woensdag 17 mei 2017

Muziek in het oude Griekenland

De antieke cultuur van Griekenland was meer dan architectuur, beeldende kunst, literatuur en filosofie. Zowel bij religieuze feesten als bij theatervoorstellingen en sportwedstrijden werd er muziek gemaakt en gedanst. De muziek was zo verbonden met het dagelijkse leven dat de oude Grieken de uitvinding van sommige muziekinstrumenten toeschreven aan de goden.

Volgens de filosoof Plato mochten muziek en dans de zinnen van de mensen niet op hol brengen; de kunstuitingen werden geacht het menselijke gemoed edel te stemmen. Plato, die leefde van 427 tot 347 voor onze jaartelling, ging daarmee in tegen nieuwe, zwoele muziekvormen die in zijn tijd opgeld maakten.

Geen leven zonder muziek Het woord muziek zelf danken wij aan de Grieken, zoals ook de woorden melodie, harmonie, orkest en koor. Het Oudgriekse begrip mousikè technè betekent letterlijk de muzenkunst, wat veel breder is dan muziek, het slaat zelfs eerder op de dichtkunst. Het reciteren van gedichten ging in het antieke Griekenland steevast gepaard met muziek. De barden reciteerden hun poëzie terwijl ze op een instrument speelden, dat het ritme van hun verzen moest ondersteunen. Instrumentale muziek als zelfstandige kunstuiting, zoals wij die kennen in een concertuitvoering, bestond niet. Voor hun vocale muziek beschikten de Grieken over partituren. In plaats van een notenbalk met vijf lijnen, plaatsten zij een muzikaal teken boven de bijbehorende lettergreep in de tekst. Als muziektekens werden Griekse letters of hiervan afgeleide tekens gebruikt. Die muzieknotatie werd gebruikt vanaf de 5de eeuw voor tot de 5de eeuw na Christus. Tot nu toe heeft men een zestigtal van dergelijke muziekdocumenten ontdekt. Het gaat om inscripties op steen, zoals op de muren van het Schathuis van Athene in Delphi, of om een notatie op papyrus. Al met al niet meer dan ongeveer twee uur muziek.

Afbeeldingsresultaat voor apollo vaas muziekDat muziek, ondanks haar ondergeschikte rol, belangrijk was, kan afgeleid worden uit de veelheid van afbeeldingen van muzikale scènes, muziekinstrumenten en dansen op vazen, reliëfs, frescos en muntstukken. Muziek was een essentieel onderdeel van het leven. Muziekonderricht hoorde bij de opvoeding van de jeugd. Op de officiële religieuze feesten werden de rituele handelingen, zoals de optocht en het plengoffer, begeleid door de klanken van muziekinstrumenten. Van de kracht van de muziek maakten de Grieken gebruik om soldaten en atleten tot grotere prestaties aan te porren. Op de filosofische drinkgelagen en banketten, de symposia, speelden de disgenoten of de aanwezige courtisanes lier of citer. Vrouwen beoefenden de muziek en de poëzie ook nog in de vrouwenvertrekken. Uiteraard had de muziek ook haar plaats in de huwelijksrites en bij de rouwplechtigheden.



Een uitvinding van goden Muziek had voor de Grieken iets goddelijks, wat geenszins afbreuk deed aan haar bruikbaarheid op aarde. De Grieken had hun vele goden immers op mensenmaat gemaakt. De Olympische god Apollo was bij uitstek ook de god van de muziek. Apollo werd in kunstwerken dikwijls voorgesteld met een lier of met een verbeterde uitgave daarvan, de kithara. Apollo had de lier gekregen van een andere godheid, Hermes. Dat ging zo. Hermes had als kind het pantser van een schildpad gevonden. Hij spande er een runderhuid omheen om een klankkast te maken, stak twee hoorns door de gaten waar eens de poten van de schildpad zaten, en bevestigde aan een horizontale verbinding tussen de twee armen een aantal snaren. De jonge Hermes zou, om aan een straf voor een diefstal te ontkomen, zijn lier aan Apollo afstaan. Op een Brusselse tentoonstelling kan men gaaf bewaarde schildpadpantsers uit archeologische opgravingen zien. Er ligt ook een bronzen lier, afkomstig uit een scheepswrak, wat vermoedelijk een onderdeel van een beeldhouwwerk was. Op een vaas met rode figuren uit 450 voor Chr. wordt Apollo afgebeeld terwijl hij een plengoffer voltrekt, met in zijn linkerhand een grote lier.

