vrijdag 28 november 2014

Muziek in het tijdperk van de fonografie

In 1877 vond Edison de fonograaf uit. In de bijna honderdvijfentwintig jaar die sindsdien zijn verstreken, heeft de geluidsregistratie het muziekleven drastisch veranderd. Een oeroude droom van de mensheid - de opslag van het akoestisch signaal - werd werkelijkheid; geconserveerde muziek is doorgedrongen in de muziekpraktijk, het muzikale bewustzijn is verrijkt met een historische dimensie en de leer van de uitvoeringspraktijk heeft een hoorbaar demonstratie object gevonden.
Deze en tal van andere aspecten geven ons recht en reden om te spreken van cultureel nieuwe elementen van de “Muziek in de epoche van de fonografie”.
Slechts een waanzinnig klein gedeelte van de muziekgeschiedenis is voor onderzoek toegankelijk. Reeds het ontcijferen van getuigenissen van de Europese middeleeuwse muziek levert grote problemen op. Archeologische vondsten die tussen 1954 en 1962 in de Oekraïne werden gedaan, tonen echter aan dat in het Paleolithicum, zo’n 20.000 jaar geleden, een “slagwerk orkest” bestond, dat werkte met geprepareerde mammoetbotten. Naar de manier waarop deze instrumenten werden gebruikt, blijft het  gissen.; de relatie tussen uitingen van de menselijke stem, de dans en het gebruik van instrumenten kan in het beste geval bij benadering worden vastgesteld met behulp van muzieketnologisch onderzoek. Kortom, de vroegste geschiedenis van het menselijk musiceren zal wel altijd duister blijven.
Eigenlijk pas laat stuiten we op pogingen om de vluchtige klank met schriftelijke symbolen vast te leggen. Het vroegchristelijk denken heeft naar het schijnt zelfs de Griekse notatie verworpen om pas veel later in verschillende etappes tot die notatie te komen, die tenslotte bepalend werd voor de beschaving van het avondland. Aan het begin van die christelijk-avondlandse ontwikkeling stond echter de onwrikbare overtuiging van de vluchtige vergankelijkheid der tonen:
“De tonen vergaan als ze niet in de herinnering van de mens worden bewaard omdat ze niet kunnen worden opgeschreven.” Deze zin is te vinden in de “Sententae de musica” welke Isidor van Sevilla rond 620 na Christus formuleerde. De voor het gebruik van de liturgische muziek geleidelijk aan ontwikkelde tekens, de neumen, kwamen aanvankelijk nog tegemoet aan de opvatting dat muziek niet op schrift kon worden uitgedrukt, want ze dienden niet primair om het gecomponeerde te fixeren, maar als geheugensteun bij de uitvoering. Het grootste deel van de wereldgeschiedenis van de muziek is derhalve de geschiedenis van de notatieloze muziek.
Deze muziekpraktijk van de eerste historische orde heeft slechts geringe sporen nagelaten: instrumenten, afbeeldingen, overleveringen van allerlei soort. De ontwikkeling van het notenschrift kondigt een dialectische sprong in de muziekgeschiedenis aan. Max Weber heeft op die kwantumsprong gewezen toen hij noteerde: “Het notenschrift heeft voor de muziek een veel grotere betekenis dan het letterschrift voor de literatuur. Men zou zich een heel drama van Ibsen kunnen voorstellen door louter mondelinge overlevering. Maar de conceptie van een symfonie in ondenkbaar via alleen mondelinge overlevering.”
