woensdag 30 mei 2018

Wat is muziek?


Afbeeldingsresultaat voor De politicus en filosoof Boëthius


Muziek zou simpelweg kunnen worden beschreven als een samenspel van luchttrillingen die worden opgevat als klanken in de tijd. Deze definitie is echter a priori zonder betekenis. Het ‘opgevat worden’ is namelijk een activiteit waar een ander iets voor nodig is. De hoorder of maker verleent aan de definitie betekenis door aan te geven wat hij verstaat onder klank. Elk individu krijgt zo een andere definitie van muziek. Muziek wordt hierdoor erg ongrijpbaar en daarom vervalt men snel in de definitie van geluid, omdat geluid onafhankelijk van een persoon gemeten kan worden.
In de bovenstaande wetenschappelijk geformuleerde definitie wordt muziek vooral als kunst de van het verkrijgen van mooie klanken gezien. In de Griekse oudheid en de middeleeuwen (samen ongeveer 2000 jaar) betekende muziek veel meer. Het werd gezien als een kunde, kunst en als een uitgebreide wetenschap die onder andere de getallenleer bestudeerde. De Griekse term ‘μουσικη’ was in feite een verzamelterm voor alles waartoe de mens in staat was om de ultieme waarheid en schoonheid te vinden. Het zocht naar metafysische aspecten van de wereld en naar hoe de wereld en de mens werkte. De filosofische theorieën hierachter berustten vooral op het kernwoord Harmonie. Daaronder verstond men het principe waarbij eenheid en veelheid, begrensdheid en onbegrensdheid samenvallen in muzikale proporties. Harmonie was de samenklank waarbij de elementen in evenwicht waren.
De politicus en filosoof Boëthius (ong. 480-525 na Christus) heeft tijdens een gevangenschap meerder korte en puntige boeken geschreven. Onder andere twee over de rekenkunde en vijf boeken over de muziek. Deze boeken dragen de titel ‘Institutione musica’. In deze boeken deelt hij de muziek op in drie categorieën: musica mundana (harmonie van de kosmos), musica humana (harmonie tussen lichaam en geest) en musica instrumentalis (instrumentale muziek). In de boeken behandelt hij verschillende filosofieën en theorieën omtrent de muziek. Boëthius wilde in de boeken duidelijk maken dat de muziek een wetenschap van getallen was.

Musica mundana
Bij de indeling in drie categorieën is de musica mundana de hoogste vorm van muziek. Boëthius zei in navolging van Plato’s ideeënleer dat de ‘harmonie der sferen’ de volmaakte afspiegeling was van de goddelijke muziek. Deze theorie was origineel afkomstig van Pythagoras. Hij ontdekte dat de getalsverhoudingen een belangrijke rol speelden in de wereld. Dit gegeven toonde hij als eerste aan in de muziek. Het bleek namelijk zo te zijn dat op een snaar goedklinkende harmonieën waren uit te drukken in getallen. Een octaaf had de verhouding 1:2, een kwint 2:3 en een kwart 3:4. Deze verhoudingen van eenvoudige getallen leverden de mooiste goed samenklinkende harmonieën op. Naarmate de verhoudingen complexer werden (bv. 7:8), werd de dissonantie steeds erger. De getallen 1,2,3 en 4 waren dus bijzondere getallen. Door deze getallen – de zogenaamde ‘tetraktys’ – kon volgens Pythagoras niet alleen de muziek, maar de hele wereld beschreven worden.


Hij baseerde deze gedacht op het feit dat alle bewegende elementen geluid maken, doordat er een trilling in de lucht ontstaat. Denk maar aan een aangeslagen snaar of een koord dat snel wordt rondgeslingerd. Pythagoras bedacht dat de planeten dan ook wel geluid moesten voortbrengen. In zijn tijd waren er zeven planeten bekend. Toevalligerwijs was er toen ook een zevensnarig muziekinstrument (de lyra), waardoor er snel aan elke planeet een toon werd toegekend. Al snel werd er gefilosofeerd over de harmonie die de planeten zouden vormen en over de verhoudingen tussen de planeten.

Afbeeldingsresultaat voor wat is muziek

Deze filosofie over de muziek en de kosmos vond zijn weerklank bij de Duitse astronoom Johannes Kepler (1571-1630). Kepler beweerde dat de natuurlijke wereld de sleutel tot het karakter van God was. Dit kon je volgens hem al zien aan de drie bewegingsloze elementen in de Copernicaanse Kosmos: de zon, het hemelgewelf met de gevestigde sterren en de ruimte ertussen. Deze drie elementen van het heelal waren een afbeelding van Gods drie-enigheid. God de Vader werd afgebeeld door de zon, God de Zoon werd afgebeeld door de sterren en God de Heilige Geest werd afgebeeld door de ruimte ertussen.
Kepler was, evenals Pythagoras en Boëthius, er ook van overtuigd dat de planeten harmonieuze relaties hadden die de goddelijke muziek weerspiegelden. Elke planeet had een eigen muzikale ‘noot’ en deze relateerde hij aan de hoeksnelheid ten opzichte van de zon. Hieruit bleek dat de noten bij de laagste en bij de hoogste hoeksnelheid consonant waren en harmonieus klonken. In zijn onderzoek kwam hij ook tot de ontdekking dat elke planeet een eigen karakteristiek muziekwerk had. Dit heeft hij vastgelegd door in muziekschrift het lied van elke planeet afzonderlijk te noteren en door de harmonieën die bij bepaalde combinaties van planeten ontstonden uit te werken.

