De jaren dertig worden wel als de Swing-era aangeduid. Jazzmuziek was in die tijd behoorlijk populair. In danszalen traden jazzorkesten op. Vaak waren dit bigbands, orkesten van zo'n 15 musici. De stijl van deze muziek wordt gekenmerkt door een soepeler 'beat' dan de voorgaande jazzstijlen, zoals de New Orleans Jazz. Dit betekende onder meer dat in de ritmesectie de basis komt te liggen bij de bas en de drums, aangevuld met gitaar; de piano wordt aanvullend. Ultieme vorm is in dezen de ritmesectie-stijl die Count Basie in de tweede heeft van de jaren dertig ontwikkelde: bas, drums en gitaar spelen op elke tel van de 4/4 maat in een onnadrukkelijke, doorgaande beweging; de piano speelt hier en daar versieringen. De ritmesecties van de oude jazz waren daarentegen veel meer vanuit de piano gedacht; centraal was een ragtime spelende piano (eventueel met pompende, zg. 'stride' linkerhand), waarbij de bas, banjo en drums aanvullend waren. In de Swing-era is de ritmesectie meer een uitgebalanceerde eenheid. Later in de jazzgeschiedenis verandert het karakter van de ritmesectie weer en treedt meer differentiatie op. Van de Swing-stijl blijft echter de 'lopende bas' het langst over; deze is ook in de hedendaagse jazz nog vaak aanwezig.
Een tweede kenmerk van de swingstijl is het gebruik van melodisch en harmonisch materiaal. Veel wordt gebruik gemaakt van songs uit musicals; liedjes als I Got Rhythm, Lady be Good, Exactly Like You en Body and Soul zijn daarvan voorbeelden. In de derde plaats is typerend voor de swingstijl het gebruik van Riffs, ostinatogewijs veelvuldig herhaalde kleine motiefjes. Riffs worden niet alleen ingezet als backgrounds of in de doorwerking van een arrangement, maar ook als hoofdthema. Iedereen kent wel de bluesriff In The Mood. Andere voorbeelden van riff-thema's uit de swingtijd zijn: Ellington's C-Jam Blues; Goodman's Air Mail Special en Benny's Bugle; Young's Jumping With Symphony Sid. Riffs kwamen voor de jaren dertig al voor in de Boogie Woogie pianostijl. In feite is Boogie Woogie een combinatie van basriffs in de linkerhand en melodie/harmonieriffs in de rechterhand. Riffs worden als opzwepend gezien. Niet toevallig hadden in de Tweede Wereldoorlog de nazi's alle orkesten verboden riffs te spelen: te Amerikaans, te Zwart, te Joods; entartete Musik dus. Het spelen van een riff was in die tijd een daad van verzet.
Riffs zijn ook in de bebop-tijd, de jaren veertig, een rol blijven spel en. Denk aan Dizzy Gillespie's Salt Peanuts.
De swingstijl is niet alleen op zichzelf interessant, ze is ook voor de geschiedenis van de lichte muziek belangrijk. Na de jaren dertig tekenden zich twee ontwikkelingen af. Aan de ene kant ontstond in New York de bebop. Je kunt bebop zien als een rechtstreekse reactie op de muziek van de Swing-era. De beboppers gebruikten veelal dezelfde nummers als uitgangspunt, maar voegden daar harmonische vernieuwingen en complicaties aan toe. Melodisch wordt het eveneens geavanceerder, maar heel goed te plaatsen tegen de achtergrond van en als reactie op de swingstijl. Van Charlie Parker is bijvoorbeeld bekend dat hij veel studie van solo's van Lester Young had gemaakt. Van Dizzy Gillespie is bekend dat hij veel ontleen de aan swing-trompettist Roy Eldridge. Aan het pianospel van Thelonious Monk kun je horen dat hij in de stride-stijl en zelfs enigszins in de Ragtime wortelt.
Een andere ontwikkeling in de muziek van de jaren veertig, die eveneens direct met de Swing-era te maken heeft, maar los staat van de opkomst van de bebop, is de opkomst van de Jump- and Jive stijl. Ook hier weer dezelfde soort riffs als die uit de swingtijd. Specifiek voor de jump- and Jive stijl is een meer geprononceerd gespeeld ritme, wat grover dan de soepele swing-stijl; meer neiging naar nadruk op de backbeat (2 en 4 in 4/4 maat). Luider spelende blazers zoals tenorist Illinois Jacquet, die hierin toonaangevend is geweest. Voor een deel waren de musici in de Jump-stijl dezelfde als die welke men in de swingtijd naar voren zag komen. Het bekendste voorbeeld is vibrafonist Lionel Hampton die aanvankelijk naam maakte als side-man bij Benny Goodman, maar vooral in de jaren veertig en vijftig naar voren kwam en beroemd werd in de Jump-stijl.
Jump-stijl, gecombineerd met Boogie Woogie, leverde in het begin der jaren vijftig de Rhythm and Blues op, een onder zwarte Amerikanen toentertijd zeer populaire muziekvorm die weldra door blanken werd nageaapt onder de naam Rock 'n Roll. We komen daarmee op het terrein van de geschiedenis van Pop en Rock. Die laten we hier verder onbesproken omdat het ons om de swingstijl ging.