zondag 23 januari 2022

Animals / Pink Floyd

Op 23 januari 1977 wordt het album Animals van Pink Floyd uitgebracht. Animals is de opvolger van het succesvolle Wish You Were Here uit 1975. Twee nummers, Raving And Drooling en You've Got To Be Crazy die Pink Floyd jaren geleden al heeft geschreven, worden omgedoopt tot respectievelijk Sheep en Dogs. Op Animals worden varkens, honden en schapen gebruikt als metaforen voor leden van de huidige maatschappij. Inspiratiebron is het boek Animal Farm van George Orwell. Animals is opgenomen in de Britannia Row Studios in Londen, en komt op 12 februari 1977 de Nederlandse LP Top 50 binnen. Het album staat in de week van 26 Februari 1977 één week op de eerste plaats. Na het uitkomen van het album gaat Pink Floyd onder de naam In The Flesh Tour op tournee. Tijdens de concerten worden Dave Gilmour, Roger Waters, Nick Mason en Richard Wright bijgestaan door Dick Parry (saxofoon) en Snowy White (gitaar). Op 17, 18 en 19 Februari 1977 staat Pink Floyd in de Oude Ahoy Hal in Rotterdam. De setlist bestaat uit het gehele album Animals, gevolgd door een integrale uitvoering van het album Wish You Were Here.

De hoes van Animals levert de nodige problemen op. Roger Waters wil perse dat het opblaasbare varken dat wordt gebruikt echt boven de Battersea Power Station in Lonen zou vliegen. Het nemen van deze foto neemt uiteindelijk drie dagen in beslag. Op de eerste dag is het fantastisch weer met een prachtige dramatische lucht, maar het opblazen van het enorme varken neemt te veel tijd in beslag en gaat halverwege ook door technische problemen de mist in. Op de tweede dag is de scherpschutter die is ingehuurd om in te grijpen mocht het misgaan wegens de kosten niet ingehuurd. Een dure misrekening, omdat door de harde wind het varken op deze tweede dag losschiet en boven Zuid-Oost London op eigen houtje rondvliegt. Gelukkig komt het varken in een weiland bij Kent terecht. Op de derde dag gaat alles naar wens. Toch worden de foto's van deze dag niet gebruikt voor de uiteindelijke hoes. De hoes van Animals is samengesteld uit foto's van de eerste dag (De fabriek met de prachtige lucht) en de laatste dag (Het varken).

vrijdag 21 januari 2022

Jackie Wilson

Soul zanger Jackie Wilson overlijdt op 21 januari 1984 in Mount Holly, New Jersey, na zo'n acht jaar in een comatueuze toestand te zijn gehouden. 

Jack Leroy Wilson Jr. wordt op 9 juni 1934 in Detroit, Michigan geboren, en begint in 1953 zijn zangcarriere in de Rr&B/Doo-Wop-groep Billy Ward & The Dominoes, waarin hij de opvolger is van Clyde McPhatter, die leadzanger van The Drifters wordt. Met de Dominoes maakt Wilson tussen 1953 en 1957 een stuk of twintig opnamen voor Federal, King en Decca. Daarna gaat hij als solist verder op het Brunswick label en heeft al gauw succes met het novelty-achtige Reet Petite uit 1957, en de tienerschuiver Lonely Teardrops uit 1959. Beide songs zijn geschreven door de latere Motown-baas Berry Gordy Jr. Beinvloed door Mario Lanza brengt Wilson operaballades als Night en Alone At Last, die op single gekoppeld worden aan stevige R&;B-nummers als Doggin' Around en A Woman, A Lover, A Friend. Met Sam Cooke is Wilson een van de eersten die zich buiten het traditionele R&B/Gospel-concept begeeft. Tussen 1957 en 1964 scoort hij maar liefst dertig hits en bereikt hij zowel bij een zwart als een blank publiek een grote populariteit als live-performer door zijn geweldige stembereik en gevoel voor drama. Na zijn laatste grote hits, het Motown-achtige Whispers en Higher And Higher, vindt hij geen aansluiting bij de nieuwe stromingen in de zwarte muziek en zoekt hij grotendeels zijn toevlucht tot het oldies-circuit. Tijdens een optreden in het Latino Casino in New Jersey in September 1975 wordt hij getroffen door een bijna fatale hartaanval, waardoor hij in voortdurende (half)coma-toestand jarenlang in het ziekenhuis verpleegd moet worden. Na zijn dood bereikt begin 1987 het nummer Reet Petite wederom de hoogste regionen van de hitparade, doordat iemand op het lucratieve idee komt het te ondersteunen door een animatiefilmpje. Hetzelfde gebeurt met I Get The Sweetest Feeling en Higher And Higher. Drie jaar na zijn overlijden wordt Jackie Wilson op 21 januari 1987 opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame. Begin 1987 scoort Jackie Wilson in Nederland zijn eerste nummer 1-hit. Reet Petite (uit 1957) staat vanaf 14 februari 1987 twee weken op nummer 1 in de Top 40. 