De harmonieën van de planeten

Musica humana

Onder de musica humana verstond Boëthius de muziek van het menselijke lichamen, de harmonie tussen lichaam en geest. Men moest ernaar streven om de goede samenklank van lichaam en geest te vinden. Omdat de musica humana en musica instrumentalis dezelfde oorsprong hebben, was het mogelijk om door middel van de musica instrumentalis invloed uit te oefenen op de geestelijke toestand van de mens. Zo kon bijvoorbeeld door langzame en zachte muziekinstrumenten slaap worden opgewekt. Snellere muziek en dansmuziek zorgden weer voor een actievere houding.
De muziek had naast de amusementswaarde dus een speciale effect. Dit effect werd steeds belangrijker. Met de tijd werd er ook steeds meer mogelijk wat betreft het gezonder en fitter maken van mensen door middel van muziek. Deze positieve ontwikkeling zorgde ook voor een steeds grotere bedreigingr dat musici speciale toonsoorten en ritmes zouden spelen om zo mensen van hun geestelijk intellect te beroven.
Deze theorie van Boëthius was al eerder uitgebracht door Plato. Hij was van mening dat door de juiste muziek te luisteren, mensen tot goede staatsburgers gevormd konden worden. Voor de lichamelijke discipline had je immers lichamelijke oefening nodig en voor de geestelijke discipline muziek. Om zijn bewering kracht bij te zetten haalt hij het verhaal aan van de dronken jongeman Pythagoras die door het fluitspel in de frygische toonsoort razend gek werd, maar door de rithmische figuur van de spondeus zijn gemoedsrust en beheersing terugkreeg.


Musica instrumentalis

Datgene wat men in het dagelijks leven muziek noemt, duidde Boëthius aan met musica instrumentalis. Muziek door het gebruik van instrumenten en de stem. Hierbij moest er gestreefd worden naar eenvoudigheid en goddelijke harmonie. Virtuositeit was dan ook uit de boze.De getallenleer werd ook toegepast bij deze muziekcategorie. Muziek werd op basis van wiskundige verhoudingen gemaakt en getallensymboliek speelde vaak een belangrijke rol.
Dat de getallenleer zo bepalend was voor de muziek was niet alleen van die tijd. In de 17e en 18e eeuw speelden de getallen ook een belangrijke rol in de muziek. De zin “Alles hebt gij naar maat, getal en gewicht geordend” uit het apocriefe boek ‘De Wijsheden van Salomo’ werd in de muziekboeken van die tijd veel geciteerd. Ook toen maakte men muziek aan de hand van een patroon van getallen, precies zoals God de aarde had geschapen.
Hoe komen we aan de volmaakte muziek?
In de theorie van Boëthius wordt het duidelijk dat men moet streven naar de volmaakte harmonie, tussen de verschillende planeten en tussen het lichaam en de geest. Dit wekt de indruk dat er dan ook zoiets zou moeten bestaan als de volmaakte muziek. Een vraag die voor de hand ligt om te stellen, is: waar vinden we de volmaakte muziek?
Over deze vraag heeft Boëthius zich niet uitgelaten, maar filosofen van de laatste eeuwen hebben er wel over nagedacht.

Binnenwereld en buitenwereld

Een van deze filosofen is de filosoof Schopenhauer (1788-1860). Hij maakte een onderscheid in de kunsten door muziek op een aparte plek te plaatsen, afgezonderd van beeldhouwen en schilderen. Dit omdat de laatstgenoemde soort kunsten stonden voor het afbeelden van de wereld om je heen, terwijl volgens Schopenhauer de muziek voorkomt uit de onveranderlijke wil. Deze ‘onveranderlijke wil’ kan gezien worden als ‘De idee van de muziek’ in termen van Plato en als de ‘goddelijke volmaakte harmonie’ in termen van Boëthius.
Schopenhauer wilde met dit onderscheid in de kunsten duidelijk maken dat muziek niet van buitenaf komt, maar uit je innerlijk voortkomt en een afbeelding van je wil is.
Heeft Schopenhauer hier gelijk in? Om dat te onderzoeken is het makkelijk om over twee termen te praten: de binnenwereld, je eigen lichaam en geest, en de buitenwereld, alles wat er om je heen is. In deze terminologie beweert Schopenhauer dus dat de muziek ontstaat in de binnenwereld.
Binnenwereld
Als we alle muziek uit de buitenwereld wegdenken, houden we de muziek in de binnenwereld over. Het enige wat we dan zouden horen, is het ruisend bloed, ons kloppend hart en een hoge toon van ons elektrisch zenuwstelsel. Elk ander geluid, hetzij met of zonder muzikale betekenis, komt uit de buitenwereld. Omdat in onze binnenwereld de enige toon die te horen is de hoge toon van het zenuwstelsel, is het nooit mogelijk om vanuit de binnenwereld te leren wat de relatie tussen twee tonen kan zijn. Toch zijn wij mensen in staat om tonen te herkennen en kunnen we relaties tussen tonen die uit de buitenwereld komen aangeven.
Als Schopenhauer zegt dat de muziek van bijvoorbeeld een componist volledig uit de binnenwereld komt, heeft hij hier slecht ten dele gelijk in. De muziekbron waaruit de componist zijn inspiratie uit haalde, moet ooit van buiten zijn gekomen. De muziek die hij op noten of achter zijn piano kenbaar maakt komt namelijk volledig voort uit materialen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de buitenwereld. De componist heeft er echter wel zijn eigen draai aan gegeven, door middel van zijn bewustzijn en interpretatie, de binnenwereld.
De volmaakte muziek is door het feit dat de mens in zijn binnenwereld geen muziek kent, niet te vinden in de binnenwereld. De enige vindplaats van de volmaakte muziek die nu over is, is de buitenwereld.
Buitenwereld
Kepler beweerde dat de kosmos de afspiegeling van God was en dat de muziek die de planeten maken dus betiteld kan worden als de volmaakte goddelijke muziek. Als we die muziek tot ons willen nemen, moeten we gebruik maken van onze oren om zo de buitenwereld tot onze binnenwereld door te laten dringen. Op het gebied van geluid en muziek gebeurt dit door trillingen, in het bijzonder door de oortrillingen. Dit brengt grote gevolgen met zich mee. Het oor is namelijk een mechanische constructie. Het trommelvlies in ons oor moet de geluiden vertalen naar impulsen. Bij een te klein verschil tussen twee tonen, grijpt ons oor in. Omdat het oor werkt via een trommelvlies en een hamer is het oor zelf ook ondergeschikt aan akoestische wetten als het fenomeen boventonen. Het oor geeft dus nooit werkelijk weer wat er binnenkomt. De buitenwereld kan de binnenwereld nooit zonder vervorming bereiken.

