woensdag 4 juli 2018

Hoe getokkel op gitaar de hersens kan genezen




Kun je na een hersenoperatie of -bloeding nog musiceren? Vaak wel. Het brein van de musicus lijkt zelfs beter te herstellen dan dat van anderen. De muziek verandert wel – soms.


Luid zingend ligt de Sloveense tenor Ambrož Bajec-Lapajne tussen de groene lakens op de operatietafel. „Das Mädchen sprach von Liebe, die Mutter gar von Eh”, klinkt het uit de Die Winterreise van Schubert. Pierre Robe, neurochirurg in het UMC Utrecht, heeft zijn schedel gelicht om een tumor weg te snijden. Om zeker te weten dat hij geen essentiële gebieden van de operazanger raakt, is de patiënt bij bewustzijn en test Robe eerst voordat hij snijdt. Terwijl Bajec-Lapajne zingt, verhaspelt hij ineens de woorden en de melodie, het lied stokt. Het signaal voor de chirurg om op die plek niet te snijden.

„Het hersengebied voor spraak was bij mij ongebruikelijk groot”, vertelt Bajec-Lapajne nu, drie jaar later.

Hersens opereren van een wakkere patiënt is gangbaar in deze moderne tijd, met geavanceerde hersenscanners die het levende brein gedetailleerd in beeld kunnen brengen. Het gebeurt vooral bij het plaatsen van een diepe hersenelektrode, waardoor bijvoorbeeld de schuddende bewegingen stoppen die bij de ziekte van Parkinson optreden, maar ook bij andere hersenoperaties. Tijdens de ingreep wordt zo direct duidelijk welke functies waar zitten, en of de behandeling helpt. Zo zijn al musicerend op de operatietafel bijvoorbeeld ook een violist, een banjospeler een een saxofonist verlost van hun hersenaandoening.

Epileptische aanval Gerschwin

Dat ging er tot het einde van de vorige eeuw er wel anders aan toe, beschrijft de Duitse onderzoekster Elena Gasenzer in een opmerkelijk artikel in het meinummer van World Neurosurgery.

De onfortuinlijke George Gerschwin (1898-1937) kreeg tijdens een uitvoering van zijn Concerto in F in Los Angeles in 1937 een epileptische aanval. Een aantal seconden was hij buiten bewustzijn, maar daarna speelde hij gewoon verder. De boosdoener bleek een kwaadaardige tumor in zijn hoofd. Bij een volgende aanval raakte hij in coma. Neurochirurgen verwijderden de tumor, maar Gerschwin bleef buiten bewustzijn en stierf.

Ook Maurice Ravel (1875-1937) zou er in deze tijd wellicht beter vanaf zijn gekomen. In 1927, op zijn 52ste, kreeg hij problemen met schrijven, en later ook met bewegen, praten en zich uitdrukken. Door deze zogenoemde afasie kon hij ook geen muziek meer noteren op papier. De taal van de muziek was hij kwijt, maar in zijn hoofd bleven muzikale patronen en ritmes klinken.

Waar Ravel aan leed is niet duidelijk. Zijn neurochirurg vermoedde destijds een tumor in de rechter hersenhelft, maar kon tijdens een operatie in 1937 niets onopmerkelijks ontdekken. Niet lang na die operatie stierf Ravel.

Wie weet had de chirurg beter in de linkerhersenhelft kunnen zoeken. Om muziek te kunnen maken werken veel verschillende hersengebieden nauw samen. Via onze oren, de gehoorzenuw en de hersenstam gaan zenuwsignalen langs de centrale regelunit in ons brein, de thalamus, naar de auditieve hersenschors die achter onze slapen zit. Die auditieve schors verwerkt en herkent geluiden, waaronder variatie in volume en toonhoogte, niet alleen van muziek maar ook van spraak. Bij elke toonhoogte reageert weer een ander groepje hersencellen, die als een pianoklavier gerangschikt liggen in deze auditieve hersenschors.

Bij de meeste mensen zijn de auditieve gebieden in de rechter hersenhelft vooral nodig om melodieën en toonhoogte te verwerken. Voor het spreken en begrijpen van taal zijn voornamelijk gebieden in de linkerhersenhelft nodig. Er zijn aanwijzingen dat bij geschoolde musici deze taakverdeling tussen hersenhelften juist evenwichtiger is. Dan zijn er nog gebieden voor ritme en tonaliteit in de voorste delen van de hersenschors en in de kleine hersenen, en ook de hersengebieden voor het aansturen van lichaamsdelen die het instrument (of de mond en keel) bedienen zijn belangrijk.

Toch hoeven niet al die gebieden vlekkeloos te werken om toch nog te kunnen musiceren. Ravel componeerde bijvoorbeeld ook nadat de breinhaperingen begonnen waren. De Britse neuroloog Oliver Sacks oppert in zijn boek Musicophilia dat Ravel naar alle waarschijnlijkheid (ook) een vorm van dementie had die de voor- en slaapkwab aantast, en dat die ziekte wellicht al begonnen was toen hij in 1928 het balletstuk Boléro schreef, zijn beroemde muziekstuk dat bestaat uit een eindeloos herhaalde muzikale frase in een dwingend ritme, die steeds luider aanzwelt maar niet verder ontwikkelt.

Het verlies van het spraakvermogen hoeft dus niet te betekenen dat iemand niet meer kan musiceren. Ook de Russische componist Vissarion Sjebalin (1902-1963) bleef muziek noteren en componeren na een fikse hersenbloeding in zijn linkerhersenhelft die hem afasie en een rechtszijdige verlamming opleverde. Net als bij Ravel zaten in zijn muziekstukken daarna ook veel herhalingen van hetzelfde thema, en variaties in geluidssterkte.

Omdat er zo veel verschillende hersengebieden aangesproken worden tijdens het musiceren, is het niet verwonderlijk dat in het brein van mensen die muziek maken meer verbindingen te vinden zijn tussen allerlei hersendelen, en dat sommige hersengebieden dikker zijn dan bij niet-muzikanten. Hoe meer iemand gespeeld heeft, en hoe jonger hij daarmee gestart is, des te groter die verschillen zijn. Hersenwetenschappers vermoeden dat het brein van musici hierdoor flexibeler is, en zich beter kan aanpassen na zoiets ingrijpends als een hersenoperatie. Er zijn meer verbindingen en misschien ook hersencellen om op terug te kunnen vallen.

Voor de Amerikaanse jazzgitarist Pat Martino (1944) pakte het in elk geval zo uit, blijkt uit een verslag van de Spaanse neurochirurg Marcelo Galarza. Na een hersenbloeding werd bijna driekwart van zijn linkerhersenhelft weggehaald. Al zijn herinneringen waren verdwenen na de operatie, net als zijn interesse in muziek en zijn complete muzikale capaciteiten: de theorie, de techniek en de vaardigheden.

Tokkelen op gitaar

Martino’s vader trainde hem door foto’s te laten zien en muziek te laten horen, en door af en toe een gitaar in zijn handen te drukken. Om zijn vader een plezier te doen tokkelde hij dan maar wat. Na twee jaar was zijn geheugen terug, in de jaren daarna herwon hij beetje bij beetje zijn muzikale vermogens terug. In 1987 verscheen zijn album The Return, waarna er nog vele volgden.

Ook operazanger Ambroz Bajec-Lapajne stond een maand na zijn operatie alweer op de planken. Op de planning staan Bachcantates, recitals met liederen in zeven talen, en de Carmina Burana. Zijn stem, zegt hij, is niet veranderd. Hij kan gewoon doen wat hij het liefste doet. Zingen.

Uit NRC 29-07-2017