Jackie Wilson is 49 jaar geworden.

maandag 10 januari 2022

Geografie van de blues (1)

Baton Rouge:
Als je je afvraagt waar en wanneer de swampblues van Louisiana is ontstaan, dan moet je zijn in Baton Rouge in de jaren vijftig. Uit Baton Rouge en omgeving kwamen bluesartiesten als Slim Harpo en Lightnin' Slim.

Louisiana is een staat die rijk is aan inheemse muzikale stijlen, waaronder jazz, cajun, zydeco en swamp pop. Daarnaast heeft de Louisiana-blues wat haar sound betreft veel te danken aan de naoorlogse elektrische Chicago-blues. Kenmerkend is de losse blues, veel minder emotioneel beladen dan andere varianten, luie ritmes, overladen echo's.

zaterdag 18 december 2021

Rock Around The Clock

Wanneer opgewonden jongeren in Castricum op 18 december 1956 proberen een fietsenrek op de rijweg te zetten worden zij door de politie uiteengejaagd. Aanleiding voor de commotie is de film Rock Around The Clock die in de Nederlandse bioscopen draait. In Dordrecht en Assen is het al eerder tot botsingen gekomen tussen de politie en "rock’n'roll" roepende jongeren. In Apeldoorn mag Rock Around The Clock niet eens worden vertoond. In Gouda wordt dit wel toegestaan, maar zonder geluid. Niet alleen in Nederland zorgt de film voor ongekende taferelen. In Manchester in Engeland wordt de film twintig minuten stil. In Londen breken er ook rellen uit. 
Rock Around The Clock is een rolprent met een flinterdun verhaaltje over de doorbraak van een plattelandsorkest, vertolkt door Bill Haley en zijn groep The Comets. Muziek is de hoofdmoot in Rock Around The Clock, want ook Freddie Bell & The Bellboys, The Platters, Ernie Maresca en Alan Freed laten van zich horen.


dinsdag 7 december 2021

Hugues Aufray en Bob Dylan

In 1962 was Hugues Aufray in New York City. In Greenwich Village kwam hij in aanraking met de opwinding van de folk-revival beweging en ontmoette Bob Dylan. De twee hadden een persoonlijke band en Aufray geraakte geïnspireerd door de jonge Amerikaan en zijn songs.
Hugues was 31 en vader. Dylan was 20.
Bij terugkeer naar Frankrijk introduceerde Aufray de “akoestische folk-stijl” in de Franse pop.

Hugues zegt : “J’ai eu un coup de foudre. Un peu comme en amour. Ce mec est unique, il ne ressemble à personne. Malheureusement, je parle mal l’anglais et je ne comprends pas grand-chose… Mais le courant passe »

Ze blijven in kontakt met elkaar.
In het voorjaar van 1964 komt Dylan, net voordat hij terugkeert naar de Verenigde Staten om daar “Another side of Bob Dylan” op te nemen, naar Frankrijk. Hugues haalt hem af op “Le Bourget” en Dylan verblijft bij Hugues Aufray in Parijs.
Aufray is ondertussen beginnen werken aan (met Pierre Delanoë en Jean-Pierre Sabar) aan vertalingen van songs van Dylan voor een Frans album.
Ze brengen samen verschillende dagen door, en Dylan zal (ongecrediteerd) harmonica spelen op een paar songs van “Aufray chante Dylan”.
Dylan zal Hugues de slappe lach bezorgen wanneer hij Camembert probeert te eten met een lepel. (“Down the Highway”)

“Aufray chante Dylan”, verscheen in 1965 en sloeg in Frankrijk in als een bom.
Uit dit album kwamen twee franse EP’s.