Zonder het notenschrift is ook het ontstaan van de componist ondenkbaar. Nu gaat het schrift vooraf aan de klank. De renaissance kende dat begrip reeds en daarmee de plaats van de componist als schepper van een “werk”. Daarmee begint de muziekpraktijk van de tweede orde. Daarnaast blijft die praktijk van de eerste orde bestaan, maar het in schriftelijke vorm vastgelegde werk bepaalt tenslotte letterlijk de hele muziekcultuur. De Europese kunstmuziek zoals we die algemeen kennen, staat op deze historische trap. Het muzikale denken werd tenslotte in de negentiende eeuw vrijwel volledig beheerst door deze kunstmuziek met het daaraan ten grondslag liggende toonsysteem en de bijbehorende notatiewijze. De concrete historische vormen van de muzikale schoonheid werden omgemunt tot esthetische wetmatigheden.
Het was de muzikale volkenkunde die deze gangbare gedachte ondermijnde. De schok werd ingeleid door de Engelsman Alexander John Ellis (1814-1890) die in 1814 de Londense Royal Society een studie voorlegde, welke met de volgende zin afsloot: “De conclusie luidt, dat de muzikale toonladder niet uniek is en op zichzelf staat. Evenmin is deze ‘natuurlijk’. Er bestaan heel verschillende, erg capricieuze schaalvormen.”
Met zijn studie, die onder de titel “On the Musical Scales of Various Nations” verscheen, heeft Ellis het geloof aan de enige juistheid van het met ons notenschrift gerelateerde toonsysteem ter discussie gesteld.
De mogelijkheid om de verscheidenheid van de in de wereld voorkomende toonsystemen vast te stellen en te produceren, werd pas in de praktijk mogelijk dankzij de uitvinding van de fonograaf van Edison in 1877. Al gauw werd namelijk dit apparaat ook voor muzikaal veldonderzoek gebruikt, te beginnen in de Verenigde Staten. Aan het begin van de 20e eeuw werd onder andere het Phonographische Archiv in Berlijn gesticht. De eerste directeur, E.M. von Hornborstel, verzorgde in 1922 bijvoorbeeld ook een  Duitse vertaling van het werk van Ellis.
Met de fonografie werd niet alleen het fundament gelegd voor de etnomusicologie, maar ook meteen ook principieel voor de mogelijkheid om tot de “wereldmuziek” door te dringen. Ondanks later ontstane misverstanden over dit begrip is dat hier bedoeld als analogie van het door Goethe geïntroduceerde begrip “wereldliteratuur”. Dat omvat zowel een wereldwijde uitwisseling als de gedachte van het gemeenschappelijk literatuurbezit van alle volken.
Het is veelzeggend dat het idee van een wereldmuziek niet tegelijk met het begrip wereldliteratuur tot ontwikkeling kwam. Dat hangt in hoge mate samen met het feit dat ons notenschrift ongeschikt is voor het vastleggen van muziek uit buiteneuropese culturen. Pas de overgang van het noten- naar het klankschrift, van de schriftelijke notatie naar de fonografie heeft hier voor verandering gezorgd. De betekenis van de fonografische registraties die Bartók op de Balkan, in Turkije en Noord Afrika maakte, ligt onder andere mede daarin besloten.
De studie van de boerenmuziek, schreef de veertigjarige Bartók in een autobiografische schets, “was daarom van beslissende betekenis voor me, omdat deze me op de mogelijkheid van een volledige emancipatie van de alleen heerschappij van het bestaande majeur- en mineur systeem attendeerde.”
Zo heeft de fonografie een voortgaande ontwikkeling van het inzicht over de wereldmuziek mogelijk gemaakt. De apparatuur die de etnomusicologen aanvankelijk ter beschikking stond om op te nemen en weer te geven, was nog vrij primitief. In elk geval was die apparatuur nog ongeschikt om het muziekleven zelf en het publieke bewustzijn van muziek te veranderen of te beïnvloeden.
