodskreet”.

Omdat hij vaak in het Antwerpse jazzcafé “De Muze” zat, hangt er ook nu nog steeds een groot portret van Grignard aan de muur.

donderdag 16 augustus 2018

Robert Johnson

Robert Johnson werd geboren op 8 mei 1911 als zoon van Julia Majors – Dodds ( geboren October 1874 ) en Noah Johnson ( geboren December 1884 ) in Hazelhurst, Mississippi. Julia was getrouwd met Charles Dodds ( geboren Februari 1865 ), een relatief welvarende landeigenaar en meubelmaker, met wie zij 10 kinderen kreeg. Dodds was gedwongen door de Marchetti Brothers om na een geschil met landeigenaren Hazelhurst te verlaten. Ook Julia verliet Hazelhurst met baby Robert. Na twee jaar zond ze Robert naar Dodds in Memphis, Tennessee die intussen vanwege de bedreigingen zijn naam had veranderd in Spencer.

Rond 1919 keerde Robert bij zijn moeder en haar nieuwe man de 24 jaar jonger Dusty Willis, terug in het gebied rond Tunica en Robinsonville, Mississippi. Robert werd door sommige bewoners herinnerd als “Little Robert Dusty”. Op de Indian Creek School in Tunica stond hij als Robert Spencer geregistreerd. Bij de volkstelling van 1920 staat hij met Will Willis en Julia geregistreerd in Lucas, Arkansas, als Robert Spencer waar ze voor een korte tijd woonden. Robert ging op school in 1924 en 1927 en uit de kwaliteit van zijn handtekening op zijn huwelijksakte blijkt dat hij voortdurend studeerde en relatief goed opgeleidt was voor een jongen met zijn achtergrond.
Een schoolvriend uit die periode, Willie Coffee, is gevonden en gefilmd. Hij herinnert zich dat Robert op school al speelde op de mondharmonica en de mondharp.
Na zijn schoolperiode nam Robert de achternaam van zijn natuurlijke vader aan, hetgeen bleek uit de ondertekening met Robert Johnson op het certificaat van zijn huwelijk met de zestienjarige Virginia Travis in februari 1929 is. Virginia bleek al snel zwanger te zijn, tijdens de bevalling in 1930 sloeg het noodlot echter toe, Virginia en de baby overleden in het kraambed.
Rond juni 1930, kwamen bluesmuzikant Son House naar Robinsonville waar zijn muziekpartner Willie Brown al woonde. De muziek die zij maakten raakte Robert Johnson in zijn ziel, want het was de ruwste, meest directe pure emotie die Robert ooit had gehoord, en hij volgde House en Brown, waar ze ook naar toe gingen” .

Volgens Son House bleek Johnson geen bijzonder talent voor de gitaar te hebben “Zo’n slecht spelende gitarist heb je nog nooit gehoord! Het maakte de mensen gek, weet je. Ze kwamen naar buiten en zeiden: Waarom gaan jullie niet naar binnen en pak de gitaar van die jongen af.”
Ongelukkig met zijn leven als landarbeider, slopend werk voor een kleine beloning, verliet Johnson de reguliere muziekscene rond Robinsonville, Mississippi en ging naar Hazelhurst, Mississippi. Daar speelde hij in de “kroegen van de straatbendes en houthakkerskampen” en vond een vriendelijke en liefdevolle vrouw, Calletta “Callie” Craft en trouwde in mei 1931 voor de tweede keer, maar ze hielden het huwelijk geheim.
Deze periode in het zuiden van Mississippi was erg belangrijk voor Johnson, zijn muzikale talent kwam tot bloei. Toen hij terugkeerde naar Robinsonville, waren Son House en Willie Brown verbaasd door zijn muzikale ontwikkeling, er waren geruchten dat Johnson zijn ziel aan de duivel zou hebben verkocht in ruil voor het perfect bespelen van de gitaar.

Maar de carrière van Robert Johnson was gestart.