Face 1 / Side 1
1. La Fille Du Nord…..(Girl From The North Country)
2. Ce Que Je Veux Surtout…..(All I Really Want To Do)
3. Ce N’Était Pas Moi…..(It Ain’t Me Babe)
4. Oxford Town
5. Corrina Corrina
6. Cauchemar Psychomoteur…..(Motorpsycho Nightmare)

Face 2 / Side 2
7. Les Temps Changent…..(Times They Are A-Changin’)
8. La Ballade de Hollis Brown…..(Ballad Of Hollis Brown)
9. La Mort Solitaire De Hattie Carrol…..(Lonesome Death Of Hattie Carroll)
10.Dieu Est A Nos Côtés…..(With God On Our Side)
11.Le Jour Où Le Bateau Viendra…..(When The Ship Comes In)

De hoestekst van Pierre Delanoë :

Bien avant que les premières chansons de Bob Dylan n’arrivent jusqu’à nous Hugues Aufray, qui les connaissait depuis l’Amérique, disait à qui voulait l’entendre:

“Dylan c’est formidable, un de ces jours j’enregistrerai un album qui lui sera entièrement consacré, vous verrez que ce sera très important”.

Le voici cet album et je crois réellement qu’il est trés important pour la chanson.

Il y avait pour le réaliser quelques difficultés à résoudre: d’abord le passage de l’anglais, langue contractée, au français, langue prolixe. Ensuite l’abondance dans le texte d’anglicisme, d’américanisme et surtout de “Dylanisme”. Enfin, la transposition du “son Dylan” en “son Aufray”.

Ces problémes ont été résolus et je crois que vous allez entendre du “jamais entendu”.

Certains auditeurs seront peut-être un peu déroutés à la première écoute, mais la sincérité du créateur comme celle de l’interprète finiront par les toucher au coeur.

On peut vraiment parler d’événement, car, en chantant cet auteur américain, Hugues Aufray ressuscite sous une forme moderne un genre bien français oublié depuis un demi-siècle: la “complainte” pleine de vérités populaires, de fraîcheur poétique et de simplicité musicale.

Voilà pourquoi je n’hésite pas à dire que naissent aujourd’hui dans ce disque les premières chansons du folklore international de notre temps.

In 2010 zal Aufray nog een Dylan album opnemen “New Yorker” In de liner notes schrijft Dylan, vertaald in het Frans : « Hugues a traduit et enregistré beaucoup de mes chansons et j’ai parfois l’impression qu’elles ont d’abord été écrites en français et que c’est moi qui, ensuite, les ai traduites. Il est un ami cher. »

zondag 5 december 2021

Paul Simon

Kort  na de opnames van hun eerste album als Simon & Garfunkel splitte het duo. Simon ging naar Engeland en Artie zette zijn architectenstudie voort aan Columbia School of Architecture.

Simon speelde in verschillende folkclubs in Engeland. Het is in zo’n club dat hij Kathy Chitty ontmoette. Ze was een mooi, nogal bedeesd meisje. Paul voelde zich aangetrokken en er ontstond iets moois.
Hij zal haar vereeuwigen in twee songs, “Kathy’s Song” en “America.”
Het groeiende succes van Paul was echter teveel voor Kathy die zoals gezegd eerder bedeesd was. De twee groeiden uit elkaar.

Hier in London was het dat Paul traditionele liederen leerde als “Scarborough Fair.”
Artie kwam wel op bezoek, en soms deden ze samen een optreden in een van de  folkclubs. Paul vertelt : “Our friend Kathy´d collect the money in a sailor´s hat, it was called busking and we were buskers.”

Het was ook in Engeland dat Paul Bruce Woodley ontmoette, een Australier die er met “The Seekers” was aangespoeld om het geluk te zoeken. The Seekers zouden weldra hoge toppen scheren in de UK.
Samen schreven zij “Red Rubber Ball”, “I wish you could be here” en “Cloudy”. The Seekers namen ook Simon’s “59th Street Bridge(Feeling Groovy)” op.