Pas de electrificatie van de geluidsregistratie en -weergave maakte dat mogelijk. Op grote schaal gebeurde dat na de tweede wereldoorlog. Muziekconserven vormen thans het dominerend grote deel van het muziekaanbod. Geregistreerde muziek vormt de hoofdschotel van de muziekconsumptie. Hel wat muziekoptredens danken hun primaire bestaan zelfs aan de geregistreerde vorm. Dat geldt met name voor het grootste gedeelte van de popmuziek. Er zijn ook werken, die helemaal niet meer in schriftelijke vorm worden geconcipieerd, maar die meteen in fonografische gestalte verschijnen: elektronische muziek, musique concrète, tape music.
Dat biedt ons het recht om over een muziekpraktijk van de derde orde te spreken. Ook hier weer dient te worden opgemerkt dat de oude praktijken - notatieloze overlevering en genoteerde muziekwerken - blijven voortbestaan. Niettemin ging de gefonografeerde muziek een kwantitatief steeds grotere rol spelen; hij kreeg geleidelijk een dominant karakter en veranderde de struktuur van het muziekleven kwalitatief:
1) Voor het eerst in de geschiedenis is de muziekweergave in het tijdsdomein losgekoppeld van de uitvoering door de mensen.
2) De elektro-akoestische registratie maakt het mogelijk om muziekvormen te realiseren die in de normale “live” muziek onmogelijk zijn.
3) De compositie kan wat het eindresultaat betreft toe zonder zingende of musicerende mensen omdat elektrische impulsen naar wens van een componist als zodanig kunnen worden gebruikt. In plaats van een “muzikale interpretatie” is dan sprake van een “technische realisatie”.
4) De vastlegging op magnetische band of computerschijf maakt het mogelijk om vrij te beschikken over gedeelten van het opgeslagen materiaal. Daardoor worden allerlei bewerkingen mogelijk: collage, montage, vervreemding enzovoorts. Anders gezegd: zo ontstaat een elektro-akoestische redactie. Het technische medium houdt op om louter overdrachts medium te zijn en wordt een “instrument” in muzikaal-esthetische betekenis. Dat wil zeggen: een werktuig ten dienste van de artistieke expressie.
Afzonderlijk zijn al deze aspecten wel doorgedrongen tot het bewustzijn van brede lagen van muziekliefhebbers. Zo’n honderdvijfentwintig jaar na de uitvinding van de fonografie mag echter best wat meer aandacht worden besteed aan het doordingen van dat bewustzijn van de totale culturele innovatie die de fonografie heeft teweeg gebracht.
Voor het eerst beschikken we over documenten die meer over de artistieke wil van een componist aantonen dan de opgeschreven noten: bijvoorbeeld platen, cd’s en banden, waarop te horen is hoe Hindemith, Stravinsky en Strauss eigen werken dirigeerden of hoe Saint-Saëns en Ravel piano speelden. Voor het eerst blijven documenten bewaard over de uitvoeringspraktijk en de ontwikkeling daarvan gedurende de afgelopen vijfenzeventig jaar. Latere generaties kunnen die ontwikkeling bestuderen en er hun voordeel mee doen.
Het is moeilijk aantoonbaar, maar de belangstelling voor zo authentiek mogelijke uitvoeringen van oudere muziek is waarschijnlijk erg gestimuleerd doordat zoveel uitvoeringen ter vergelijking beschikbaar waren. Zelfs als die stimulans vanuit het negatieve kwam: op die manier doen we het voortaan niet langer.
In een toekomstig muziekmuseum moeten alle vormen naast elkaar te vinden zijn. Van de eigenzinnig romantische aanpak van de Matthäus Passion door Mengelberg tot de meest academische authentieke uitvoering.
De fonografie heeft de van nature vluchtige muziek aan banden gelegd en dienstbaar gemaakt voor de mensheid. Daarbij  werd het muzikale bewustzijn aanzienlijk verrijkt, er werd een historische en haast planetaire dimensie aan toegevoegd, nieuwe kwaliteiten van de vormgeving en de belevenis werden ontsloten.