Conclusie
Na een korte uiteenzetting van meerdere punten om de vraag ‘Waar vinden we volmaakte muziek?’ te kunnen beantwoorden, is het mogelijk om conclusies te trekken.
Van binnenuit hebben wij als mens de volmaakte muziek niet. Van buitenaf dringt er alleen maar de misvorming van de volmaakte muziek tot ons door. Deze twee gegevens leiden er toe dat we moeten concluderen dat het streven naar de volmaakte harmonie van muziektonen een onbereikbaar doel is. De volmaakte muziek zoals Boëthius die stelde is misschien wel ergens te vinden, maar wij kunnen dat nooit ontdekken door de vervorming.

zondag 27 mei 2018

American Pie

De zevenentwintigste november 1971 werd in Amerika het nummer American Pie, part one and two op het United Artists label op single uitgebracht. Het zou negentien weken in Bilboard’s Hot One Hundred genoteerd blijven met als hoogste score de eerste plaats en dat zes weken na mekaar. Zangeres Melanie moest haar eerste plaats aan McLean afstaan.  De vijftiende januari 1972 vond hij het namelijk het welletjes en kwam daar postvatten tot Al Green hem de twaalfde februari van die eerste plaats verstootte met Let’s Stay Together.



Don McLean is een van die vele singer songwriters die in de jaren zeventig van zich lieten horen, geboren in 1945 in New Rochelle in de staat New York. Hij maakte zich intussen onsterfelijk door het schrijven van drie popklassiekers: American Pie, Vincent en And I Love You So, dit laatste uit zijn allereerste album “Tapestry” dat hij in 1970 uitbracht, maar aanvankelijk geen hit werd. Zijn tweede grootste hit scoorde hij in 1981 toen hij een cover opnam van de Roy Orbison hit Crying, goed voor een vijfde plaats in de Amerikaanse charts.

Een vliegtuigongeval was voor Don McLean de aanleiding om er jaren later een liedje aan te wijden. De derde februari 1959 stortte namelijk het toestel waarin zich de op dat moment de populaire rockmuzikanten Buddy Holly, The Big Bopper en Rtichie Valens bevonden, neer nabij Clear Lake in de Amerikaanse staat Iowa. Zij vlogen in een Beechcraft Bonanza, eigendom van de maatschappij Dwyer Flying Service in Mason City, Iowa. Holly, Valens en Richardson waren samen met de begeleidingsband van Holly, The Crickets, bezig aan een grootse concerttour “The Winter Dance Party” waarmee zij in drie weken tijd in vierentwintig steden zouden optreden. Die tour begon de drieëntwintigste januari 1959 in Milwaukee, Wisconsin. De vraag naar deze drie populaire rockers was zo groot dat hun promotor op hun vrije dag, de tweede februari, nog een extra concert had ingelast en wel in de “Surf Ballroom” in Clear Lake. Er waren intussen problemen gerezen met de tourbus waarmee zij rondreisden. Die was niet opgewassen tegen de barre koude en dus probeerde Holly een vliegtuigje te charteren dat hen  naar de volgende locatie in Moorhead moest vliegen. Hij huurde piloot Roger Peterson in die hen die nacht zou overvliegen. Het toestel bood slechts plaats aan drie passagiers en één piloot, dus moest er gekozen worden. Buddy wilde sowieso meevliegen, Waylon Jennings stond zijn  plaats af aan de zieke Big Bopper en Valens toste met Tommy Allsup. Dion Di Mucci kon uiteindelijk ook nog meevliegen, maar sloeg het aanbod af. Om één uur ‘s nachts, de derde februari 1959, steeg het vliegtuigje op vanaf Mason City Municipal Airport. Meteen na het opstijgen, moest de piloot contact opnemen met de luchthaven wat niet gebeurde. Twee uur later hadden zij nog steeds niets van hem gehoord en werd het toestel als vermist opgegeven. Om kwart over negen ‘ ochtends stijgt de eigenaar met zijn vliegtuig op om precies dezelfde route na te vliegen en merkt acht kilometer verderop dat hun vliegtuigje is neergestort in een maïsveld. Achteraf blijkt dat de piloot enkele zware fouten heeft gemaakt. Hij was nog onervaren met nachtvluchten in slechte weersomstandigheden.

