'Les acadiens'. Zo worden de Fransen genoemd die vier eeuwen geleden als eersten emigrereren naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. Vertaald komt die term neer op 'de zoekers naar A(r)cadië', oftewel de zoekers naar het beloofde land. De Europese pioniers van rond 1604 vestigen zich op een schiereiland aan de oostkust van Canada. Die landtong heet tegenwoordig Nova Scotia, maar de zeventiende-eeuwse nieuwkomers noemen het gebied Acadie (in het Engels 'Acadia', in het Nederlandse zouden we spreken over 'Arcadië'). Op wereldkaarten van rond 1700 zie je dat die naam Acadie algemeen wordt gebruikt. De daar neergestreken Franse emigranten duiden zich in die tijd zelf aan met 'Acadiens'.
In 1713, als in Europa de lange oorlog tussen Frankrijk en Engeland officieel is afgelopen, wordt Acadie toegewezen aan de Engelsen. Dat besluit valt in ons land, de machtsverschuiving wordt vastgelegd in het Verdrag van Utrecht. Na 1713 volgt in Acadie tijdelijk een periode van gewapende vrede tussen de groepen Fransen en Engelsen, die zich allebei hebben gesetteld in dat stukje Canadese oostkust. Maar in 1755 beginnen de Engelsen met een meedogenloze deportatie. Zij eisen dat de Fransen trouw zweren aan de Engelse vlag. Wie die buiging niet wil maken, wordt zonder pardon verbannen. Tal van families worden zo de zee opgestuurd in vaak wrakke boten, en hun huizen worden verbrand. Het zijn wrede tijden. Duizenden Acadiens komen om op zee. Een betrekkelijk klein deel van die uit Acadie verdreven Franse families (ongeveer 3000 mensen) komt uiteindelijk terecht in veel zuidelijker streken: de moerasgebieden rond de Mississippi-delta, waar thans de staat Louisiana ligt. Daar ontstaat de naam cajun, die nu wereldwijd bekend is. Van lieverlee namelijk verbastert de in 1604 ontstane oernaam 'acadiens'. Eerst krijg je de ook nog Frans klinkende overgangsvorm 'cadiens' (uitspraak: kaa-djèn), en tenslotte wordt het de Engelse variant 'cajuns' (uitspraak: kee-dzjuns).
'Swamps' in de Mississippi-delta. In Louisiana wonen de voormalige Frans-Canadezen vanaf 1755 lange tijd nogal geïsoleerd, op plekken in het binnenland. Ze vestigen zich vooral in de buurt van de plaats Lafayette, waar de weinig toegankelijke swamps (moerasgebieden) liggen van de Mississippi-delta. Die afgelegenheid verklaart waarom deze nazaten van Europese kolonisten er ruim twee eeuwen lang in zullen slagen om in het zuiden van Amerika hun culturele herkomst, hun muziek en hun taal vast te houden.
Wat die muziek betreft: lange tijd worden ook in Louisiana de oude Franse volkswijsjes (zoals bourrees) nog altijd meest op violen gespeeld.
Pas rond 1900 komt de trekzak erbij. In tegenstelling tot wat velen denken is dat instrument pas uitgevonden in 1825. Tegen 1900 worden deze kleine diatonische accordeons vanuit Europa meegenomen door Duitsers, die zich eveneens her en der in Louisiana vestigen. En dan, nu een eeuw geleden dus, klikt het ineens tussen de Franse violen, de Duitse trekzak en de voor ritmische ondersteuning gebruikte triangel (die op z'n cajuns p'tit fer wordt genoemd, oftewel 'klein ijzer'). Bij elkaar vormen die drie simpele instrumenten een eerlijke combinatie, die luid genoeg is voor de 'Fais-Do-Do': de boerenschuurfeesten die na een week hard werken zowat elke zaterdagavond worden gehouden. (''Fais do do'' betekent zoiets als 'slapies doen'. Om te bewerkstelligen dat de kleinsten zich koest hielden als pa en moe aan het dansen sloegen, kreeg het kroost een in alcohol gedrenkte speen in de mond gestopt.)