dinsdag 25 november 2014

Pat Hare

Auburn “Pat” Hare was in de jaren vijftig één van de eerste elektrisch spelende gitaristen die vervorming gebruikte als onderdeel van zijn gitaarspel. Effectpedalen bestonden in die tijd nog niet maar Pat Hare draaide de volumeknop van zijn versterker op tien, liet zijn vingers onnavolgbaar het werk doen en wist zodoende een agressief geluid uit de kreunende speakers te ontlokken.

Pat Hare werd geboren in Cherry Valley, Arkansas op 20 december 1930 en begon op jonge leeftijd gitaar te spelen. Als tiener vertrok hij naar Memphis en Hare werd eind jaren 40 ingelijfd in Howlin’Wolf’s eerste elektrische band
In de jaren 50 werd Pat een ingehuurde kracht voor de Sun Studio’s in Memphis en is als begeleider te horen op platen van o.a. Howlin’Wolf en Bobby “Blue” Bland.
Pat Hare begeleide James Cotten op zijn debuutsessie voor Sun, het kenmerkende spel van Hare is te horen op “Cotton Crop Blues” en “Hold Me In My Arms”
In 1954 zou Pat Hare een solo single voor Sun opnemen “I’m Gonna Murder My Baby”, een song dat acht jaar later een griezelige voorspelling zou blijken te zijn.



Eind jaren 50 verhuisde Pat Hare naar Chicago, speelde regelmatig mee in de band van Muddy Waters en is te horen op het beroemde “Live At Newport” album uit 1960.
In het, na wat later bleek fatale jaar 1962, verhuisde Hare opnieuw, nu naar Minneapolis om samen een met George “Mojo” Brufford een band te beginnen.

In hetzelfde jaar 1962 kreeg de plaatselijke politie een melding van huiselijk geweld tussen een dronken Hare en zijn vriendin.
Bij aankomst ontdekte de opgetrommelde agent dat Pat Hare zijn vriendin had doodgeschoten.
Om een nooit opgehelderde reden schoot Pat Hare ook de agent dood. Uiteindelijk werd Pat Hare door andere agenten neer geschoten, raakte gewond en werd gearresteerd.
Dit was natuurlijk meteen het einde van een relatief korte maar veelbelovende carrière.
Pat Hare werd in 1964 veroordeeld tot levenslang en stierf in 1980 in een gevangenis in Minneapolis aan longkanker.

De single “I’m Gonna Murder My Baby bleef destijds onuitgebracht, maar de song zou jaren later uit de archieven van Sun opduiken en verschijnen op diverse compilatie albums.

zondag 23 november 2014

Muziek en kleur




Door de eeuwen heen heeft het verband tussen kleur en muziek filosofische en creatieve ontdekkingen geïnspireerd en onze referenties en taal op wonderlijke wijze vormgegeven. Dat we specifiek verwijzen naar de 7 kleuren van het spectrum danken we aan Newton’s ontdekking van de breking van wit licht in kleuren en zijn besluit die kleuren te verbinden met de 7 tonen van de toonladder. Hij schreef in 1675 aan de Royal Society: “en mogelijk kan kleur onderscheiden worden in zijn kenmerkende gradaties van rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en diep violet, vergelijkbaar met de wijze waarop geluid binnen een octaaf in tonen wordt verdeeld.”

Gedreven zoals de oude Grieken vóór hem om een integrale kosmologie te ontdekken, geloofde Newton dat de verdeling van licht in kleur overeen moest komen met de 7 tonen van de toonladder, vooral omdat een indeling in 7 een basisprincipe was in alchemie, religieuze filosofie en klassieke kosmologie. Zijn beroemde ‘Kleurencirkel’ laat een basisindeling zien waarin de 7 kleuren geplaatst worden naast de 7 tonen van de antieke Griekse Dorische toonaard, die ten tijde van Newton de kerkmuziek overheerste.

Het zoeken naar een verband tussen kleur en muziek was meer dan louter een wiskundig onderzoek. Voor de Grieken, Newton, Kepler en vele anderen was het een religieuze zoektocht om de verbinding te vinden tussen de geziene en gehoorde wereld van licht en geluid en de ongeziene, ongehoorde wereld van oorzaak en invloed. Net als de alchemistische speurtocht naar de Steen der Wijzen was het een zoeken naar harmonie, niet alleen in het begrijpen, maar juist ook in het zijn.