Afbeeldingsresultaat voor marsyas  muziekIn Griekenland werd bij officiële plechtigheden echter niet de lier, maar de kithara bespeeld. Dit veel gesofisticeerder snaarinstrument had een hoekige klankkast van hout, en vrij hoge, versierde armen. Een prachtig voorstelling ervan vindt men op een stamnos, een vaas die eveneens uit de 5de eeuw voor Chr. dateert, en behoort tot de eigen verzameling van het Jubelparkmuseum. Een beroepsspeler, gekleed in een lang en prachtig versierd gewaad, staat er op het punt zijn kithara te bespelen. Behalve Apollo hadden ook heel wat andere goden, halfgoden, mythische figuren en helden iets met muziek. Zo geloofden de Grieken dat de dubbelhobo, de aulos in het Grieks, uitgevonden werd door de godin Athena. De aulos bestond uit twee afzonderlijke, buisvormige blaasinstrumenten die simultaan bespeeld werden. De muzikant had in iedere hand een buis, en in zijn mond twee mondstukken. Niet meteen gemakkelijk, het bespelen vroeg heel wat behendigheid van de vingers. De godin Athena zou niet lang op haar aulos spelen. Zodra zij merkte dat zij bij het blazen opzwellende wangen en uitpuilende ogen kreeg, wierp zij het instrument weg. Het werd opgeraapt door Marsyas, de lelijke sater met paardenoren en een staart. Hij werd een meester in het aulosspel, zozeer zelfs dat hij, in zijn overmoed, de god Apollo uitdaagde voor een muziekwedstrijd. Marsyas, spelend op zijn dubbelhobo, moest het afleggen tegen Apollo die goddelijke klanken aan zijn kithara wist te ontlokken. Als straf voor zijn hoogmoed werd Marsyas levend gevild.



Maar in de vaste verzameling van het Jubelparkmuseum, bij de afdeling Griekse Oudheid, is er een grote vaas, een volutakrater waarop Apollo met zijn kithara en Marsyas met zijn aulos staan afgebeeld. Masyas is er reeds aan een boom vastgebonden, om gevild te worden. Op de tijdelijke tentoonstelling kan men wel heel wat beeldjes, vazen en munten zien, met voorstellingen van de aulos en de kithara. Uit een millenniaoud beeldje blijkt dat de aulos reeds bespeeld werd lang voor de klassiek Griekse beschaving zelfs maar bestond. Er wordt in Brussel een witmarmeren beeldje getoond uit 2700 tot 2300 voor Chr., met de voorstelling van een naakte man die de dubbelhobo bespeelt. De gladde, gestileerde vormgeving is typisch voor de kunst van de Cycladen. Er bestonden nog andere blaasinstrumenten dan de aulos. De zogenoemde panfluit is er een van, een instrument met naast elkaar liggende, cilindrische rieten buisjes. De panfluit was het typische instrument van de herders, en daarmee ook van de wellustige god Pan. Het was Pan die de fluit uitvond toen hij de nimf Syrinx achternazat. De nimf moest niets van de bokkengod hebben, en smeekte daarom de andere goden haar te helpen. De goden veranderden haar toen in riet. Pan sneed uit het riet zijn panfluit, zodat hij de liefelijke stem van Syrinx altijd bij zich zou hebben. De Grieken hadden gevoel voor romantiek.