Chicago:
Chicago wordt algemeen beschouwd als het centrum van de moderne blues. In de befaamde Chess-studio in deze stad namen Howlin' Wolf, Little Walter, Muddy Waters en nog vele anderen hun beste muziek op en schreven daarmee in de jaren vijftig en zestig bluesgeschiedenis.
De Chicago-blues is waarschijnlijk de populairste en meest beluisterde vorm van blues. Het populaire beeld van een piepklein podiumpje in een rokerig zaaltje met daarop een groep muzikanten die staan te jammen op elektrische gitaren, een versterkte mondharmonica, piano, bas en drums is rechtstreeks terug te voeren tot de vroege Chicago-stijl.
De mondharmonica- ook wel mondorgel genoemd en zonder twijfel het meest handzame instrument van de blues- is de tweede grote solostem van de blues. Het instrument kreeg ongeveer tegelijk met de gitaar een prominente plaats binnen de bluesmuziek. De mondharmonica wordt beschouwd als een blaasinstrument dat je bespeelt door lucht over metalen of houten trilplaatjes te blazen. Met dit warme en expressieve instrument kun je klanken voortbrengen die variëren van doordringende akoestisch jammer geluiden tot de volle, rijke sound van de elektrische mondharmonica's die worden gebruikt in de Chicago-blues.
Wanneer je een mondharmonica akoestisch bespeelt, vorm en verander je het geluid oor de manier waarop je je handen om het instrument legt en beweegt. Je krijt er dan tonen en nuances uit die veel weghebben van een menselijke zangstem. Wanneer je speelt met elektrische versterking, plaats je de mondharmonica pal tegen een goedkope microfoon om een 'smerig' verwrongen geluid te krijgen dat het kenmerk is van de moderne Chicago-blues.