Muziek en kleur delen dezelfde taaluitdrukkingen. We spreken van ‘toon’ in relatie tot zowel licht als geluid. Muziek kent naast de toonladder van 7 een ‘chromatisch’ (van het Griekse woord voor kleur: chroma) 12-tonen stelsel. Sporadisch zijn er in de geschiedenis verwijzingen naar muziek en kleur te vinden. Musici in het oude Egypte speelden op basis van een kleurenreeks als een soort partituur. Dat concept klonk bij Debussy in de 19e eeuw na toen hij veronderstelde “Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de essentie van muziek niet in een traditionele en vaste vorm gevangen kan worden. Het bestaat uit kleuren en ritmes.”

Naast filosofisch onderzoek probeerde men steeds weer de effecten van kleur en geluid te begrijpen. Plato schreef in zijn Res publica speciale effecten en betekenis toe aan de 7 toonaarden van de Griekse muziek, waarbij hij beschreef welke toonaard bijvoorbeeld opvoeding, orde of welzijn bevorderde. Die Griekse erfenis is nog zichtbaar in het concept van ‘majeur’ en ‘mineur’ en hun verschillende stemmingen.

Ook kleurentherapie - een moderne complementaire therapie - heeft zijn wortels in het verleden. In de 19e eeuw ontstond Chromotherapie onder invloed van het denkbeeld dat kleur een fysiologische reactie veroorzaakt. In de eerste Wereldoorlog hadden sommige ziekenhuizen in Londen zogenaamde kleurgenezing zalen voor gevallen van overspannen zenuwen ten gevolge van onder andere granaatvuur. In dezelfde periode werd er verf op de markt gebracht voor therapeutische doeleinden. Blauw werd gezien als kalmerend en verkoelend, rood als stimulerend.

De combinatie van kleur en muziek als toepassing voor welzijn heeft ook in recenter tijden voorstanders gevonden.

Jimi Hendrix zei in 1970: “Ik zie een tijd voor me waarin mensen een aparte, volledig audiovisueel vormgegeven ruimte hebben. Waar je languit kunt gaan liggen en alles vibreert er in kleuren en geluiden. Een kamer voor overpeinzing om je zenuwen tot rust te laten komen. Het zou ongelofelijk zijn als je muziek kunt maken die zo perfect is dat het als stralen door je heen filtert en die je uiteindelijk zou genezen.”

Het zoeken naar betekenis van kleur en de toepassing in welzijn is nooit opgehouden. Nu mensen de beperking van wetenschap als verklaring van elk menselijk verschijnsel beginnen te zien, wordt er mogelijk meer waarde gehecht aan de menselijke ervaring en het anekdotisch bewijs dat kleur werkelijk een specifiek effect heeft. Wetenschappelijk dogma kan ertoe leiden dat mensen alleen over kleur en geluid denken als willekeurige frequenties in een elektromagnetisch spectrum, maar onze ervaring vertelt iets anders.

We weten allemaal dat kleur en geluid ons beïnvloeden. We kiezen kleur en muziek om een stemming of gevoel uit te nodigen of te bevestigen. We vinden kleur of muziek opwindend, levendig, terneerslaand of verheffend, etc. Dikwijls kan een ervaring van muziek en kleur een gevoelsstaat en connectie bewerkstelligen die voorbij ons vermogen reikt deze in woorden te beschrijven.

Geluid, ritme en kleur zijn een integraal onderdeel van de wereld en van hoe we het leven ervaren. Het zijn voertuigen van menselijke expressie en middelen waarmee de natuurlijke wereld zich aan ons openbaart. In geluid en kleur ligt nog te ontdekken intelligentie, die toegang geeft tot de wereld van energie die het leven verheft en in stand houdt. Ons inzicht hierover mag vertrouwen op het spirituele innerlijke leven en het gevoelsleven van ons bewustzijn, dat aangeeft wat al objectief gemeten kan worden. Mogelijk zullen muziek en kunst van de toekomst deze intelligentie aanboren, waardoor we dichter bij een directe verbinding gebracht worden met de intelligentie van de wereld waarin we leven.

