In het begin van de jaren zestig heerst in Engeland de skiffle-rage, alleen in obscure clubs leggen excentrieke figuren de bacil van een ziekte die spoedig de hele Britse muziekwereld in haar greep krijgt. Die clubs zijn de Roundhouse en de Ealing (Blues) Club, de excentrieke pioniers heten Cyril Davies en Alexis Korner. De ziekte is op blues en r&b gebaseerde beat en rock & roll. Korner en Davies, de skiffle beu, spelen in de clubs Amerikaans getinte bluesmuziek, waarvoor Chicago-bluesman Muddy Waters de belangrijkste inspiratie levert. Korners groep, later Blues Incorporated, is een gezelschap van komende en gaande jongelingen die niet vies zijn van een rockertje à la Chuck Berry of Bo Diddley.
In dit gezelschap treffen Jagger, Richards, Watts en Brian Jones elkaar. Mick en Keith kennen elkaar van de lagere school. Samen met hun wederzijdse vriend Dick Taylor (gitaar, drums) en nog twee anderen vormen zij hun eerste groep. In Korners broeinest treffen ze drummer Charlie Watts, die in Alexis Korners Blues Incorporated werkt. In de Ealing Club ontmoeten ze gitarist Brian Jones (geboren Lewis Brian Hopkin-Jones, 28 maart '42), die dan met pianist Ian Stewart samenwerkt en een eigen groep wil formeren. Jagger, die regelmatig bij Korner zingt, voegt zich bij Jones en Stewart, gevolgd door Richards en Taylor. De eerste drummer wordt Tony Chapman. Door toedoen van Korner belandt de groep juni '62 voor haar eerste optreden in de Londense Marquee-club.
Enkele personeelswisselingen volgen: Taylor kiest voor de studie, maar duikt later weer op in The Pretty Things, na audities wordt bassist Bill Wyman (24 oktober '36) zijn vervanger, en Watts neemt de plaats in van Chapman. The Rolling Stones zijn dan, eind '62, een feit. De groepsnaam is ontleend aan het Muddy Waters-nummer Rolling Stone. Waters blijkt in vele opzichten het lichtend voorbeeld voor de groep. In groepsbezetting, repertoirekeuze, muzikale aanpak en agressie zijn The Rolling Stones de eerste Engelse band die inhaakt op de Chicago-blues-beweging.