Uit het voorafgaande is gebleken dat de panfluit niet bepaald een Europees instrument is. Wel zijn er onder andere bij Ljubljana vondsten gedaan van allerlei voorwerpen uit het vroegere IJzeren Tijdperk ( 6de en 5de eeuw v.Chr), waarop afbeeldingen voorkomen van vlotvormige panfluiten met vijf en zes pijpen, meestal in combinatie met de lyra. Dat de panfluit in Europa van het toneel verdween houdt mogelijk verband met het tot ontwikkeling komen van het orgel.
Toch waren er ook in de Middeleeuwen panfluit spelende herders. In de 12de en 13de eeuw werd de panfluit (waarschijnlijk identiek met de frestele, frêtel of frêtian) bespeeld door minstrelen.
Nog in de 19de eeuw kon men in Engeland rondreizende panfluitisten aantreffen. In 1807 schreef een zekere Daire, die een nieuwe panfluit uitvond, een soort panfluit methode: "The complete Preceptor for Daire's new invinted Syrrinx or patent Pandean Harmonica, containing tunes and military pieces in one, two, three and four parts".
Verder gebruikt W.A.Mozart de panfluit in zijn opera "die Zauberflöte".
Nog enkele namen die we in Europa voor de panfluit tegenkomen: in Frankrijk "fieould" en "fioulet cristedou", tegenwoordig "flûte de pan".
in Italië "organino" en "zuffolo pastorale", tegenwoordig "flauto di Pane".
In Spanje "zampona"
In Slowakije "costimaje" en "trstjenke".
InTurkije "mithqal" en "mizmar duduyi".
In Baltische landen "skaudumas"
Bij de Kozakken "svirlejka"
In Engeland "pandean pipes" en panpipes".
In Duitsland "Pansflöte".
Roemenië
Hoe de panfluit in Roemenië is gekomen is niet precies bekend. Tegen het einde van de 74 eeuw v.Chr. hadden de Grieken een zeer machtige vloot. Zij wisten daarmee door te dringen tot de Zwarte Zee en bezetten de Roemeense kust en vestigden daar drie koloniën: Histria, Callitis (tegenwoordig Mangalia) en Tomis (tegenwoordig Constanta). Gedurende vele eeuwen hebben de Grieken veel invloed op de oorspronkelijke bevolking, de "Geto-daces".
De panfluit is toen waarschijnlijk wel doorgedrongen tot het Roemeense gebied, maar het is de vraag of het instrument door de bewoners geaccepteerd is in hun eigen muziek.
Wel zijn er bewijsstukken gevonden van het bestaan van de panfluit in Roemenië, maar dat was op maar enige honderden kilometers afstand van de Griekse koloniën aan de Zwarte Zee, namelijk in Oltenië. Een sarcofaag waarop in reliëf een panfluitspeler staat afgebeeld en verder enige fresco's in zeer oude kerken.
Ook wordt wel eens geopperd dat de panfluit bij de "Geto-daces" al gebruikt werd voordat de Grieken er kwamen en zo via Griekenland bij de andere volken verspreid werd.
De panfluit was altijd zeer geliefd bij de herders en dat is nog steeds, men kan er nog altijd ontmoeten in bergen en valleien.
Alleen is intussen de vorm wat veranderd, er zijn wat pijpjes aan toegevoegd en ook de manier van spelen is nogal veranderd. De naam werd "muskal" en tegenwoordig is het "nai".
Het instrument is een tijd lang erg zeldzaam geweest in Roemenië, langzamerhand is het van de herders overgegaan naar de stadsmuzikanten, de "lautari".
In 1864 werd het lijfeigenschap van de zigeuners opgeheven, de bevrijde muzikanten gingen overal spelen tijdens bruiloften en feesten en de panfluit kwam steeds meer in zwang. De techniek werd steeds beter, ze begonnen langzamerhand de, door de viool gespeelde melodie mee te spelen en zelfs te vervangen.
De musicus Fanica Luca (1894-1968) "ontdekte" de panfluit en hij is beroemd geworden om zijn onvergelijkbare vertolkingen van populaire Roemeense melodieën. Hij speelde op een panluit met gebogen vorm om zo virtuoser spel mogelijk te maken.
In 1949 werd door hem voor het eerst lesgegeven in panfluit aan de muziekschool te Boekarest.
Hij had een groot talent op pedagogisch gebied en had al na enkele jaren een groep panfluiters van niveau samengesteld, zoals Damian Luca, (zijn neef), Nicolae Pîrvu, Gheorghe Zamfir, Marika Luca (zijn dochter), Radu Costèl, Constantin Dobre en Radu Simion.
Het spel van Fanica Luca was duidelijk gericht op een toon met minder geruis dan bij het vroegere panfluitspel. Hij en zijn leerlingen gaven de panfluit, die daarvoor meestal gebruikt werd als begeleidingsinstrument, een plaats in de rij van soloinstrumenten.