dinsdag 12 juni 2018

David Ackles

Door het succes van Lassie, eind jaren ’40, moesten er natuurlijk allerlei varianten komen – zoals Rusty, The Dog. Naast hond Rusty, acteerde de jonge David Ackles. Hij was afkomstig uit een familie die woonde en werkte in showorkesten, theater en vaudeville. Na zijn korte filmcarrière studeerde Ackles literatuur en film en schreef muziek voor ballet, theater en TV. Het leverde weinig op, baantjes als privé-detective en veiligheids-beambte zorgden voor inkomen – hij had het zelf kunnen verzinnen in een van zijn liedjes.

Sommige van die liedjes stuurt hij naar David Anderle, een jeugdvriend en werkzaam bij het eind jaren zestig uitermate hippe Elektra-platenlabel. Anderle is onder de indruk, directeur Jac Holzman nog meer en Ackles krijgt een contract. Liedjes schrijven, voor anderen. ‘My intention was to have lots of other, much better singers record my songs… ,‘ aldus een bescheiden Ackles, want Anderle en Holzman vinden dat hij een prachtige stem heeft. ‘Doe het zelf maar,’ en zo zit Ackles in 1968 in de studio, met muzikanten afkomstig uit Buffalo Springfield en Iron Butterfly. Ackles heeft dan nog nooit opgetreden en nimmer gewerkt in de popmuziek.

Zijn debuut David Ackles verschijnt in 1968, een goed jaar, want ook Joni Mitchell, Randy Newman en Leonard Cohen leveren hun eersteling af. Critici zijn lovend, het publiek neemt er nauwelijks notie van. Ackles is al 31, oud voor pop, heeft een donkere baritonstem, en schrijft liedjes als ‘My Name Is Andrew’, een beklemmend portret van een eenzaat.

De hoes van David Ackles spreekt voor zich; een gebarsten raam met daarachter, in een donkerpaarse schemering, David Ackles, handen in de zak. Een beschouwer, die van een afstandje de nauwelijks geziene misfits and losers observeert en ze met veel empathie weergeeft in zijn liedjes.
Elektra is, ondanks de tegenvallende verkoop, overtuigd van Ackles’ talent, en in 1969 verschijnt Subway to the Country. Een uitvergroting van zijn debuut, de songs zijn gevarieerder, scherper, en er zijn arrangementen, gemaakt door klassiek componist Fred Myrow, die eerder werkte met Leonard Bernstein en Doors-voorman Jim Morrison (later met Van Dyke Parks en Brian Wilson). Een van de ongemakkelijke hoogtepunten is ‘Candy Man’. Het onverbiddelijk jengelende klavecimbel klinkt al evenschrijnend als de tekst over Vietnam-veteraan Oscar the Candyman met zijn snoepwinkeltje en de wraak die hij neemt via de kinderen uit de buurt. Zelfs de psychedelische belletjes klinken als de herinnering aan een nare droom, niet echt geschikt om in 1969 het brede publiek te bedienen. Wel een akelig en fraai liedje dat nog dagen blijft hangen.




In Engeland is Reginald Kenneth Dwight inmiddels een fan van Ackles – als hij in 1970 als groot talent en onder zijn artiestennaam Elton John naar Los Angeles komt, is hij stomverbaasd dat Ackles zijn voorprogramma is. ‘Het was bijna beschamend…’ Tekstschrijver Bernie Taubin is ook onder de indruk van Ackles: ‘There was nothing quite like it. It was very different than what the other singer-songwriters of the time were doing. There was also a darkness in it, which I realy loved.’ Een jaar later, 1971, breekt Elton John internationaal door met de lp Tumbleweed Connection, in kleine lettertjes staat op hoes: opgedragen aan David Ackles.

Ackles vraagt Bernie Taubin om zijn volgende plaat te produceren, in Engeland. Hij wil schrijven over Amerika, en daarvoor de noodzakelijke afstand nemen. Maandenlang werkt hij in Engeland aan American Gothic, waarvoor hij zelf de rijke en complexe arrangementen schrijft. De plaat kost een vermogen, de musici zijn afkomstig uit het London Symphony Orchestra. De directie is in handen van Robert Kirby, een man met een onbewust feilloos gevoel om te werken met cultfiguren, in die jaren maakt Kirby ook arrangementen voor Nick Drake en Vasthi Bunyan…

American Gothic verschijnt in 1972. ‘A milestone, een nieuwe Sgt. Pepper, een plaat die de loop van de pop verandert, zo goed als de vroege Presley en Dylan,’ schrijft Sunday Times. En deze krant staat niet alleen in de unanieme lof. Ackles, ietwat gegeneerd: ‘Het zijn maar liedjes, en het is maar een album.’ Die liedjes zijn als tragi-komische scènes uit het alledaagse Amerika, de zoekers met hun zucht naar zin, een doel of gewoon wat geluk. Muzikaal is American Gothic een adembenemende caleidoscoop: bluegrass, gospel, folk, Sinatra, Gershwin, modern klassiek – en dat allemaal soms binnen een minuut; en toch een vanzelfsprekende, precies vormgegeven verzameling liedjes. Vakmanschap en inspiratie alom; Ackles doet een bijna geslaagde poging om het mooiste liefdesliedje ooit te schrijven (‘Love’s Enough’), en maakt muziek alsof het een film is: ‘Montana Song’.



David Ackles is te gast bij John Peel, is te zien bij de BBC, en American Gothic verkoopt redelijk, maar Elektra ziet het niet meer zitten. Hij vertrekt naar platenmaatschappij Columbia en begint aan de opvolger, wat hem moeite kost. ‘Bij alles wat ik schreef, dacht ik: dit is niet zo goed als American Gothic.’ Hij maakt het zichzelf makkelijk door de plaat ‘gewoon’ thuis op te nemen met een aantal vrienden, waaronder ‘Bob Dylan-gitarist’ Bruce Langhorn. Five & Dime ziet het licht in 1973, opnieuw een verzameling liedjes die zich laten luisteren als korte verhalen. Een van de hoogtepunten vormt ‘I’ve Been Loved’, over de treurige lotgevallen van een aantal verpleeghuisbewoners, ook geen onderwerp waarmee je de hitparade bestormt. Ackles blijft met zijn wonderschone piano en strijkkwartet precies aan de goede kant van het sentiment. Terwijl collega-singer-songwriters zoals James Taylor en Jackson Browne zich met artistiek en commercieel succes wentelen in hun eigenste autobiografische IK, blijft Ackles, net als Randy ‘I’m not interested in I’ Newman, een nauwgezet observator, met aandacht voor levendige details uit doodgewone levens. Helaas zonder succes: Five & Dime verschijnt onopgemerkt – geen promotie, geen concerten.

David Ackles pakt zijn oude idee weer op; liedjes schrijven voor anderen, alleen: niemand neemt ze op. Eind jaren’70 verdwijnt hij uit de muziekindustrie. Hij schrijft scenario’s voor TV en film, componeert een musical en regisseert muziektheater. In de jaren ’90 krijgt Ackles zo nu en dan bezoek van een muziekjournalist, aangespoord door Elvis Costello die een groot bewonderaar is van Ackles’ werk. Enigszins verbaasd zijn ze wel – Ackles blijkt geen obscure Cultheld, verdronken in drank en andere ellende, maar een joviale, optimistisch man, met a wonderful life, al decennia gelukkig getrouwd en zonder enige rancune na het uitblijven van succes.

In maart 1999 stuurt Reuters het volgende persbericht rond: ‘Ackles died of cancer on march 2. He was 66. He could have been another Leonard Cohen or Randy Newman, but he died in complete obscurity.’