Rond die tijd speelde Paul ook producer voor het album van Jackson C. Frank, met wie hij samenspeelde in het Londense Folk Circuit.
In de lente van 1965 ging Paul kort terug naar New York waar hij samen met Artie twee “elektrische”  folksongs opnam, “ We´ve Got A Groovey Thing Going” en “Somewhere They Can´t Find Me”.

Later zou Paul vertellen dat Tom Wilson (producer van Wednesday Morning 3AM) hen had gevraagd om iets moderns te doen met hun songs want dat “echte folksongs” niet meer verkochten.
De twee opnames waren echter niet zo goed en Paul vertrok terug naar Engeland. Hij nam er – waarschijnlijk in een week tijd – een album op : “The Paul Simon Song Book”.
Dit leidde tot een paar optredens voor de BBC in het programma “Five to Ten” een religieus programma. De songs waren er beland via Judith Pieppe, een sociale werkster die had gezien dat vele van die vroege liedjes van Paul Simon een religieuze ondertoon hadden. Paul leefde met Kathy trouwens in de flat van Judith, waar ook Al Stewart en Sandy Denny leefden.

Terwijl Simon in Engeland verbleef in de zomer van 1965 begonnen radiostations in Florida verzoekjes te krijgen voor een song uit “Wednesday Morning, 3 A. M”, “The Sound of Silence”. De song werd ook vaak gedraaid in Boston op de radio. Tom Wilson (de producer) had the Byrds gehoord en vroeg zich af of dit niet een oplossing zou kunnen zijn.

En ja, prompt werd de oude opname van “The Sound of Silence” van een backing track voorzien door de muzikanten die bezig waren “Highway 61” van Bob Dylan op te nemen. Tom Wilson was hier namelijk ook de producer.
Columbia bracht de “elektrische” “Sounds of Silence”  uit met op de B Kant “We´ve Got a Groovey Thing Goin". Men noemde het “Folk-Rock” en een nieuw genre was geboren.

In September 1965 hoorde Paul Simon voor het eerst de single. Hij stond op het punt op het podium te stappen in een Deense Folkclub. In December stond “Sounds of Silence” op 1 in de Bilboard Charts.
Simon keerde hals over kop naar New York terug, het duo kwam weer bij elkaar en nam praktisch de hele “Wednesday Morning, 3 A.M” opnieuw op, maar deze keer met elektrische backing band.
Op 17 Januari 1966 werd het album “Sounds of Silence” uitgebracht en schoot naar nummer een. Tegelijk werd ook  “Wednesday Morning, 3 A.M” opnieuw uitgebracht. Deze keer bleef ook hier het succes niet uit.



maandag 15 november 2021

Love Me Tender

Op 15 november 1956 gaat in het Broadway Theater in New York de fim Love Me Tender in premiere. Love Me Tender, is het filmdebuut van Elvis Presley. Fans raken door het dolle heen als zij een zestien meter hoge afbeelding van hun idool op de gevel van het theater zien. Vanaf 21 november 1956 gaat Love Me Tender in heel Amerika in roulatie. De film speelt zich af aan het einde van de Amerikaanse burgeroorlog. Dit is de strijd tussen de zuidelijke staten en de noordelijke Yanks. De opnamen zijn tussen augustus en oktober 1956 gemaakt in de San Fernando Valleyin de buurt van Los Angeles. Naast Elvis spelen Richard Egan en Debra Paget de hoofdrollen. Elvis Presley zingt in deze film vier nummers: Love Me Tender, Let Me, Poor Boy en We're Gonna Move. Alle vier de nummers zijn op 2 augustus en op 24 september 1956 in Hollywood opgenomen.


zondag 15 augustus 2021

Jazz en Nedeerland (deel 8): Bimhuis

Het Bimhuis werd gaandeweg het belangrijkste Nederlandse podium voor jazz en geïmproviseerde muziek. Het kreeg ook een grote internationale reputatie, zoals onder meer zou blijken uit het boekBimhuis 25, dat in 1989 onder redactie van de Amerikaanse jazzscribent Kevin Whitehead verscheen. Naast tientallen Nederlanders leverden ook Amerikanen als Von Freeman, Gerry Hemingway, Steve Lacy, Sam Rivers, Cecil Taylor en Bobby Watson en vele Europese musici bijdragen aan deze Engelstalige jubileumbundel.

