dinsdag 15 juni 2021

Jazz en Nederland (deel 6): Clubs

De oprichting van de Haagse Dutch Swing College Club was het startsein tot de geboorte van een groot aantal jazzclubs en studieclubs, voornamelijk in het westen van het land. Zo ontstonden in 1946 in Zaandam de Studieclub voor Jazzmuziek, in Amsterdam de Amsterdamse Jazz Sociëteit en in Den Haag de Nederlandse Studieclub voor Jazzmuziek. In 1948 volgden onder meer de Nederlandse Jazzclub in Den Haag en de Rhythm Club in de Amsterdamse Sheherazade.

In 1949 kwam het clubleven pas goed op gang: de Arnhemse Jazz Sociëteit, de Rotterdamse Jazz Sociëteit, de Storyville Club (Schiedam), de Haarlemse Jazz Club, de 45 Jam Club (Amsterdam) en de Alkmaarse Jazz Sociëteit werden opgericht. Jazz was ‘in’, er werd naar 78-toerenplaten geluisterd, er werden concertjes georganiseerd en een term als ‘junkshoppen’ (het op rommelmarkten speuren naar oude 78-toerenplaten) werd een begrip.

De concerten bleven niet beperkt tot privé-clubs. In 1946 werd in het Scheveningse Kurhaus een eerste klein festival geor­ganiseerd. De Britse trompettist-zanger Nat Gonella was één van de gasten. Het was in die tijd moeilijk om buitenlandse groepen naar Nederland te halen. Met het oog op de werkgelegenheid was dat alleen moge­lijk op basis van uitwisseling. Maar wie moesten wij naar de VS sturen om hier naar Amerikanen te kunnen luisteren? Toch druppelden in 1947 al, min of meer stiekem, wat Amerikanen ons land binnen, onder meer tenorsaxofonist Don Byas (die in Amsterdam zou komen wonen) en trombonist Tyree Glenn.

In 1948 maakte het à la Stan Kenton spelende Britse orkest van Vic Lewis veel indruk op de liefhebbers, maar het werd pas echt serieus toen in 1949 de All Stars van Louis Armstrong in Nederland concerteerden. In 1950 kwam de band van Duke Elling­ton optreden en werd ook in Amsterdam een echt jazzfestival georganiseerd. Gelegenheden als Sheherazade, de Cockpit en de Vliegende Hollander in Amsterdam en Caveau Tzigane in Den Haag werden plekken waar bijna wekelijks jazz kon worden gespeeld en waar na concerten van Amerikaanse groothe­den werd geprobeerd jam-sessies te organiseren.

De grote namen kwamen steeds vaker naar Nederland: in 1952 Jazz At The Philharmonic, opnieuw Louis Armstrong, Sidney Bechet, Dizzy Gillespie en Big Bill Broonzy. In 1953 maakte de band van Stan Kenton een verpletterende indruk op de fans. Lionel Hampton veroorzaakte een jaar later sensa­tie door het publiek in de Amsterdamse Apollo-hal door de vloer te laten gaan. Er werd schande van gesproken en organisator Lou van Rees annuleerde op slag een aantal jazzconcerten die hij op stapel had staan. Maar blijvende schade richtte het Hampton-schandaal niet aan, want in het seizoen 1955-’56 kwamen alweer Louis Armstrong, Chet Baker, Jazz At The Philharmonic, Stan Kenton en zelfs nogmaals Lionel Hampton naar Nederland.

Twee concurrerende organisatoren waren zeer actief, Lou van Rees (1916-1993) en Paul Acket (1922-1992), en het nachtconcert werd een begrip. Een Amerikaanse grootheid speelde bijvoorbeeld om 20.00 uur in de Kurzaal in Den Haag en om 00.30 uur in het Amsterdamse Con­certgebouw. Die concerten waren bijna altijd uitverkocht.

De belangrijkste vorm van ‘contact met de jazz’ was natuurlijk de grammofoonplaat. Tot het begin van de jaren vijftig was dat de breekbare 78-toerenplaat geweest, maar in 1952 verschenen de eerste lp’s in Nederland, het Carnegie Hall Concert van Benny Goodman en de Bessie Smith Story. De eerste lp’s met Nederlandse jazz werden op 21 mei 1953 tijdens een concert in het Rembrandt Theater te Eindhoven opgenomen. De muziek van onder anderen trompettist Nedly Elstak (1931-1989), altsaxofonist Tony Vos en de tenoristen Jos van Heuverzwijn (1929-1963) en Toon van Vliet verscheen op twee 25 cm-lp’s onder de titel Jazz At The Kurhaus.

Twee jaar later, in januari 1955, startte Phonogram de lp-serie Jazz Behind The Dikes, met onder anderen Rita Reys, Wessel Ilcken, altist Tony Vos en de pianisten Stido Alström (pseudoniem van Dits Sakkers), Frans Elsen en Rob Madna (1931-2003). In diezelfde maand maakte de concurrerende platenmaatschappij Bovema ook opnamen van moderne Nederlandse jazz (onder anderen Rob Pronk, Rob Madna, de gebroeders Van Rooyen en Wessel Ilcken). Onder de titel Jazz From Holland werden deze vertolkingen eerst op 78-toerenplaten en in 1956 op een 25 cm-lp uitgebracht.

De jazz in Nederland was op een kruispunt beland. Enerzijds was er de invloed van pop en beat (Beatles, Rolling Stones, een jonge generatie die dansen boven luisteren stelde) en een steeds verder terugzakken van de gevestigde jazzorde (orkes­ten, clubs, concerten, muziekbladen). Anderzijds begon een nieuwe revolutionaire stroming te groeien, die tot ver buiten de Nederlandse grenzen zou reiken.