Bluegrass is de voortzetting van de oude stringbandmuziek die zijn roots zowel in de Europese als de Afro-Amerikaanse tradities heeft. Als één van de weinige soorten folkmuziek heeft bluegrass een jazz-achtige structuur: één instrument speelt een solo, terwijl de andere alle hun specifieke taak in de begeleiding vervullen. De solo gaat vervolgens over van het ene instrument op het andere. Minstens zo belangrijk voor de definitie van het genre is de zang: de lead - vaak ongewoon hoog - de twee-, drie- of vierstemmige harmonieën, niet als een ‘achtergrondkoortje’, maar als een klank waarin de stemmen versmelten tot een geheel.
De eerste bluegrass werd vastgelegd op 16 september 1946 met als essentieel onderdeel de vijfsnarige banjo van Earl Scruggs, die met zijn virtuoze, zelfontwikkelde stijl de kroon op het werk van Monroe zette. In eerste instantie was Monroe helemaal niet blij toen anderen ‘zijn’ muziek gingen naspelen, maar uiteindelijk werd ook hem duidelijk dat hij de grondlegger was van een nieuwe muziekstijl.
Inmiddels zijn er vele soorten bluegrass, van zeer traditioneel en nauwelijks afwijkend van het geluid uit de jaren veertig, tot progressief, met uiterst complexe arrangementen die nog het meest aan moderne jazz doen denken. In het gebied daartussenin zijn vele groepen actief, van recreatieve muzikanten tot fullprofs, waardoor de muziek zichzelf, binnen een zeer herkenbare stijl, steeds vernieuwd.