Vanuit Hazelhurst begon Johnson als rondtrekkende bluesman op en neer te reizen door de Mississippi Delta. Hij speelde in elke plaats waar hij kwam op straathoeken, voor de plaatselijke kapper of in restaurants, om zo zijn kostje bij elkaar te scharrelen.

Collega bluesmen verklaarden dat de optredens van Johnson zich niet concentreerden op zijn eigen donkere originele songs maar om het publiek te plezieren ook nummers van andere bluesartiesten en populaire nummers van artiesten zoals o.a. Bing Crosby.
Dankzij zijn vermogen om songs direct op het eerste gehoor na te kunnen spelen, gaf Johnson, zonder daar zelf moeite mee te hebben, het publiek wat zij wilden horen.

Hij was in staat om een goede verstandhouding met zijn publiek op te bouwen, een eigenschap die bij terugkeer in dezelfde plaats, een maand of jaar later, zijn populariteit en daarmee zijn inkomsten deed toenemen.
Bluesman Johnny Shines, toen 17 jaar oud, ontmoette Johnson in 1933.
Hij kon erg goed spelen, in die tijd werd het steeds drukker rond Johnson, het was erg plezierig en het geld was goed. Ik was al een tijdje in zijn buurt, maar op een avond was hij plotseling verdwenen.
Hij was opgestaan, pakte zijn gitaar en vertrok, mij alleen al spelend achterlatend. Ik zag Robert een week of twee niet meer verschijnen. Ik zei al, hij had zo zijn eigenaardigheden.
Robert en ik vervolgden daarna onze reis, ik bedoel, ik ging gewoon achter Robert aan.”

Gedurende die tijd ontmoette Johnson Estella Coleman, een plm. 15 jaar oudere vrouw en moeder van muzikant Robert Lockwood jr, waarmee hij een relatief langdurige relatie mee zou onderhouden.
Naar verluidt nam Johnson het niet zo nauw met beloftes van trouw, in elk stadje waar hij speelde had hij wel een liefje die in meerdere opzichten voor hem wilde zorgen.

Robert Johnson overleed op 16 augustus 1938, slechts 27 jaar oud, in de beurt van Greenwood MS. Hij had een paar weken gespeeld in een landelijke kroeg genaamd The Three Forks op plm. 24 km afstand van Greenwood MS.

Een van de vaak vertelde verhalen over Johnson’s dood is dat op de avond van 13 augustus 1938 Johnson begon te flirten met de vrouw van de kroegeigenaar The Three Forks en dat de vrouw hem een whisky schonk uit een door haar jaloerse echtgenoot vergiftigde fles, een andere versie van het verhaal is dat deze vrouw niet getrouwd was met de kroegeigenaar en dat Johnson uit een hem aangeboden open fles whisky dronk die aangelegd was met strychnine.
In 1968 werd, bij een onderzoek naar zijn dood, de officiele overlijdensakte van Robert Johnson in Greenwood MS gevonden.

De precieze locatie van het graf van Robert Johnson is officieel onbekend, er zijn drie verschillende plekken even buiten Greenwood MS waarop gedenktekens zijn geplaatst.

De meest waarschijnlijke locatie waar Robert Johnson is begraven is op de begraafplaats van de Mount Zion Missionary Baptist Church in Morgan City, MS, niet ver van Greenwood MS, in een anoniem graf.

In 1990 is op dit graf voor rekening van Columbia Records een klein eenvoudig gedenkteken geplaatst.

De relatief korte tijd waarin Robert Johnson een meester werd in het bespelen van de gitaar heeft in de loop van de jaren geleidt tot mysterieuze verhalen over de manier waarop dit zou zijn gebeurd.

Volgens een van de verhalen was Robert Johnson een jonge man die levend op een plantage in landelijk Mississippi een grote ambitie had om een beroemde bluesman te worden. Hij had opdracht gekregen om met zijn gitaar rond middernacht naar een kruispunt te gaan in de buurt van Dockery Roads. Daar ontmoette hij een lange zwarte man ( de duivel ) die de gitaar van Robert overnam en het stemde. De duivel speelde een paar songs en gaf de gitaar en de totale beheersing daarover aan Robert terug. In ruil voor zijn ziel was Robert Johnson vanaf dat moment in staat blues te creëren en werd hij beroemd.