In 1984 werd het Bimhuis ingrijpend verbouwd. Bij de heropening op 16 november 1984 waren op zeker moment zo’n duizend mensen aanwezig. De pils raakte uitverkocht en het zal duidelijk zijn dat in die drukte Misha Mengelbergs compositie Keerkring van de gezadelde zeekip voor symfonieorkest en vier improvisatoren niet zo tot zijn recht kwam.

De SJIN zag het Bimhuis niet zozeer als een Amsterdams podium, maar als een centrum dat een broedplaats met een nationale, zo niet internationale uitstraling moest worden. Die landelijke uitstraling kreeg een extra cachet door de October Meeting in 1987. In samenwerking met Piet Hein van de Poel van de NOS-radio bracht initiatiefnemer Huub van Riel, coördinator bij de SJIN, meer dan vijftig vooraanstaande improvisatoren uit Europa en de VS bijeen. Vanuit het Bimhuis waren er vertakkingen naar veertien podia in andere steden, onder andere in Nijmegen, Rotterdam, Groningen en Breda.

Het idee was vernuftig. Van Riel had een aantal musici, onder wie niet alleen pianist Cecil Taylor, gitarist Derek Bailey en altist John Zorn, maar ook cellist Ernst Reijseger en de pianisten Guus Janssen en Misha Mengelberg, in staat gesteld om zelf deelnemers voor hun projecten uit te kiezen. Dat leverde verrassende muzikale ontmoetingen op: van zeer geslaagd (bijvoorbeeld Cruise Button, een idee van Ernst Reijseger, met funkbassist Gerald Veasley en slagwerker Eddy Veldman als ritmesectie voor een wisselende pool van blazers) tot teleurstellend (zoals Cecil Taylor & Band, een project in het Concertgebouw dat leed onder een ergerlijke geluidsbalans).

Zo’n initiatief vroeg om een voortzetting, en die kwam er in de vorm van een tweede October Meeting in 1991. In de zomer van 1990 vonden in het Bimhuis de succesvolle Summersessions rond Cecil Taylor plaats. De rol van gitarist Franky Douglas in een trio met Taylor en slagwerker Sunny Murray oogstte veel lof; inmiddels is het een legendarisch concert geworden.

De eerste October Meeting had uitnodigingen opgeleverd aan slagwerker Han Bennink, tenorist Peter van Bergen en trombonist Wolter Wierbos om deel te nemen aan het tweede Europese orkest van Cecil Taylor, die in de zomer van 1988 twee maanden in Berlijn doorbracht. Na een week van intensief repeteren gaf het orkest twee daverende optredens, die door het Duitse label Free Music Production in een monumentale doos met alle Taylor-opnamen uit die twee maanden zijn uitgebracht. Die doos bevat ook de opname van een duo-concert dat Bennink in die periode met Taylor gaf.

donderdag 15 juli 2021

Jazz en Nederland (deel 7): Modern Jazz

In de periode 1966-1974 maakt de jazz in Nederland hectische tijden door. De opkomst van een nieuwe jazzvorm, die afwisselend avant-garde jazz, free jazz, ‘the new thing’ of (in Amerika) ‘new black music’ wordt genoemd, brengt vrijwel alle geledingen van het jazzmilieu in heftige beweging. De oudere jazzvormen blijven uiteraard voortbestaan (de dixieland zal zelfs doorbreken naar een nieuw, massaal carnavalspubliek, en ook de traditionele blues wordt voor het eerst in wijdere kring bekend). Maar met name de sector die voorheen ‘moderne jazz’ heette, waarvan veel beoefenaren inmiddels hun bestaan hadden gevonden in de Hilversumse omroeporkesten, komt soms in pijnlijke botsing met de opkomende jonge rebellen, van wie rietblazer Willem Breuker, pianist Misha Mengelberg en slagwerker Han Bennink de belangrijkste voortrekkersrollen spelen.