vrijdag 21 november 2014

Angie

Angie is een single van rockband The Rolling Stones uit 1973, van hun album Goat's head soup.
Het nummer werd opgenomen in november-december 1972 en is voornamelijk geschreven door Keith Richards, maar werd vanwege een afspraak vermeld als Jagger-Richards. Het is een akoestische ballade die gaat over het einde van een relatie. Het lied werd bekend om zijn indringende teksten over verloren liefde en verdriet. Zanger Mick Jagger heeft met het nummer een enorme prestatie neergezet, omdat hij zijn vocalen prachtig laat overkomen.
Vragen over de oorsprong van het nummer zijn nooit opgehouden. Ondanks veel geruchten dat het gaat over een relatie tussen Mick Jagger en David Bowie's vrouw Angela, ontkennen de Stones dit. Richards zegt al een jaar voordat Angie werd opgenomen, met de naam zijn gekomen. In het boekje van de compilatie-cd Jump Back (the best of the Rolling Stones) beweert Richards dat het nummer gaat over zijn dochter Angela.



dinsdag 18 november 2014

In Alle Staten: Minnesota

De 51 Amerikaanse staten hebben ieder zo hun eigen favoriete en succesvolle artiest.
In de komende 51 afleveringen komen alle staten aan bod met een kort overzicht van de artiesten die, behalve er geboren zijn, zich het meest met die staat identificeerden. Bekende voorbeelden: Arkansas-Johnny Cash, Californië-Brian Wilson (Beach Boys), Georgia-Ray Charles en Texas-Buddy Holly.
Maar wie vertegenwoordigt Hawaii, Alaska, Florida of New York ?

In deze 24e aflevering:
Minnesota
Minnesota
Zouden staatgenoten Bob Dylan en Prince elkaar ooit zijn tegegekomen ? Beide grootheden komen uit Minnesota, zoals ook The Andrew Sisters, Judy Garland en Eddie Cochran.
De ‘dubbelstad’ Minneapolis en St. Paul bracht in de muziekgeschiedenis al veel bekende namen voort, waaronder Bob Dylan, Soul Asylum, The Andrew Sisters en The Replacements. Toch stonden deze Twin Cities, zoals ze ook wel genoemd worden, pas goed in de schijnwerpers vanaf het moment dat Prince er zijn zelfbenoemde debuutalbum opnam en uitbracht. Hij legde met zijn ‘Minneapolis Sound’ al snel de fundering voor een snel groeiende creatieve muziekscene in beide steden.


Maar we kiezen voor Eddie Cochran (1938-1960), Amerikaans rockabillyzanger en -gitarist. Veel van zijn nummers gaan over de vreugdes van het leven als tiener. Hij wordt hierdoor wel eens vergeleken met Buddy Holly. Enkele van zijn bekendste nummers zijn "C'mon Everybody", "Summertime Blues" en "Three Steps to Heaven".

Tijdens de lente van 1960 toerde hij samen met zijn vriend Gene Vincent door Groot-Brittannië, met veel succes. Op 17 april van dat jaar raakten hij, Gene Vincent en zijn vriendin, de liedschrijfster Sharon Sheeley, betrokken in een auto-ongeluk nabij Chippenham toen ze onderweg waren naar het vliegveld van Londen. Vincent en Sheeley overleefden het, maar Eddie Cochran stierf diezelfde dag. Hij was slechts 21 jaar oud. Eddie Cochran was zeer productief, en na zijn overlijden zijn veel platen met nieuw materiaal uitgebracht, die vooral in het Verenigd Koninkrijk goed verkochten. De single "Three Steps to Heaven" werd in dat land ook postuum, een maand na zijn overlijden, een nummer 1-hit.