In een ander verhaal vindt de ontmoeting niet plaats op een kruispunt maar op een begraafplaats. Ene Ike Zinnerman uit Hazelhurst MS leerde middernacht gitaar spelen zittend op de grafzerken. Zinnerman’s dochter bevestigde dit verhaal maar ook dat Ike Zinnerman en Robert Johnson s’nachts op de begraafplaats oefenden omdat het rustig was en niemand hen zou storen. De begraafplaats was niet in Hazelhurst zoals het verhaal gaat.

Robert Johnson leefde en oefende ongeveer een jaar met Ike Zimmerman, die hem terug begeleidde naar de Delta en in zekere zin voor hem zorgde.

maandag 6 augustus 2018

Summertime

De zangeres Ella Fitzgerald heeft op 18 augustus 1957 in Los Angeles met zanger en trompettist Louis Armstrong het nummer Summertime opgenomen, samen met het grote studio orkest onderleiding van Russell Garcia.
Gecomponeerd door George Gershwin & DuBose Heyward en uitgewerkt door Russell Garcia. Met Ella Fitzgerald nam Louis Armstrong drie albums op: “Ella & Louis“, “Ella & Louis Again” en voor Verve Records van Norman Granz de muziek van de moderne opera Porgy and Bess.
Ella Fitzgerald en Louis Armstrong namen twee relaxte en swingende albums op, net voordat de geestdriftige Norman Granz de inspiratie kreeg om deze te gaan gebruiken op een luxe 2-LP set gevuld met 16 nummers van de opera Porgy and Bess .
Hoewel het niet de eerste Porgy and Bess concept album was, mag toch gezegd worden dat de Ella & Louis een van de beste de versies is.
Beiden artiesten waren in top vocale vorm op het moment van de opname, en terwijl Louis zijn trompet stukken niet zo sterk waren als in de afgelopen jaren, kon hij nog prachtige solo’s uitvoeren.
Aan het nummer “Summertime” werd aan het arrangement door Russ Garcia’s een paar subtiele veranderingen aan de originele opnemen toegevoegd.
Armstrong speelt een majestueus eerste refrein op de trompet, dan gevolgd door een gladde en romige sole vocale van Ella.
Na een subtiele maar belangrijke verandering, neemt Louis de solo vocale over.
Wanneer Ella terug komt spint ze een prachtig ontworpen variatie op de melodie, terwijl Louis haar ondersteunt met een aantal van zijn tederste scats hij ooit heeft opgenomen.

zondag 5 augustus 2018

The Riot Squad

The Riot Squad was een Londense Rhythm & Blues band die in 1965 door producer Larry Page werd gestuurd. Maar toen die andere dingen belangrijker vond kwam de groep onder de hoede van Joe Meek, een producer die heden ten dage op zich al een ware verzamelaarsschare aantrekt. Neem er dan nog bij dat de groep bestond uit muzikanten die later in grotere bands furore zouden maken en je kunt aanvoelen dat de waarde van hun platenmateriaal voor de verzamelaar is gestegen.

Hun handjevol singles werden daarnaast geen echte grote hits zodat ze al moeilijker zijn te vinden.

The Riot Squad kende in hun korte periode van hun bestaan (1965-1967) een aantal bezettingswisselingen. Vaste kern waren Graham Bonney, Ron Ryan, Mike Martin en Mitch Mitchell. Later zou Jon Lord als keyboardman zich bij de groep aansluiten. Na het uiteengaan van de groep kende zanger Graham Bonney succes als solozanger. Denk aan zijn hit “Super Girl”. Mitch Mitchell werd later drummer bij de Blue Flames van Georgie Fame en weer wat later drummer bij de Jimi Hendrix Experience. En Jon Lord maakte later deel uit van Deep Purple.

zaterdag 4 augustus 2018

The Merseybeats

The Merseybeats is een Britse popgroep, opgericht in 1961 in Liverpool. De groep heette eerst The Mavericks, daarna The Pacifics, toen The Mersey Beats en pas vanaf april 1962 The Merseybeats. De naam kwam uiteraard van de Merseybeat, de typische muziekstijl van Liverpool in die jaren. De groep had een paar hits in 1964.