De bloeitijd van de grote nachtconcerten in het Amsterdamse Concertgebouw (vaak voorafgegaan door avondconcerten in het Scheveningse Kurhaus) loopt omstreeks 1965 ten einde. Amerikaanse jazzgroten zijn vanaf 1966 in Nederland voornamelijk te horen tijdens het jaarlijkse Newport Jazz Festival in Europe in de Rotterdamse Doelen, en vanaf 1971 op het Internationaal Jazz Festival dat NOS en VARA elk jaar organiseren, eerst in Loosdrecht (als uitbreiding van het Loosdrecht Jazz Concours dat wijlen Max van Praag hier sinds 1958 organiseerde) en vanaf 1973 in de Singer Concertzaal te Laren.

Nederland mag zich wel lange tijd verheugen in de permanente aanwezigheid van twee grote Amerikaanse tenorsaxofonisten: Ben Webster en Don Byas (beiden zullen in Amsterdam sterven; Byas in 1972, Webster in 1973). Webster en Byas zijn, naast talrijke andere Amerikaanse jazzgroten op tournee, te horen tijdens de opmerkelijke reeks concerten die tenorsaxofonist Hans Dulfer vanaf september 1968 organiseert in de hoofdstedelijke hippie-tempel Paradiso, die de rol van de nachtclub Sheherazade als het belangrijkste jazzpodium van Amsterdam overneemt.

De schoksgewijze kennismaking van de Nederlandse jazzwereld met de nieuwe jazz uit Amerika wordt – meer nog dan door het eerste Nederlandse optreden van tenorist John Coltrane (in 1960 met trompettist Miles Davis) of het eerste Nederlandse concert van altsaxofonist Ornette Coleman in 1965 – ingeluid door de komst naar Nederland van altsaxofonist-fluitist-basklarinettist Eric Dolphy en tenorist Albert Ayler, beiden in 1964.

In 1967 sterft John Coltrane en nadien belandt de Amerikaanse jazz-avant-garde geleidelijk in een malaise. In Nederland groeit de ‘Hollandse School’ (soms ironisch omschreven als ‘piep-piep-knor op klompen’), die zich gaandeweg steeds minder tot doel stelt Amerikaanse muzikale voorbeelden na te volgen, inspiratie zoekt in velerlei Europese muziektradities, en de muziek tracht te combineren met andere artistieke vormen zoals theater en beeldende kunst.

De Nederlandse pioniers van wat later ‘geïmproviseerde muziek’ gaat heten, treden niet alleen op het podium baanbrekend op. Te beginnen met de oprichting van de Instant Composers Pool in 1967 door Mengelberg, Breuker en Bennink realiseren zij vormen van zelfbeheer, zowel wat het organiseren van concerten en tournees betreft, als het produceren, distribueren en verkopen van platen. Tegelijkertijd nemen zij allerlei initiatieven om de Nederlandse overheid te bewegen tot een stimulerings- en subsidiebeleid voor de jazz en geïmproviseerde muziek.

Boy’s Big Band, het orkest onder leiding van arrangeur-componist Boy Edgar dat vanaf de oprichting in 1960 een belangrijke samenbindende rol in de Nederlandse jazz heeft gespeeld, krijgt in oktober 1966 een nieuwe leider, in de persoon van saxofonist-componist Theo Loevendie. (Boy Edgar, wiens hoofdberoep medicus is, vertrekt voor enige tijd naar Amerika in verband met zijn wetenschappelijk werk.)

In mei 1968 blijkt de eenheid binnen Boy’s Big Band niet langer te handhaven. Het orkest wordt opgeheven, maar brokstukken ervan zullen in drie formaties voortleven. Theo Loevendie richt zijn experimentele Consort op, saxofonist Herman Schoonderwalt en trompettist Cees Smal beginnen samen met de van buiten Boy’s Big Band komende pianist Frans Elsen het meer conventioneel georiënteerde Hobby Orkest, en de uit Amerika teruggekeerde Boy Edgar gaat optreden met de voornamelijk uit saxofonisten bestaande Boy Edgar’s Sound.

Het beleid van de Stichting Jazz in Nederland, gevoerd door een bestuur dat voornamelijk bestaat uit liefhebbers en journalisten, wekt gaandeweg steeds meer wrevel bij de muzikanten rond de Instant Composers Pool. Op 3 november 1970 wordt een vergadering van het stichtingsbestuur ongevraagd bezocht door vier musici: Willem Breuker, trombonist Willem van Manen, saxofonist Peter Bennink en bassist Maarten van Regteren Altena.