Dat vliegtuigongeval duikt dus ook op in het nummer American Pie van DonMclean. Als een soort eerbetoon droeg hij dat nummer aan hen op al noemt hij in hen deze song  niet bij naam. Hij gaf het nummer aardig wat gewicht mee door de zin ” the day the music died”. Samen met Holly, The Big Bopper en Valens werd volgens McLean dus de rock ‘n’ roll, de popmuziek, die dag begraven. Over de verdere inhoud van die song heeft McLean altijd het stilzwijgen bewaard en wil hij alleen maar kwijt dat het voor een deel over zijn  jeugdjaren gaat, maar naar de rest van het verhaal hebben wij het raden. Het was wel zo dat hij tijdens zijn jeugd niet dweepte met Elvis, zoals de meesten, maar wel met Buddy Holly die op dat moment zijn idool was. Daarnaast was hij ook een grote fan van Frank Sinatra en Little Richard. Zijn vader sterft wanneer Don vijftien is en sinds die dag heeft hij zich uitsluitend met muziek bezig gehouden. Hij treedt ook een tijdje op samen met Pete Seeger en beslist na een tijdje solo te gaan, daarbij uitsluitend begeleid door zijn gitaar en banjo. Platenmaatschappijen staan niet op zijn nummers te wachten. Hij vant zo’n vierendertig keer achter het net to hij in 1970 terecht kan bij Mediarts.

In het totaal duurt American Pie acht minuten en dertig seconden en is daarmee zowat het langste liedje dat in Billboard’s Hot One Hundred ooit op één heeft gestaan. Niet voor niets dat het op single verdeeld wordt in part one op de A-kant en part two op de B-kant. Producer van dienst was Ed Freeman die de zesentwintigste mei 1971 met McLean de studio’s indook.

Wie waren nu precies die drie muzikanten die de derde februari 1959 om het leven kwamen?


donderdag 24 mei 2018

Onze laatste ontdekking: Lijn 99

Cliff Bennett

De geschiedenis van de popmuziek staat bol van de onrechtvaardigheden, van gemiste kansen en vooral van “would have beens”.
Een van hen is Cliff Bennett. Hij had slechts twee hitjes “One Way love”, een cover van de Coasters en de song die Paul McCartney schreef voor hem,  “Got to get you into my life”.  De versie van the Beatles staat op Revolver.
Ondanks deze eerder bescheiden geschiedenis hebben we toch te maken met een kanjer.

Cliff’s muziek moet worden gezien als een integraal onderdeel van de Britse jaren zestig muziek scene, al  was het maar eventueel door zijn bijzonder energieke optredens.
In 1957 reeds richtte Bennett de eerste versie van de Rebel rousers op. Zij trokken de aandacht van Joe Meek en namen verschillende singles op voor hem die Meek doorverkocht aan Parlophone.
Uiteindelijk kregen ze te maken met Brian Epstein die hun manager werd.

In 1964 kwam “One way Love” uit  (geschreven door Bert Berns en Jerry Ragovoy onder hun pseudoniemen Bert Russell en Norman Meade). De B Kant was “Slow Down”.
Begin 1966 waren ze de openingsact van de Beatles op hun laatste tour en Paul schreef “Got to get you into my life “ voor hen. Paul was zelfs producer van de opname.
Na de Rebelrousers ging Brian Bennet spelen in Toe Fat. Een aantal leden van de Rebel Rousers gingen naar Uriah Heep.


zondag 20 mei 2018

Seasons in the Sun

“Seasons in the Sun” is de Engelstalige uitvoering van het lied “Le Moribond” uitgevoerd door de Belgische zanger Jacques Brel met teksten van de Amerikaanse zanger en dichter Rod McKuen .
Het werd een wereldwijde hit in 1974 voor de Canadese zanger Terry Jacks en werd een kerst nummer 1 in 1999 voor Westlife.
De Terry Jacks versie is een van de weinige van de dertig “all time singles” die meer dan 10 miljoen of meer exemplaren wereldwijd heeft verkocht.
In het originele Franstalige lied wordt met sarcasme en een verwijzing naar de ontrouw van de man zijn vrouw bezongen, maar dat is niet in de uitvoering van Terry Jacks terug te vinden.
De opnamen van Terry Jacks werd uitgebracht in Canada en de Verenigde Staten aan het begin van het jaar 1973, en steeg tot een nummer één hit in Amerika op 02 maart.
Eerder opnames van het nummer “Seasons in the Sun” werden uitgebracht door The Kingston Trio met de eerste cover van de vertaling “McKuen” in 1963 en de Britse band The Fortunes in 1968.
Het lied “Seasons in the Sun” werd opgenomen in Vancouver in 1973.
Susan en Terry Jacks, van de beroemde “Poppy Family”, hadden gedacht om het nummer op te nemen met de “Beach Boys”, maar die overwogen om een versie met Terry Jacks op te nemen en te produceren, maar besloten om de opname te cancelen.
In plaats van Terry Jacks werd het nummer door “the Jacks”opgenomen, maar Terry Jacks bracht ondanks dit gebeuren het nummer later uit op zijn eigen platenlabel, onder Bell Records.
Direct na de release besteeg het nummer de record charts in Amerika, Canada en het Verenigd Koninkrijk, de verkoop kwam op meer dan 14 miljoen exemplaren wereldwijd.
Jacks ‘versie werd uitgebracht in de Verenigde Staten in december 1973, en haalde een maand later de Billboard Hot 100.
Op 2 maart 1974, stond het nummer drie weken op nummer 1 in de Hot 100, en bleef in de top 40 tot bijna eind mei.
Hoewel hij nog verschillende andere singles heeft uitgebracht, die redelijk succesvol waren in Canada, zou “Seasons in the Sun” Terry Jacks enige grote solo hit worden.

woensdag 16 mei 2018

Django Reinhardt

Jean Baptiste (Django) Reinhardt (Liberchies, 23 januari 1910 – Samois-sur-Seine (Fontainebleau), 16 mei 1953) was een Belgische manouche of Sinti-gitarist. Zijn voorliefde ging uit naar jazz. Hij ontwikkelde ook een heel eigen stijl, die bekend staat als jazz manouche of Gipsy jazz en wordt nu beschouwd als een van de grootste namen uit de Belgische jazzgeschiedenis.