Tot nu toe lijkt deze cajunmuziek vooral een verhaal van Franse nazaten te zijn. Dat is niet zo. Want waarom heeft deze stijl zich wél zo ontpopt in Louisiana, en niét onder de Canada achtergebleven Fransen die rond 1900 toch ook accordeons in handen kregen? Dat komt omdat de negerbevolking in Louisiana, nazaten van vroegere slaven, een belangrijke rol heeft gehad in het muzikale groeiproces. Volgens wetenschappelijke muziekvorsers zijn het zelfs deze zwarte (en ook Frans sprekende) cajun-Creolen die als eersten begonnen met het mengen van de accordeon in de oude, op viool gespeelde acadiens-liedjes.
Rond 1900 weten negers met hun hoge manier van zingen en hun bijna percussionistische manier van trekzak spelen de oorspronkelijk vrij brave Franse volkswijsjes op te peppen tot de nu zo swingende dansmuziek.
Deze Afrikaanse invloed komt er in de geschiedschrijving vaak bekaaid af. In films, boeken en artikelen over cajun-muziek gaat de aandacht bijna altijd uit naar de historie van de blanke acadiens en naar hún odyssee, die vlucht uit Canada in 1755 voor de Engelse overheersers. Een nogal eenzijdige publiciteit dus. Dat komt waarschijnlijk doordat over die Franse nazaten nog een traceerbaar verhaal te vertellen valt. In diverse archieven zijn namelijk nog eeuwenoude gegevens te vinden over de oorspronkelijke Acadiens, en aan de hand daarvan hebben veel van de huidige Franse families in Louisiana de stambomen nageplozen van hun vanuit Europa naar Acadie/Nova Scotia getrokken voorvaders. Vaak zijn ze daarbij gestuit op oude relaties met naamgenoten, die nu nog in Canada wonen. Deze zoektochten naar het verleden hebben afgelopen decennia ruime aandacht getrokken in kranten, tijdschriften en tv-documentaires. Maar door al die 'blanke' publiciteit staan de spotlights wel erg op één kant gericht. Eigenlijk wordt nog steeds te weinig gekeken naar de geschiedenis van de negers.
De zwarte creolen in Louisiana hebben een minstens zo wrede odyssee ondergaan bij hún deportaties, vanuit Afrika naar onder meer Louisiana. Over die slavenhandel is in archieven van o.m. Nederlandse zeevaarders ook nog wel veel te vinden. Zie bij voorbeeld het indrukwekkende boek De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 van de historicus P.C. Emmer. Maar niet bekend is uit welk land of van welke stam de slaven precies afkomstig waren. Daarover staat vrijwel niets op papier, 'dus' valt er weinig meer over te schrijven, zo lijkt het. Het lijk echter buiten kijf dat de Afrikaanse invloed op de ontstaansgeschiedenis van de cajunmuziek veel meer aandacht verdient dan tot dusverre gebeurt. Bovendien zijn het ook vandaag de dag de negers in Louisana die de belangrijkste rol spelen bij vernieuwende ontwikkelingen. Vooral zij zijn het, die andere richtingen durven te zoeken. De meeste blanke cajun-muzikanten zijn aanzienlijk conservatiever ingesteld.
Iemand wordt een 'cajun' genoemd als hij/zij roots heeft in Lousiana die een eind terug gaan. Dat geldt voor blanken én voor zwarten. De bekende accordeonist Clifton Chenier, telg van een voormalige slavenfamilie die ook Frans sprak, noemde zich bij voorbeeld 'The black cajun Frenchman'. Maar gek genoeg geldt de term 'cajun' weer niet voor de indianen, de echte autochtonen in Louisiana. Ook zij zijn verbannen, naar reservaten. Maar dat is weer een ander wreed historisch verhaal....
Als kenners het hebben over 'cajun' als muzieksoort, bedoelen ze het genre dat vrijwel alleen door blanken wordt gespeeld. Oorspronkelijk bestond de muzikale basis hiervan slechts uit één of twee violen, waarop in Louisiana de overblijfselen van traditionele volksdansmuziek uit Frankrijk werd gespeeld. Tegen 1900 voegde zich daar de in 1825 in Duitsland uitgevonden diatonische trekzak bij, plus een triangel. Het Tegenwoordig worden in deze cajun-vorm meestal ook drums, gitaar en bas gebruikt, naast de viool en trekzak.