The Merseybeats stonden bekend als de ‘best geklede groep’ van de vroege jaren zestig. Ze droegen bolero’s, overhemden met volants en laarzen met hoge hakken. Ze traden vele malen samen met The Beatles op in de Cavern Club en stonden een blauwe maandag onder management van Brian Epstein. Ze vonden echter dat hij The Beatles te veel voortrok.

Billy Kinsley vertelde ooit dat het aan hem te danken is dat A Taste of Honey op de eerste Beatles-lp Please Please Me staat. De Beatles brachten het nummer tijdens een concert waar ook The Merseybeats optraden. Na afloop vroeg Paul McCartney aan Billy Kinsley wat hij van het nummer vond. Toen Kinsley enthousiast reageerde, sleepte Paul hem mee naar de kleedkamer om dat ook aan de andere Beatles te vertellen. Die zagen namelijk niets in het nummer. Het enthousiasme van Kinsley trok hen over de streep om het nummer toch op de plaat te zetten.

De singles die de groep uitbracht, waren allemaal ballads. Die waren eigenlijk niet representatief voor het repertoire dat de groep bij zaaloptredens liet horen. Dat waren vaak wat ruigere nummers met een veel hoger tempo.

De eerste plaat die Fontana Records, hun platenmaatschappij, van hen op de markt bracht, was "It’s Love That Really Counts", in augustus 1963. De plaat haalde de Britse hitparade niet, maar op langere termijn werden er meer dan 100.000 exemplaren van verkocht. De opvolger, "I Think of You", die uitkwam in januari 1964, haalde wel de hitparade en kwam tot nummer 5. Daarna had de groep nog twee kleinere hits: "Don’t Turn Around" en "Wishin’ and Hopin’", die allebei tot nummer 13 kwamen. Van dat laatste nummer (geschreven door Hal David and Burt Bacharach) kwam in de Verenigde Staten een versie van Dusty Springfield op de markt. Die bereikte de zesde plaats in de Billboard Hot 100.

De singles die The Merseybeats daarna uitbrachten, deden het aanmerkelijk minder goed, ook al nam de groep in de loop van 1965 weer een manager. Liever gezegd: twee managers, het duo Kit Lambert en Chris Stamp, die ook The Who onder hun hoede hadden.

De zwanenzang van The Merseybeats was "I Stand Accused" (december 1965). Ze kwamen aan het nummer dankzij een misverstand. Hun manager Kit Lambert hoorde een Amerikaans nummer dat zo heette, en wilde de rechten kopen om het uit te brengen. Hij kreeg de rechten op een Brits nummer met dezelfde naam. De schrijver was Tony Colton, die later hits schreef voor o.a. Cream, Rod Stewart en Phil Collins. Tijdens de opname hing Keith Moon van The Who in de studio rond. Hij zorgde voor de gongslagen op het eind van het nummer

Crane en Kinsley gingen verder als "The Merseys" en scoorden nog een hit "Sorrow".

De leden van de groep waren:

Tony Crane, gitaar
David Elias, in 1962 vervangen door Aaron Williams, gitaar
Billy Kinsley, basgitaar
Frank Sloane, in 1962 vervangen door John Banks, drums

Billy Kinsley verliet de groep in februari 1964 om een eigen groep, The Kinsleys, te vormen. Hij werd eerst vervangen door Bob Garner en later door Johnny Gustafson, afkomstig van The Big Three, een andere Liverpoolse band. Eind 1964 kwam Kinsley terug. John Banks overleed aan kanker in 1988.