Reinhardt werd geboren in Liberchies, een dorp in de Belgische gemeente Pont-à-Celles (Henegouwen), en werd daar op 28 januari gedoopt. Het dorp lag destijds op de grens van drie gemeenten (Liberchies, Luttre en Buzet), en zou door de Sinti zijn gekozen omdat ze hun woonwagens dan gemakkelijk naar een andere gemeente konden verplaatsen als ze dreigden te worden uitgewezen. De familie trok door Frankrijk, Corsica en Noord-Afrika, en Reinhardt groeide ten slotte op in een woonwagenkamp bij Parijs. Samen met zijn jongere broer leerde hij gitaar, banjo en viool spelen zonder muzieklessen te volgen. Django leerde pas in de jaren ’30 lezen en schrijven van Stéphane Grappelli.

Als tieners traden de twee broers op in Parijs en namen deel aan de Bals musettes. In 1928 ontmoette hij bassist Louis Vola, die enkele jaren later lid zou worden van zijn kwintet. In datzelfde jaar nam hij ook zijn eerste plaat op. In de winter van 1928 raakte Reinhardt (18 jaar) bij een brand in zijn woonwagen zwaargewond. De linkerzijde van zijn lichaam was zwaar verbrand en zijn linkerbeen moest geamputeerd worden. De bijgelovige Django weigerde dit pertinent. Door zijn linkerhand – waarbij de pink, ringvinger en middelvinger verlamd en misvormd waren – leek gitaarspelen niet meer mogelijk. Zijn broer bracht toch een gitaar naar zijn ziekenkamer en met volharding – hij verbleef bijna twee jaar in het ziekenhuis – leerde hij zichzelf opnieuw spelen, in een zijn ondertussen typische eigen stijl: de jazz manouche was geboren.

In 1931 liet de schilder Emile Savitry hem jazzmuziek horen, via opnames van Louis Armstrong en Duke Ellington en vanaf dan zocht Reinhardt aansluiting bij de Franse jazzmuzikanten. In 1934 ontmoette hij de violist Stéphane Grappelli in een nachtclub in Montparnasse. Het tweetal richtte samen met Reinhardts broer Joseph (slaggitaar), Roger Chaput (slaggitaar), en Louis Vola (contrabas) het Quintet du Hot Club de France op, een combinatie bestaande uit alleen snaarinstrumenten: viool, sologitaar, slaggitaar en contrabas. Hun eerste optreden had zoveel succes dat de platenfirma (Ultraphone) hen een contract aanbood. In 1937 traden Reinhardt en Grapelli met de Amerikaanse jazzviolist Eddie South op.

Het kwintet bleef optreden tot vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939. Stéphane Grappelli bleef in Londen en Reinhardt reisde terug naar Parijs. Door de Amerikaanse troepen raakte hij intussen in de Verenigde Staten bekend. Hoewel de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog de zigeuners vervolgden, lieten ze de populaire Reinhardt ongemoeid. Een Luftwaffeofficier, Dietrich Schulz-Kôhn, later gekend als Doktor Jazz die dol was op zijn muziek hield hem de hand boven het hoofd. Reinhardt speelde onder andere het liedje “Bei mir bist du schön” – een Jiddisch lied van de hand van Sholom Secunda uit 1932 – dat in Duitsland bijzonder populair was en werd de beroemdste zigeunermuzikant van Europa. Hij werd zelfs gevraagd in Berlijn te komen spelen voor het Duitse opperbevel. In plaats op het aanbod in te gaan probeerde hij te vluchten. Bij de grens tussen Frankrijk en Zwitserland werd hij opgepakt maar vervolgens – op voorspraak van Dietrich Schulz-Kôhn – weer vrijgelaten. In 1943 trad hij ook weer in zijn geboortedorp op.

In 1946 speelde Reinhardt in Amerika, op uitnodiging bij het orkest van Duke Ellington. De leden van dit fameuze orkest en de orkestleider waren verwonderd toen Reinhardt na de opmerking “Speel maar, ik volg wel” de mooiste improvisaties uit de mouw schudde. De Amerikaanse tournee werd echter geen succes. Django kon niet aarden in de States en hield zich, zoals gebruikelijk niet aan de afspraken, wat in de Verenigde Staten gevoeliger lag dan in Parijs. Django kwam er in contact met Les Paul.

In 1948 begeleidde Reinhardt de eerste producties van Bobbejaan Schoepen, de eerste Belgische zanger die internationaal doorbrak. In 1947 en 1949 maakte Reinhardt weer opnamen met Stéphane Grappelli. Daarna ging hij steeds meer interesse tonen voor het nieuwe en muzikale grenzen verleggende genre be-bop en begon ook vaker elektrisch te spelen. Naar het einde toe van zijn leven legde hij zich steeds meer toe op schilderen en vissen in het schilderachtige Samois-sur-Seine.