zondag 16 november 2014

Duo Hofmann


Artikel t.a.v. overlijden George Hofmann (uit: Dagblad van het Noorden - 2 december 1957) ( bron: Historische Kranten Koninklijke bibliotheek)
George Hofmann werkte bij een drukkerij als typograaf, speelde amateurtoneel en vond het leuk om liedjes te schrijven. Eén van zijn eerste nummers was Bloemenmeisje, dat in 1918 ook op de plaat verscheen. Hij ging optreden samen met Truus Meijer, met wie hij later zou trouwen en ze vormden in de eerste helft van de vorige eeuw een zeer succesvol duo, de Gert en Hermien van de Dertiger Jaren worden ze wel genoemd, dat volle zalen trok. Bovendien verkochten hun platen goed. De liedjes die ze op de plaat zetten waren meest smartlappen, met titels, waar André Hazes of de Zangeres zonder Naam jaloers op geweest zouden zijn: Het loon van den arbeid - De arme rijkaard en Kindjes kleertjes. Ze traden vaak op samen met de uit Middelburg afkomstige crooner-cabaretier, zoals je zo iemand in de VS zou genoemd hebben, Jean-Louis Pisuisse, die in november 1927 met zijn echtgenote bij een crime-passionel om het leven kwam.

Duo Hofmann trad later samen op met hun dochters ( één heette voor 't gemak Truusje) als Fam. Hofmann tot na de oorlog. George overleed in december 1957. Hun repertoire klinkt nu gedateerd en stoffig en er zullen nog maar weinigen zijn die zich in hun repertoire interesseren, maar sommige liedjes zijn nog best te pruimen - luister maar eens naar het vrolijke IJs, IJs, IJs, dat we beter kennen in de Engelse versie als I Scream, You Scream, We Al Scream For Ice Cream en dat ook door de Animal Crackers in 1975 van een Nederlandse tekst voorzien werd. ( informatie: De Nederlandse Lichte Muziek van A-Z - Henry Mildenberg)

donderdag 13 november 2014

Woodstock (6)

Van 15 tot en met 18 augustus 1969 werd op een stuk landbouwgrond te Bethel in de staat New York, VS, het Woodstock Art- en Fairfestival gehouden. Het openlucht-concert werd vooral bekend om de optredens van beroemde en minder beroemde artiesten. Ruim een half miljoen mensen trotseerden regen- en onweersbuien met behulp van wat stimulerende middelen, lekke tenten en heel veel liefde. Bekend zijn de optredens van oa.a. Jimi Hendrix, Joe Cocker, Santana en Janis Joplin, maar in deze serie aandacht voor de optredens en artiesten die in de vergetelheid zijn geraakt.
John Sebastian bijvoorbeeld. Zoon van de beroemde mondharmonicaspeler John Benson Sebastian Sr. en oprichter van The Lovin' Spoonful. Het optreden op Woodstock was niet geheel volgens het draaiboek.


maandag 10 november 2014

Canon van de Nederlandse Popmuziek: 1968

Cabarock: rock in het theater Neerlands Hoop in Bange Dagen
Eind jaren zestig richten Bram Vermeulen en Freek de Jonge het progressieve cabaretduo Neerlands Hoop op. Het duo is niet alleen vernieuwend, maar trapt ook tegen heilige huisjes. Neerlands Hoop neemt geen blad voor de mond en staat bij veel mensen te boek als brutaal en hard. De groep roept dan ook bewondering als verguizing op. Wat Neerlands Hoop verder bijzonder maakt, is dat zij in hun programma’s een belangrijke plek inruimen voor popmuziek. Neerlands Hoop is de eerste groep die cabaret met popmuziek samensmelt. In het voorjaar van 1968 debuteert Neerlands Hoop met het programma Neerlands Hoop In Bange Dagen. De gelijknamige plaat verschijnt twee jaar later. In 1969 echter wordt de single Zeven Ballen En Een Piek uitgebracht, waarop Freek en Bram begeleid worden door het trio Thijs van Leer aangevuld met Jan Akkerman, die later furore maken als Focus. Neerlands Hoop gaat ook met een echte popgroep optreden, bestaande uit Jan de Hont (ex-Maskers), drummer Harry Heeren (ex-Lords) en de jeugdige gitarist Thé Lau (The Scene). In 1976 nemen Freek en Bram de plaat Hoezo Jeugdsentiment op, een LP met Nederlandstalige bewerkingen van popklassiekers. Kortom: Neerlands Hoop neemt een bijzonder plek in omdat zij de weg hebben geplaveid voor talloze groepen die cabaret en popmuziek samenbrengen, zoals later Arthur Umbgrove, Acda & De Munnik of Veldhuis & Kemper.