De teksten van deze blanke cajunstijl zijn doorgaans in oud-Frans, het zogenaamde patois. Dat is ongeveer vergelijkbaar met ons Zuid-Afrikaans. 'Chère bébé' wordt bij voorbeeld uitgesproken als 'Sha baybay'. Ouderen in Louisiana spreken nog altijd patois. Als ze langzaam formuleren, kom je als Europeaan tegenover hen met je schoolfrans een heel eind. Tegenwoordig wordt op (volks)universiteiten veel moeite gedaan -- er zijn allerlei cursussen -- om dat oude Frans niet te laten verdwijnen.
Al met al zou je de blanke muziek een oer-cajun kunnen noemen. Vrolijk, en met z'n polka-achtige twosteps, onesteps en walsjes lekker om op te dansen. Het is wel een vrij conservatieve stijl, die tegen de country aan zit. Melodisch is de cajunstijl ook behoorlijk beperkt, omdat op de trekzak nu eenmaal niet meer dan twee akkoorden kunnen worden gespeeld. Het derde akkoord is eigenlijk 'vals' (maar dat is dan weer de charme, in het geheel).
De blanke cajunmuziek is behalve in Louisiana op dit moment vooral populair in Groot-Brittannië. In Nederland wordt deze traditionele stijl erg goed gebracht door de vanuit een akoestisch concept werkende Haagse groep The Cajun Company, geleid door trekzakspeler Bas van der Poll.
'Cajun' slaat niet alleen op een bevolkingsgroep en op hun muziek, het is ook de vergaarnaam voor een boerse manier van koken. Eten en muziek horen nadrukkelijk bij elkaar in Louisiana. 'Je pakt alles wat vliegt, zwemt en kruipt en mikt het in de pan, met veel kruiden erbij', zeggen ze vaak in de swamps. Niet echt iets voor vegetariërs, dus. Jambalaya is het bekendste gerecht uit die Louisiana-keuken.
En daarmee komen we -- naast de hiervoor beschreven traditionele blanke cajun-speelstijl -- uit op de tweede hoofdstroming binnen de trekzak-muziek: de zydeco. Deze naam is afgeleid van zo'n term uit het cajun-gekokkerel, want 'zydeco' is een verbastering van 'les haricots', uit het lied 'Les haricots sont pas salés' oftewel de boontjes zijn niet gezouten. Een uitdrukking waarmee wordt bedoeld: ik heb 't naar m'n zin.
De zydeco -- een enkele keer ook Zarico of Zodico genoemd -- wordt voornamelijk gespeeld door zwarte muzikanten in Louisiana en Texas. Het is een ritmischer, vaak bijna funky variant op de traditionele blanke cajunsongs. In de zydeco herhaalt de trekzak telkens bepaalde patronen, met kleine variaties. Op platen/cd's komt dat misschien wat eentonig over, maar op de dansvloer is zo'n groove onverbiddelijk -- zeker met ook nog een wasbord erbij.
Hier zijn de Afrikaanse invloeden het duidelijkst te horen. Ook zydeco is in wezen simpel van opzet, ook al omdat (net als in de blanke cajun) wordt gespeeld op de diatonische accordeon. Dat is een trekzak met slechts tien knoppen, die bij duwen of trekken een verschillende toon geven. Een pracht instrument, maar de eenvoud maakt dat de melodieën die je erop kunt spelen beperkt zijn tot twee/drie akkoorden. Toch, met bij voorbeeld een sax erbij en een slapping bas klinkt zydeco al gauw veel funky'er en progressiever dan de blanke cajun. Trekzakspeler Wim Nagtegaal van voorheen de Utrechts/Belgische groep 'Acadia' is een geweldige Nederlandse zydeco-speler op trekzak. Ook Onno Kuipers van de voormalige Utrechtse band 'Louisiana Radio' is er een razendsnelle meester op.