Django Reinhardt overleed in 1953 op 43-jarige leeftijd te Samois-sur-Seine (Fontainebleau) aan een hersenbloeding.


maandag 14 mei 2018

Francis Albert Sinatra

Francis Albert Sinatra wordt op 12 December 1915 in Hoboken in New Jersey geboren. Als teenager richt hij The Hoboken Four op. Nadat de groep in 1935 een talentenjacht wint, gaan zij op tournee langs diverse nachtclubs in New Jersey. In 1939 wordt Frank Sinatra zanger bij het orkest van Harry James. Een jaar later zingt hij bij het orkest van Tommy Dorsey. Met dit orkest heeft hij in 1941 met I'll Never Smile Again zijn eerste nummer 1-hit. In 1942 gaat Frank Sinatra solo verder en wordt hij het idool van de Amerikaanse bobbysocks-generatie. 78 toerenplaten als Night And Day, You'll Never Know, I Dream Of You, Oh! What It Seemed To You, Mam'selle en I'm Walking Behind You gaan als warme broodjes over de toonbank. In 1952 krijgt Frank Sinatra problemen met zijn stembanden. Dit bekent bijna het einde van zijn carriere. Voor slechts achtduizend dollar neemt hij in 1953 een rolletje aan in From Here To Eternity. Dit levert hem een Oscar op in de categorie Beste Bijrol. Met zijn vrienden van The Rat Pack (Dean Martin, Sammy Davis Jr. en Peter Lawford) maakt hij enkele succesvolle films. In 1955 staat hij met Learnin' The Blues op de eerste plaats van de Amerikaanse hitparade. Op 13 Februari 1961 richt Frank Sinatra zijn eigen platenmaatschappij Reprise Records op. In 1966 staat hij met Strangers In The Night voor de negende keer in zijn carriere op de eerste plaats in de Billboard Hot 100. Negen maanden later is het duet met zijn dochter Nancy, Somethin' Stupid, zijn laatste nummer 1-notering. Op 23 Maart 1971 maakt Frank Sinatra tijdens een persconferentie in Palm Springs bekend dat hij stopt. Drie maanden later komt hij op dit besluit terug. Ook gaat hij weer op tournee. Op 2 Juni 1975 treedt Frank Sinatra een concert in het Concertgebouw in Amsterdam. Met een grote show in Los Angeles wordt op 19 November 1995 zijn tachtigste verjaardag gevierd. Er zijn optredens van Bruce Springsteen, Little Richard, Ray Charles, Bob Dylan en Tony Bennett. Frank Sinatra zingt tijdens de finale de laatste noten van New York, New York. De zanger is op 14 Mei 1998 aan een hartaanval overleden. Frank Sinatra is 82 jaar geworden.

zondag 13 mei 2018

Ry Cooder

Sessie-muzikant, solo-artiest of soundtrack componist: Ry Cooder's kameleon-achtige instrumentale virtuositeit, songwriting en materiaalkeuzes omvatten een ongelooflijk eclectische waaier van Noord-Amerikaanse muziekstijlen, zoals rock & roll, blues, reggae, Tex -Mex, Hawaïaans, Dixieland jazz, country, folk, R & B, gospel, en vaudeville. De pas 16-jarige Cooder begon zijn carrière in 1963 in een bluesband met Jackie DeShannon en richtte dan in 1965 met Taj Mahal en drummer Ed Cassidy de band Rising Sons op, een band die een kortstondig leven beschoren was.

Cooder ontmoette producer Terry Melcher via de Rising Sons en werd uitgenodigd om mee te werken aan meerdere sessies met Paul Revere & The Raiders. Tijdens deze periode in zijn carrière als sessie-muzikant ontwikkelde Cooder zijn eigen stijl als slide-gitarist en heeft in die hoedanigheid meegewerkt aan opnames van artiesten als Captain Beefheart (Safe as Milk), Randy Newman, Little Feat, Van Dyke Parks, The Rolling Stones (Let It Bleed, Sticky Fingers), Taj Mahal, en Gordon Lightfoot. Hij verscheen ook op soundtracks van de films "Candy" en "Performance".

Ry Cooder maakte zijn debuut als solo-artiest in 1970 met een met het album "Ry Cooder" met songs van Leadbelly, Blind Willie Johnson, Sleepy John Estes en Woody Guthrie. Zijn volgende albums, "Into the Purple Valley" en "Boomer's Story", herhaalden voor een groot deel en verfijnden de gesyncopeerde stijl en de sfeer van het eerste album met oude vrienden Jim Keltner op drums en Jim Dickinson op bas.

In 1974 produceerde Cooder wat algemeen wordt beschouwd als zijn beste albums, "Paradise And Lunch" en "Chicken Skin Music" (het album waarmee mijn kennismaking met Cooder begon), beide toonden een krachtige mix van Tex-Mex, Hawaiian, gospel en soul, en werden gekenmerkt door de belangrijke muzikale bijdragen van Flaco Jimenez en Gabby Pahinui. Het in 1979 opgenomen "Bop Till You Drop" was het eerste album, uitgebracht door één van de grote platenlabels, dat digitaal werd opgenomen. Het album leverde zijn grootste hit, een R & B-cover van Elvis Presley's in 1960 opgenomen "Little Sister".

Begin '80 jaren begon Cooder zijn solo-carriere uit te bouwen met het meewerken aan soundtrackproducties voor films als "Blue Collar", "The Long Riders" en "The Border" en startte met het componeren de muziek voor de films "Southern Comfort", "Goin' South", "Paris Texas", "Streets of Fire", "Alamo Bay", "Blue City", "Crossroads", "Cocktail", "Johnny Handsome", "Steel Magnolias" en "Geronimo". Van de muziek uit deze films werd in 1995 het album "Music by Ry Cooder" samengesteld, twee CD's met hoogtepunten van Cooder's filmwerk.

In 1992 sloot Cooder zich aan bij Keltner, John Hiatt en de gerenommeerde Britse liedjessmid Nick Lowe, die allen mee hadden gewerkt aan Hiatt's "Bring The Family", om de band Little Village te vormen. Deze band maakte een korte tour en nam één album op alvorens het weer ontbonden werd. Cooder richtte zijn aandacht op wereldmuziek met het opnemen van het album "A Meeting By The River" met de Indiase musicus V.M. Bhatt. Het volgende project van Cooder betrof een duet-album met de gerenommeerde Afrikaanse gitarist Ali Farka Toure met als titel "Talking Timbuktu", dit album won in 1994 een Grammy Award als "The Best World Music Recording".