vrijdag 7 november 2014

Muziek tegen ziektes

Muziek kan volgens onderzoekers ook een geneeskrachtige werking hebben. Het beïnvloedt de hersenen dusdanig dat er stoffen worden aangemaakt die voor genezing kunnen zorgen. Een voorbeeld vinden we terug in de bijbel (1 Samuel 16:14-23). Koning Saul leed aan depressie en kon gekalmeerd worden als David op de harp speelde. Uit een onderzoek van Lombard uit 1887 bleek dat het menselijke zenuwstelsel reageert op muziek. Uit andere experimenten werd duidelijk dat endocriene klieren meer secreten afscheidde. Tot het endocriene stelsel behoren onder meer de hypofyse en de schildklier. Deze klieren geven de secreten (hormonen) direct aan het bloed af. Veel ziektes worden veroorzaakt door tekorten van secreties in de endocriene klieren. Muziek zou ervoor zorgen dat er meer secreten door het lichaam worden aangemaakt.

We laten de technische kant even varen. Uit onderzoek blijkt dat muziek een effectief middel is tegen verschillende ziektes. Epilepsie, hysterie en allerlei andere zenuw- en hersenziekten bleken (gedeeltelijk) tegengehouden te kunnen worden door muziek. Het geheugen kon terugkeren door muziek. Verlamde spieren werden in de onderzoeken opnieuw geactiveerd en tijdelijke zwakzinnigheid werd uitgebannen. Florence Nightingale schreef vocale en instrumentale muziek aan haar patiënten voor om ze zo te genezen van oorlogsneurosen. Verschillende artsen gebruikten muziek met succes om slapeloosheid bij patiënten weg te halen. Dr. Kravkov ontdekte dat door muziek het gezichtsvermogen met 25 procent verbeterd kon worden. De proefpersonen ondergingen een muzikale stimulans. Ze deden extra hun best en door de extra inspanning zagen ze meer.


Muziek verlaagt de afgifte van het stresshormoon cortisol waardoor we ons kunnen ontspannen. Het activeert ook het beloningssysteem in onze hersenen dat actief is bij seks, lekker eten en het gebruik van drugs als heroïne en cocaïne. Door het beloningssysteem voelen we ons goed. Dat verklaart waarom we het zo fijn vinden om naar muziek te luisteren. Elk onderdeel van muziek wordt op een aparte plaats geanalyseerd. Later worden deze onderdelen weer samengebracht. Ritmes worden bijvoorbeeld verwerkt in de basale kernen en in het cerebellum. Deze gebieden zijn ook betrokken bij het voorbereiden en coördineren van bewegingen. Ritme en beweging zijn dus nauw met elkaar verbonden, daarom dansen en bewegen we vaak met de muziek mee.

De meeste doktoren zijn het erover eens dat muziek een sterke invloed uitoefent op de hersenen. Vanaf daar zou de muziek via het zenuwstelsel andere lichaamsdelen beïnvloeden. Op deze manier worden de functies van spijsvertering, bloedsomloop en ademhaling beïnvloedt. Volgens Dr. Cutter komt dit doordat muziek de hersenen op een aangename manier bezighoudt, waardoor het zenuwstelsel ongestoord zijn gang kan gaan. Dit is echter nog niet bewezen. Feit is wel dat muziek de enige kunstvorm is waarvoor dieren en zwakzinnigen gevoelig zijn. Richard de la Prada ontdekte dat muziek op je zenuwstelsel inwerkt, onafhankelijk van intelligentie.

dinsdag 4 november 2014

Norwegian Wood

In onze niet officiele serie " Zo kan het ook" vandaag een publicatie van Norwegian Wood, een van de krakers uit het repertoire van Gerrit en de Krekels.