vrijdag 20 oktober 2017

Een sensomotorische vaardigheid

Muziek maken is een sensomotorische vaardigheid, opgebouwd uit minimaal drie componenten.

Ten eerste gaat het allemaal om geluid/klank: het akoestische systeem. Motoriek is middel, geluid is doel. Het geproduceerde geluid is al of niet correct, respectievelijk gewenst: de viooltoon is zuiver of niet zuiver, warm of scherp van klank. Geluid is het gevolg van ons handelen (akoestische re-afferentie).
Op basis van deze akoestische informatie wordt onze motoriek bijgestuurd en verfijnd. Daarom is het vrijwel onmogelijk dat een dove zuiver leert zingen of vioolspelen.

Ten tweede heeft iedere beweging altijd ook zijn somatosensorische (= sensibele) gevolgen: we voelen de snaar of pianotoets met de vingertoppen (tastzin, tactiele re-afferentie), de tong tegen het riet, de mondstand  bij zingen. Toucher en embouchure hebben met deze sensomotorische afstemming te maken. Ook krijgen we voortdurend informatie over de stand en ruimtelijke positie van hand, mond of tong (houdings- of  bewegingszin, kinesthesie). Een pianist voelt de handstand die hoort bij een octaaf, heeft een akkoord in de vingers, de violist weet waar zijn rechterhand is en hoeveel streek hij nog over heeft.

Muziek is dus bij uitstek een sensomotorische vaardigheid. Sensibele stoornissen vormen een handicap bij actieve muziekbeoefening: de violist tracht te compenseren door naar zijn linkerhand (positie) of rechterhand (streek) te kijken, maar mist daardoor de dirigent en de noten op zijn lessenaar.

Ten derde de motoriek: bij het maken van muziek zijn we lichamelijk actief (mond, tong, handen, voeten). De motorische eisen lopen echter zeer uiteen (triangel versus viool). De gevolgen van een parese zijn afhankelijk van lichaamszijde, lichaamsdeel en type instrument. Een selectieve training van vingervlugheid, zonder dat wordt gelet op het klankresultaat, zal dus nooit tot muziek leiden!

Afbeeldingsresultaat voor sensomotorische vaardigheid