Zijn volgende wereld-crossoveralbum zou uitgroeien tot een van de meest populaire muzikale herontdekkingen van de 20e eeuw. In 1997 toog Cooder naar Cuba te produceren en te spelen met een groep muzikanten die weinig bekendheid genoten buiten hun landsgrenzen. Het resultaat het album "Buena Vista Social Club" was een platina-verkopend internationaal succes dat van deelnemende artiesten Compay Segundo, Ibrahim Ferrer en Ruben González wereldsterren maakte. Ry Cooder verdiende er wederom een Grammy Award mee. Cooder bleef werken aan projecten met zijn Buena Vista bandleden, waaronder een album met Manuel Galbán in 2003 met als titel "Mambo Sinuendo". Zijn andere werk in de jaren 2000 omvatte ondermeer opgenomen sessies met James Taylor, Aaron Neville, Warren Zevon en de Spaanse diva Luz Casal.

In 2005 bracht Cooder "Chavez Ravine" uit, zijn eerste solo-album sinds 1987′s Get Rhythm, het album was de eerste in een trilogie van opnames over de verdwijning van de culturele geschiedenis van Los Angeles als gevolg van sociale opwaardering. Chavez Ravine werd gevolgd door "My Name Is Buddy" in 2007 en het laatste hoofdstuk van deze saga, "I Flathead" in 2009. In 2010 werd Cooder benaderd door Paddy Moloney van The Chieftains om een album te produceren. Moloney was geobsedeerd door een historisch verslag van de San Patricios, een band van allochtone Ierse soldaten die het Amerikaanse leger verlieten tijdens de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog in 1846 om te vechten voor de andere kant, tegen de Manifest Destiny ideologie van James Polk van Amerika. Cooder ging akkoord en het eindresultaat was het album "San Patricio", die dit fascinerend complexe verhaal op indrukwekkende wijze tot leven brengt.

Begin 2011 werd Cooder geinspireerd door een krantenkop over bankiers en andere gegoede burgers die geprofiteerd hadden van de steun aan de banken en de daaruit voortvloeiende hypotheek- en economische crisis en schreef het nummer "No Banker Left Behind", het werd het eerste nummer op zijn nieuwste politiek geladen album "Pull Up Some Dust And Sit Down", een album waarmee Cooder terug ging naar zijn vroegste opnames voor muzikale inspiratie; het vertellen van actuele verhalen over corruptie (politieke en sociale), het wissen en het herschrijven van de Amerikaanse geschiedenis en een opkomende klasse-oorlog. Een maand nadat het album werd uitgebracht, gaf beatdichter Lawrence Ferlinghetti's Legendarische City Lights uitgeverij Ry Cooder's eerste collectie van korte fictie getiteld "Los Angeles Stories" uit.

woensdag 9 mei 2018

All I have to do is dream

Dat een liefdesrelatie een stuk sterker wordt wanneer beide partners dezelfde interesse delen, staat zo goed als een paal boven water, maar zo sterk als die relatie van Felice en Boudleaux Bryant zal in de muziekwereld wel een uitzondering zijn. Felice, geboren als Matilda Genevieve Scaduto, 7 augustus 1925 in Milwaukee, en Boudleaux, geboren 13 februari 1920 in Shellman, waren al  vooraleer zij elkaar leerden kennen  een tijdje met muziek bezig. Boudleaux wou een volleerd concertviolist worden en trad  regelmatig op in het Symfonie-orkest van Atlanta, terwijl Felice aan de bak probeerde te komen als zangeres. Het waren nochtans voor hen beiden geen hoogtijdagen. Felixe moest trachten rond te komen als liftbediende in het Sherwood Hotel in Milwaukee. Het was hier dat  ze Boudleaux ontmoette toen die op een avond in het hotel samen met een jazzcombo optrad.

In september 1945 treden Felice en Boudleaux in het huwelijk en houden zich van dan af haast onophoudelijk met componeren bezig. Boudleaux schrijft de melodietjes en Felixe verzint de tekst. Zo leveren ze hits aan onder meer Eddy Arnold en Joe Smith , maar hun grote doorbraak komt er wanneer ze Don en Phil Everly in Nashville ontmoeten.



In 1957 schrijven zij voor beide broers Bye Bye Love en vlak daarop successen als Wake Up Little Suzie (1957), Problems  (1958) en  Bird Dog (1958). De mooiste song die ze voor The Everly Brothers schreven, is en blijft ongetwijfeld de popklassieker All I Have To Do Is Dream. Felice en Boudleaux knutselden dit in precies een kwartier in mekaar.  Zij vonden dat het tijd was dat Don en Phil met een ballad op de proppen kwamen. Boudleaux speelde het nummer door aan de jongens op een acetateplaat, een versie die hij ook zelf had ingezongen. Het nummer was zo sterk dat mocht de platenfirma die ongekuiste oerversie hebben uitgebracht het net zo goed een hit was geworden,aldus Don na een eerste beluistering. Boudleaux droomde er al jaren van zich als auto een blinkende Thunderbird aan te schaffen. Nog tijdens de opname verzekerde producer Archie Blyer hem ervan dat hij meteen naar de garage kon stappen, want zij hadden een wereldhit te pakken.  Het liedje is in deze zin een evergreen dat het in om het even welke versie nooit aan kracht en kwaliteit heeft verloren. Richard Chamberlain zette in 1963 een aantrekkelijke versie op plaat waarbij het duet van Glenn Campbell en Bobby Gentry uit 1970 niet hoeft onder te doen .