'Cajun' en 'zydeco' hebben allebei een vrolijke uitstraling. Opmerkelijk is overigens dat die twee stijlen in het dagelijkse leven van Lousiana nogal gescheiden worden beleefd. Dat heeft alles te maken met de segregatie die nog heerst in deze Amerikaanse staat, met z'n culturele en sociale scheidslijnen. Op cajun-party's zie je meestal alleen blanken, terwijl de zydeco-feesten op het platteland en in danszalen als Slim's Y-Ki-Ki en Club Richard (Opelousas) vrijwel uitsluitend door zwarten worden bezocht. Van integratie is alleen sprake op de grote festivals, waar cajun- en zydecobands probleemloos en met veel plezier om beurten spelen. Cajun blijkt dan vooral aan te slaan bij ouderen, jongeren prefereren vaak de steviger zydeco.
Rond 1900 weten negers met hun hoge manier van zingen en hun bijna percussionistische manier van trekzak spelen de oorspronkelijk vrij brave Franse volkswijsjes op te peppen tot de nu zo swingende dansmuziek.
Deze Afrikaanse invloed komt er in de geschiedschrijving vaak bekaaid af. In films, boeken en artikelen over cajun-muziek gaat de aandacht bijna altijd uit naar de historie van de blanke acadiens en naar hún odyssee, die vlucht uit Canada in 1755 voor de Engelse overheersers. Een nogal eenzijdige publiciteit dus. Dat komt waarschijnlijk doordat over die Franse nazaten nog een traceerbaar verhaal te vertellen valt. In diverse archieven zijn namelijk nog eeuwenoude gegevens te vinden over de oorspronkelijke Acadiens, en aan de hand daarvan hebben veel van de huidige Franse families in Louisiana de stambomen nageplozen van hun vanuit Europa naar Acadie/Nova Scotia getrokken voorvaders. Vaak zijn ze daarbij gestuit op oude relaties met naamgenoten, die nu nog in Canada wonen. Deze zoektochten naar het verleden hebben afgelopen decennia ruime aandacht getrokken in kranten, tijdschriften en tv-documentaires. Maar door al die 'blanke' publiciteit staan de spotlights wel erg op één kant gericht. Eigenlijk wordt nog steeds te weinig gekeken naar de geschiedenis van de negers.
De zwarte creolen in Louisiana hebben een minstens zo wrede odyssee ondergaan bij hún deportaties, vanuit Afrika naar onder meer Louisiana. Over die slavenhandel is in archieven van o.m. Nederlandse zeevaarders ook nog wel veel te vinden. Zie bij voorbeeld het indrukwekkende boek De Nederlandse slavenhandel 1500-1850 van de historicus P.C. Emmer. Maar niet bekend is uit welk land of van welke stam de slaven precies afkomstig waren. Daarover staat vrijwel niets op papier, 'dus' valt er weinig meer over te schrijven, zo lijkt het. Het lijk echter buiten kijf dat de Afrikaanse invloed op de ontstaansgeschiedenis van de cajunmuziek veel meer aandacht verdient dan tot dusverre gebeurt. Bovendien zijn het ook vandaag de dag de negers in Louisana die de belangrijkste rol spelen bij vernieuwende ontwikkelingen. Vooral zij zijn het, die andere richtingen durven te zoeken. De meeste blanke cajun-muzikanten zijn aanzienlijk conservatiever ingesteld.
Iemand wordt een 'cajun' genoemd als hij/zij roots heeft in Lousiana die een eind terug gaan. Dat geldt voor blanken én voor zwarten. De bekende accordeonist Clifton Chenier, telg van een voormalige slavenfamilie die ook Frans sprak, noemde zich bij voorbeeld 'The black cajun Frenchman'. Maar gek genoeg geldt de term 'cajun' weer niet voor de indianen, de echte autochtonen in Louisiana. Ook zij zijn verbannen, naar reservaten. Maar dat is weer een ander wreed historisch verhaal....
Als kenners het hebben over 'cajun' als muzieksoort, bedoelen ze het genre dat vrijwel alleen door blanken wordt gespeeld. Oorspronkelijk bestond de muzikale basis hiervan slechts uit één of twee violen, waarop in Louisiana de overblijfselen van traditionele volksdansmuziek uit Frankrijk werd gespeeld. Tegen 1900 voegde zich daar de in 1825 in Duitsland uitgevonden diatonische trekzak bij, plus een triangel. Het Tegenwoordig worden in deze cajun-vorm meestal ook drums, gitaar en bas gebruikt, naast de viool en trekzak.
