maandag 15 februari 2021

Jazz en Nederland (deel 2): 1940-1945

De jaren van oorlog en bezetting vormen voor de jazz in Nederland een periode vol dramatiek en paradoxen. De joodse musici, die voor de oorlog een belangrijke rol hebben gespeeld in de Nederlandse jazz en dansmuziek, worden in de loop van 1941 uit het openbare leven – en dus ook uit de jazz- en dansorkesten – verdreven. Velen van hen worden gedeporteerd en in de Duitse vernietigingskampen vermoord.

De Duitse bezetter verbiedt het spelen van Engelse en vanaf december 1941 ook Amerikaanse muziek (na de Japanse aanval op Pearl Harbor, die ertoe leidt dat de Verenigde Staten aan de Tweede Wereldoorlog gaan deelnemen). In 1942 vaardigt het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten zelfs een gedetailleerd Verbod van negroide en negritische elementen in dans- en amusementsmuziek uit.

Tegelijkertijd groeit de publieke behoefte aan jazz en amusementsmuziek. Talrijke Nederlandse orkesten hebben een overvloed aan werk: frequente optredens in het land en regelmatige radio-uitzendingen, eerst voor de gelijkgeschakelde omroepverenigingen, later voor de genazificeerde Nederlandsche Omroep. Ook is er lucratief werk voor Nederlandse musici in Duitsland en voor de propaganda-uitzendingen van de Deutsche Europa Sender.

Na de bevrijding ontstaat enige opschudding rond The Ramblers van Theo Uden Masman en de orkestleiders Ernst van ‘t Hoff en Dick Willebrandts, die collaboratie met de bezetter wordt verweten. Maar de meeste Nederlandse topmusici uit 1940-‘45 vinden spoedig hun plaats in de naoorlogse radio-orkesten: naast The Ramblers (VARA) ook The Skymasters (AVRO), het orkest Klaas van Beeck (KRO) en het Metropole Orkest (Nederlandse Radio Unie, de voorloper van de NOS).