Na deze ‘overval’ volgt op 21 december 1970 de ‘overname’. Tijdens een soort volksvergadering van de Nederlandse jazz in Amsterdam wordt een nieuwe stichtingsbestuur verkozen, bestaande uit het viertal hierboven genoemde musici en drie niet-muzikanten uit het oude bestuur (Rudy Koopmans, Hein van Warmerdam en Jaap de Rijke). Het nieuwe bestuur hoopt voor het seizoen 1971-‘72 van het ministerie van CRM al een structurele subsidie voor de jazz te verwerven.

Omstreeks 1969 ontstaat, voor een belangrijk deel onder invloed van trompettist Miles Davis, in Amerika een nieuw jazzgenre, dat een synthese zoekt met de rock- en popmuziek. Deze rockjazz boekt in Nederland aanvankelijk een minder massaal succes dan in de Verenigde Staten, maar toch komen ook in ons land enkele belangrijke beoefenaren van dit idioom naar voren. Drummer Pierre Courbois, die al in 1961 de Original Dutch Free Jazz Group had opgericht, begint in 1971 de rockjazz-formatie Association P.C. Maar deze groep zal, evenals de eruit voortgekomen pianist Jasper van ‘t Hof, in het buitenland (met name West-Duitsland) meer werk en weerklank vinden dan in Nederland.

Op de conservatoria en andere officiële muziekscholen was jazz (laat staan popmuziek) traditioneel taboe, maar ook hier wordt verandering zichtbaar. Aan de Rotterdamse Muziekschool wordt in het cursusjaar 1969-‘70 voor het eerst de mogelijkheid geopend tot het volgen van ‘instrumentaal muziekonderwijs gericht op het spelen van jazz en amusementsmuziek’. De belangrijkste initiatiefnemer is hier pianist Robert van der Linden, tot de eerste docenten behoort drummer Cees See.

Al deze ontwikkelingen – het scheppen van een eigen Nederlands muzikaal idioom, de opbouw van eigen professionele organisaties, de doelgerichte opleiding van volgende muzikantengeneraties zowel via de workshops als op de conservatoria – werken ook na 1974 krachtig door. Daarbij ebben de conflicten tussen de bopgeneratie en de rebellen van de jaren zestig enigszins weg. Hier en daar worden zelfs bewuste verzoeningspogingen ondernomen, onder meer door pianist Leo Cuypers, die in 1969 het laatste belangrijke talent was dat op het Loosdrecht Jazz Concours werd ontdekt.

Op 1 oktober 1974 werd aan de Oude Schans te Amsterdam het Bimhuis geopend. Pas in dat jaar kende de minister van CRM, Harry van Doorn, aan de Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek in Nederland (SJIN) een bescheiden subsidie van 100.000 gulden toe. De SJIN had een bedrag van 1.300.000 gulden gevraagd. Omdat de SJIN aan CRM wilde laten zien wat er met voldoende geld mogelijk was op jazzgebied, organiseerde zij tegelijkertijd met de opening van het Bimhuis de eerste Oktober Jazzmaand. In één maand tijd vonden er in Nederland 140 jazzconcerten plaats, hetgeen bijna het hele budget opslorpte. Het jaar daarop verdubbelde het aantal concerten bijna.

zaterdag 3 juli 2021

Jim Morrsion



Op 12 december 1970 spelen The Doors in The Warehouse in New Orleans. Het blijkt later het laatste concert van The Doors te zijn met Jim Morrsion als zanger. Het optreden is een ramp, Morrison is in een slechte toestand, loopt met zijn microfoon te gooien, en stort uiteindelijk in elkaar. Het optreden voor de volgende dag In Baton Rouge wordt afgezegd. Drummer John Desmore schrijft later in zijn boek Riders On The Storm: My Life With Jim Morrison And The Doors het volgende over het optreden: "New Orleans was the lowest note yet ... I could smell death. Secretly I believed that Jim's performance had been terrible. I was embarrassed for the couple thousand folks in New Orleans, but they didn't know what it meant to me. We (the band) agreed to cancel the few gigs we had coming up. The next day we had a pretty quiet flight returning to L.A." Jim Morrison overlijdt op 3 juli 1971 in Parijs op 27- jarige leeftijd.