dinsdag 14 oktober 2014

Ierse folk

De muziek van de Ieren is ontstaan uit een lange traditie van samen in de Public Houses (kortweg ‘pubs’, oftewel, kroegen) muziek maken. Dit soort gewoonten hebben altijd overal in Europa (en waarschijnlijk ook wel elders op de wereld) bestaan. Echter, de Ieren zijn er het meest beroemd mee geworden, met hun ‘sessies’ in de plaatselijke kroegen. Wat een sessie nu precies is, waarom nu juist de Ieren zo vasthouden aan hun muziek en wat die muziek eigenlijk inhoudt, is op deze website te lezen, te horen en te zien. Dit onderdeel van de site gaat in op de geschiedenis van Ierse muziek en op enkele ontwikkelingen binnen de Ierse en Schotse muzikale traditie.

Geschiedenis

Zoals in de introductie genoemd, ontstond de Ierse muziek in woonkamers, keukens en pubs. De muziek had een belangrijke betekenis voor de Ieren. Ze zijn eeuwen lang onderdrukt geweest door de Engelsen en hielden hierdoor, om hun identiteit te behouden, erg vast aan hun tradities. Het is altijd een volk geweest dat zich daardoor erg één voelde, met een gezamenlijke taal (het Ierse Gaelic), een rijke historie en een zeer rijke cultuur (met als hoogtepunt toch wel de muziek).
Ierse muziek werd, in de tijd dat de Ieren het door de onderdrukking erg zwaar hadden (met name in de tijd van de ‘Irish Potato Famine’ (hongersnood) tussen 1845 en 1852), vaak gespeeld op een zo goedkoop mogelijke manier. De mensen hadden vaak geen geld om een instrument te kopen. Sommigen hadden een Tin Whistle (een traditioneel Iers fluitje), een bodhrán (een traditionele trommel, gemaakt van een houten ring met daarover een geitenhuid gespannen) of ‘spoons’ (lepels, gebruikt als percussie-instrument). Ook werd er vaak gebruik gemaakt van ‘lilten’, oftewel het ‘zingen’ van de tune (een Ierse vorm van ‘scat singing’ zoals ze dat in de Jazz ook wel doen). Met de mond maakten mensen het geluid van een instrument na en zo werd de tune gezongen (zo zijn er mensen die perfect een banjo kunnen imiteren).

Van halverwege de 19e tot aan het begin van de 20e eeuw, emigreerden er heel veel Ieren naar Amerika (op een gegeven moment woonden er zelfs meer Ieren, of directe afstammelingen daarvan, in Amerika dan in Ierland). Ook daar ging men verder met het maken van de Ierse muziek en hier werden ook de eerste opnames gemaakt. Eigenlijk is dit vergelijkbaar met de manier waarop de Joodse klezmer zich heeft verspreid. Opnames die in Amerika werden gemaakt, kwamen vervolgens weer in het land van herkomst terecht, en beïnvloedden elkaar. Op deze manier zijn instrumenten zoals de piano (vanaf begin 1900) en de gitaar (vanaf ±1950), die eerder niet in de Ierse muziek waren te vinden, opgenomen in de Ierse muziek.
Er is een tijd geweest dat Ierse muziek niet meer zo populair was. Dit kan meerdere oorzaken hebben gehad. Zo was er de opkomst van jongerenculturen vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw. Ook de Ierse jeugd ging zich afzetten tegen hun ouders en het 'establishment'. De traditionele volksmuziek was natuurlijk oubollig en ouderwets. Bovendien kwam de popmuziek op en traditionele muziek werd hierdoor zwaar beconcurreerd. Echter, het mooie van volksmuziek is dat het gemaakt is om te overleven. Het kan zich aanpassen aan de tijd en zo gebeurde het ook met de Ierse muziek. Dit met behulp van verschillende bands, waarvan sommigen kunnen worden gezien als conservators van de traditionele muziek, en anderen als de vernieuwers van deze muziek. Hieronder beschrijf ik enkele van deze 'conservators' en 'vernieuwers'.



Bands: conservators, vernieuwers en verspreiders
Een band die kan worden gezien als conservator is The Dubliners. Bijna iedereen zal wel eens hebben gehoord van deze band. Deze band richt zich met name op het levend houden van de gezongen Ierse volksmuziek. Er worden wel eens tunes gespeeld, maar niet zoveel. Veel mensen krijgen een licht 'Frans Bauer'-gevoel bij het horen van The Dubliners, maar naar mijn mening zijn ze toch veel échter. Zo maken ze meer gebruik van een bestaande traditie en van echte instrumenten, wat ik altijd erg belangrijk vind. Vandaar dat ze ook zo populair zijn bij grote groepen mensen over de hele wereld. Hierdoor hebben ze de Ierse muziek levend gehouden én wereldwijd op de kaart gezet.

Dé andere 'conservator' is de band The Chieftains. In tegenstelling tot The Dubliners, richt deze band zich juist meer op de tunes dan op de songs. Wat deze band een conservator maakt, is dat ze gebruik maakt van de meest traditionele instrumenten en van de meest traditionele tunes, met name in hun beginperiode. Harp, uilleann pipes, viool, houten dwarsfluit, tin whistle en bodhrán, behoren tot het standaard instrumentarium van deze band. Geen gitaar bijvoorbeeld, die pas veel later in de Ierse muziek wordt opgenomen. Wat The Chieftains ook interessant maakt is het globaliseren van de Ierse muziek. Hun latere CD's zijn opgenomen in combinatie met folkbands van overal ter wereld, zoals China, Zuid- en Noord-Amerika en Frankrijk.



Tot slot zijn er nog een aantal bands die de Ierse muziek met name in Ierland zelf weer tot leven hebben gebracht en hebben vernieuwd:  Planxty, Bothy Band, De Dannan, Altan en Lúnasa. Met name nieuwe akkoord-instrumenten zoals de bouzouki (overgewaaid uit Griekenland) en de gitaar (overgewaaid uit Amerika). Hier werd de muziek van deze bands voller, swingender en interessanter om naar te luisteren van. Deze bands bestonden of bestaan uit een aantal grootheden uit de Ierse muziek die elders op deze website beschreven zullen worden (zie hiervoor de sectie over verschillende instrumenten binnen de tradionele Ierse muziek).