I am a Man of Constant Sorrow werd geschreven in 1913 door de blinde banjo-speler Dick Burnett als Farewell Song. Er bestaat hier geen versie van. Emry Arthur heeft het twee keren opgenomen, eerst in 1931 als “I am a man of Constant Sorrow” en later in 1935 hebruikte hij de melodie in “The Broken Wedding”.
Emry’s vader was een verzamelaar van liederen en zijn muzikale broers Henry en Sam, en zijn buren Richard Burnett, Leonard Rutherford, en William Rexroat – die ook opnames hebben gemaakt – inspireerden hem om muzikant te worden. Het verlies van een vinger in een jacht ongeval dwong hem om te spelen met een eenvoudigere, meer percussieve gitaar stijl.
Na de verhuis naar Indianapolis om werk te vinden in 1925, namen Emry en zijn broer Hendrik een eerste keer op voor Vocalion in Chicago op 17 januari 1928.
In 1929 ging zijn vrouw weg van hem en hij verloor zijn platencontract met Vocalion. Emry verhuisde naar Port Washington, Wisconsin, aan de oever van het meer ten noorden van Milwaukee en vond een baan bij de meubelfabriek.
Maar zijn baas kwam erachter wie hij was en moedigde hem aan om opnieuw te gaan opnemen.
Deze keer koos hij voor Paramount. Emry speelde gitaar op “False Hearted Lover’s Blues” met Doc Boggs (die ook werd uitgebracht op de zeldzame en geheimzinnige “Lonesome Ace (Without A Yodel)” label uit Richlands, Virginia.
Emry nam opnieuw op voor Decca in 1935, maar de opnames waren een flop en de verkoop was praktisch nul. Ontmoedigd verliet hij de muziekwereld en keerde terug naar Indianapolis, waar hij stierf in 1966. Emry Arthur liet een muzikale erfenis achter van ongeveer 80 songs.
De gebroeders Coen film “O Brother, Where Art Thou?” stelt niet teleur, ook muzikaal niet. Drie aan elkaar geklonken chaingang gevangenen ontsnappen uit een prison farm in Mississippi en beleven een Odyssee aan avonturen tegen een achtergrond van pré-war country en depressiejaren blues. Dé hit van de film is de song die ze zelf onderweg inblikten als The Soggy Bottom Boys: I Am A Man Of Constant Sorrow, om beurten uitgeschreeuwd rond één microfoon als waren ze Steve Earle & The Del McCoury Band.