De twaalfde mei 1958 staat  All I have to do is dream in de versie van the Everly Brothers precies een maand na de release op één in de Amerikaanse charts  en dat op het moment dat platenfirma RCA  de allereerste stereo – elpees op de markt brengt, dan nog een rariteit, maar de toekomst zou snel de tegenovergestelde richting uitwijzen. In Engeland werd het eveneens een nummer één en zou daar acht weken op die eerste plaats standhouden.

In een interview omschreef Felice het geluid van Don en Phil als volgt: “They were like a fine Swiss watch. Boudleaux would know what would sound good and he would know just how high Phil could sing. And he would put him up there, because to Boudleaux. Phil sounded like a Stradivarious when he hit those hight notes. Boudleaux just loved that!”

Boudleaux overlijdt op zevenenzestigjarige leeftijd de 25ste juni 1987, Felice de 22ste april 2003. Zij was zevenenzeventig en overleed in de vaste overtuiging dat zij samen met haar man een aantal schitterende popklassiekers had afgeleverd.

donderdag 3 mei 2018

Ramona


In 1928 maakte regisseur Edwin Carewe de meest geslaagde verfilming van de in 1884 verschenen succesroman van Helen Hunt Jackson “ Ramona “, het ontroerende verhaal van de halfbloed Ramona del  Rio die door een Spaanse rancher  in zijn familiekring wordt opgenomen waar ze verliefd wordt op diens zoon Drew.  Tegen de verwachtingen in trouwt ze echter met  een Indiaan, Baxter , die  wat later de dood vindt nadat hij beschuldigd is geworden van paardendiefstal . Hun enig dochtertje wordt  op een wreedaardige manier door  outlaws vermoord .  Begrijpelijk dat Del Rio dit niet in haar eentje kan verwerken.  Zij lijdt voortdurend aan geheugenverlies. Haar eerste geliefde Drew ontfermt zich over haar  en wanneer hij voor haar het liedje Ramona zingt  , krijgt ze stilaan opnieuw vat op de realiteit .

Afbeeldingsresultaat voor ramona erwin carewe
Ramona werd een regelrechte wereldhit. Niet via de radio,want die stond nog in haar kinderschoenen  en platen vond je in die tijd met mondjesmaat.  De pianopartij werd een goudmijn in onvervalste Tin – Pan – Alley – stijl . ( een naam die synoniem is aan de populaire liedjesindustrie van de  Amerikaanse lichte muziek  van de eerste helft van de 20ste eeuw . Die muziekuitgeverijen waren bijna allemaal gehuisvest op 28th street  in New – York  en het was componist Monroe H. Rosenfeld die de naam Tin Pan Alley bedacht  omdat hij hun composities als “ketelmuziek “ bestempeld e ). Alle café – en bioscooporkesten , bespelers van pianola’s, orgeldraaiers en straatzangers waar ook ter wereld speelden en zongen het .

Afbeeldingsresultaat voor ramona blue diamonds
Ramona  werd in 1927 gecomponeerd door Mabel Wayne ( geboren 16 juli 1904 in Brooklyn , New – York ) op een tekst van   L. Wolfe Gilbert . Op haar 16de stapte ze in de vaudeville en tijdens  haar tournees oefende ze voortdurend op haar eigen geschreven songs . Haar eerste liedje dat ze aan de man bracht was “ Don’t wake me up , let me dream “ , in 1925  een behoorlijke hit .  Het jaar daarop schreef ze samen met Sam Lewis en Joe Young de wereldhit “ In a little Spanish  town “. Ze was zo gefascineerd geraakt door de schoonheid  van  enkele  oude Italiaanse nederzettingen die ze gezien had tijdens haar bezoek aan Zuid – Carolina , dat ze dat beeld in dit  liedje wilde vereeuwigen. Maybel Wayne, die de knepen van het muziekvak leerde aan de New – York School of Music, kreeg al snel de flaterende bijnaam “ the first lady of song “. Drie jaar na het succes van “ In  a little Spanish town “ componeerde ze het exotische “ Chiquita “   en samen met Al Hoffman en Maurice Sigler in 1934 “ Little man, you’ve had a busy day“.

Van het liedje ‘Ramona’ verschenen in de loop der tijden onnoemelijk veel versies . In 1928 scoorde zanger Gene Autry er zijn tweede miljoenenhit mee (zijn eerste hit kreeg hij in 1927 met My blue heaven ) . Datzelfde jaar verscheen er ook een versie van het in 1919 opgerichte orkest van Paul Whiteman . In onze contreien is vooral de hitversie van het Nederlandse duo the Blue Diamonds  bekend . Ruud en Riem  de Wolff begonnen  als een soort blauwdruk van the Everly Brothers en op aanraden van producer Jack Bulterman  voegden ze daar een aantal Amerikaanse standards aan toe Geen wonder dat Ramona ook op hun  repertoire kwam te staan . Voor het Philips label namen ze een aantal songs op  onder het toeziend oog van Jack Bulterman ,waaronder ook  “ Ramona “ . Wat tot dan toe nog geen enkele Nederlandse artiest was gelukt, lukte wel voor The Blue Diamonds, want in een mum van tijd hadden ze niet alleen de Europese hitlijsten veroverd , maar bereikten ze in de Amerikaanse top 100 de 72ste plaats. Geen vier jaar later was het de beurt aan het  Ierse trio  the Bachelors ( bestaande uit de gebroeders Declan en Con Cluskey en John Stokes  -  eerst begonnen als het harmonicatrio The Harmonichords), om Ramona op plaat uit te brengen. Na reeds eerdere successen met evergreens als ‘Charmaine’ en ‘Diane’ , bereikten de drie heren in 1964 de Britse top 5 met hun versie van ‘Ramon ( single Decca F 11910 ) .