zaterdag 3 maart 2012

Geschiedenis van de panfluit (1)

Een legende uit de Griekse mythologie vertelt over het ontstaan van de panfluit. De god Pan, een herder, zag er niet erg aantrekkelijk uit, want hij had hoorns, een baard en bokkepoten. Op een dag ontmoette hij de mooie nymf Syrinx, maar zij was bang voor Pan en vluchtte.
Pan achtervolgde haar en toen zij bij de oever van een rivier kwam smeekte ze de god van de rivier om haar te helpen. Deze veranderde Syrinx in een rietstengel. Toen Pan bij de rivier aankwam vond hij niemand en op zijn roepen kwam geen antwoord. Het enige wat hij hoorde was het ruisen van het riet. Hij plukte de rietstengel en verdeelde hem in zeven stukken en verbond deze met elkaar. Hij begon erop te spelen om aan zijn verdriet uiting te geven en als herinnering aan de nymf noemde hij dit instrument "Syrinx".
Ook wordt in de Griekse mythologie vertelt over de wijnfeesten van Dyonysos, waarbij de panfluit gebruikt werd.

Verder is er het verhaal van Pan die Apollo uitdaagt tot een wedstrijd, waarbij Pan op de panfluit en Apollo op de lier speelt. Midas zal beoordelen wie de beste is; Pan komt als winnaar uit de strijd te voorschijn. Dit wordt ook beschreven in een gedicht van C.Gravesteyn uit 1660:"Op het speelen van Apollo en Pan met het oordeel van Midas".
Het is moeilijk vast te stellen wanneer en waar de panfluit werkelijk is ontstaan, maar het instrument kwam in elk geval in de Griekse Oudheid voor.


Het waren instrumenten voor herders en ze bestonden uit een verzameling buizen van verschillende lengte, meestal zeven, elk ervan leek op een eenvoudige rechte fluit zonder vingergaten, die gesloten was aan het ondereinde en slechts één toon van de toonreeks gaf. Zij waren aaneengevoegd op een wijze van een vlot, de boveneinden vormden een horizontale lijn, de door de benedeneinden gevormde lijn was veranderlijk van vorm.
Het materiaal wat gebruikt werd was riet, hout, been , brons of metaal; met riet aaneen gebonden of met lak of was samengekleefd.
Omstreeks 1300 voor Christus zijn in Griekenland al toonvoortbrengers zoals zangstem, lier, harp en panfluit. 689 voor Christus beschrijft Hesiodos, dichter uit Boëstrië, in "Theogonie" (over het ontstaan van de wereld en de goden) negen muzen; Callope, van de heldenzang, wordt ook wel met een panfluit van negen pijpjes afgebeeld.
Mogelijk is de geschiedenis van de panfluit begonnen met het ontstaan van de rechte, gatenloze fluit. Deze bestonden reeds in de oude steentijd ( tussen 40.000 en 10.000 jaar voor Christus). Je kon er één toon op spelen en eventueel overblazen of afdekken.
Daarna ontstond het idee om rechte fluiten van verschillende lengte te combineren, waarschijnlijk eerst met evenveel spelers als rechte fluiten. Elke speler speelde dan één toon, maar wel allemaal verschillende. Voor de hand liggend is het dat dan de wens ontstaat tot de concentratie van spelers tot één instrumentalist, dat de pijpjes gebundeld worden en het instrument ontstaat dat we nu pan(s)fluit noemen.