vrijdag 15 juni 2012

Harmonieleer

Uit een toonladder kun je zeven verschillende akkoorden halen.
Deze akkoorden passen automatisch bij elkaar. Dat noemen we een toonsoort.

Spelen we in de toonsoort C, dan gebruiken we de C toonladder:
C- D- E- F- G- A- B- C
Akkoorden bestaan uit drie tonen bestaan, namelijk de grondtoon, de terts (groot bij
majeur, klein bij mineur) en de kwint. Sla je een toon in de toonladder over dan krijg je tertsen:
C- D- E- F- G- A- B- C-

C - E is een grote terts, E - G een kleine. C-E-G vormen samen het C-akkoord.
Je kunt ook op D beginnen:
C- D- E- F- G- A- B- C-
D grondtoon F terts A kwint
Omdat D-F een kleine terts is (anderhalve toon) = D-F-A een Dmineur-akkoord.
Zo kun je op alle tonen van de toonladder akkoorden bouwen, die we 'trappen' noemen. Zo ontstaan er
zeven trappen:
De eerste trap: C-E-G = een C akkoord
De tweede trap: D-F-A = een D mineur akkoord
De derde trap: E-G-B = een E mineur akkoord
De vierde trap: F-A-C = een F akkoord
De vijfde trap: G-B-D = een G akkoord
De zesde trap: A-C-E = een A mineur akkoord
De zevende trap: B-D-F = een B mineur akkoord (met verlaagde kwint)
De eerste, vierde en vijfde trap zijn majeur, de rest is mineur.
De majeur akkoorden zijn de hoofdakkoorden. Bijna alle blues en rocknummers bestaan uit deze drie,
belangrijke akkoorden. Je kunt stellen dat tachtig procent van alle muziek is opgebouwd of gecomponeerd
met deze drie hoofdakkoorden.
Ervaren muzikanten weten dat en gebruiken deze kennis om snel
nummers uit te zoeken.
Staat een nummer in de toonsoort C, dan zullen de belangrijkste
akkoorden C, F en G zijn (de eerste, vierde en vijfde trap).
In G zijn dat: G, C en D In A zijn dat A, D en E etc.