De teksten van deze blanke cajunstijl zijn doorgaans in oud-Frans, het zogenaamde patois. Dat is ongeveer vergelijkbaar met ons Zuid-Afrikaans. 'Chère bébé' wordt bij voorbeeld uitgesproken als 'Sha baybay'. Ouderen in Louisiana spreken nog altijd patois. Als ze langzaam formuleren, kom je als Europeaan tegenover hen met je schoolfrans een heel eind. Tegenwoordig wordt op (volks)universiteiten veel moeite gedaan -- er zijn allerlei cursussen -- om dat oude Frans niet te laten verdwijnen.
Al met al zou je de blanke muziek een oer-cajun kunnen noemen. Vrolijk, en met z'n polka-achtige twosteps, onesteps en walsjes lekker om op te dansen. Het is wel een vrij conservatieve stijl, die tegen de country aan zit. Melodisch is de cajunstijl ook behoorlijk beperkt, omdat op de trekzak nu eenmaal niet meer dan twee akkoorden kunnen worden gespeeld. Het derde akkoord is eigenlijk 'vals' (maar dat is dan weer de charme, in het geheel).
De blanke cajunmuziek is behalve in Louisiana op dit moment vooral populair in Groot-Brittannië. In Nederland wordt deze traditionele stijl erg goed gebracht door de vanuit een akoestisch concept werkende Haagse groep The Cajun Company, geleid door trekzakspeler Bas van der Poll.
'Cajun' slaat niet alleen op een bevolkingsgroep en op hun muziek, het is ook de vergaarnaam voor een boerse manier van koken. Eten en muziek horen nadrukkelijk bij elkaar in Louisiana. 'Je pakt alles wat vliegt, zwemt en kruipt en mikt het in de pan, met veel kruiden erbij', zeggen ze vaak in de swamps. Niet echt iets voor vegetariërs, dus. Jambalaya is het bekendste gerecht uit die Louisiana-keuken.
En daarmee komen we -- naast de hiervoor beschreven traditionele blanke cajun-speelstijl -- uit op de tweede hoofdstroming binnen de trekzak-muziek: de zydeco. Deze naam is afgeleid van zo'n term uit het cajun-gekokkerel, want 'zydeco' is een verbastering van 'les haricots', uit het lied 'Les haricots sont pas salés' oftewel de boontjes zijn niet gezouten. Een uitdrukking waarmee wordt bedoeld: ik heb 't naar m'n zin.
Hier zijn de Afrikaanse invloeden het duidelijkst te horen. Ook zydeco is in wezen simpel van opzet, ook al omdat (net als in de blanke cajun) wordt gespeeld op de diatonische accordeon. Dat is een trekzak met slechts tien knoppen, die bij duwen of trekken een verschillende toon geven. Een pracht instrument, maar de eenvoud maakt dat de melodieën die je erop kunt spelen beperkt zijn tot twee/drie akkoorden. Toch, met bij voorbeeld een sax erbij en een slapping bas klinkt zydeco al gauw veel funky'er en progressiever dan de blanke cajun. Trekzakspeler Wim Nagtegaal van voorheen de Utrechts/Belgische groep 'Acadia' is een geweldige Nederlandse zydeco-speler op trekzak. Ook Onno Kuipers van de voormalige Utrechtse band 'Louisiana Radio' is er een razendsnelle meester op.
'Cajun' en 'zydeco' hebben allebei een vrolijke uitstraling. Opmerkelijk is overigens dat die twee stijlen in het dagelijkse leven van Lousiana nogal gescheiden worden beleefd. Dat heeft alles te maken met de segregatie die nog heerst in deze Amerikaanse staat, met z'n culturele en sociale scheidslijnen. Op cajun-party's zie je meestal alleen blanken, terwijl de zydeco-feesten op het platteland en in danszalen als Slim's Y-Ki-Ki en Club Richard (Opelousas) vrijwel uitsluitend door zwarten worden bezocht. Van integratie is alleen sprake op de grote festivals, waar cajun- en zydecobands probleemloos en met veel plezier om beurten spelen. Cajun blijkt dan vooral aan te slaan bij ouderen, jongeren prefereren vaak de steviger zydeco.