maandag 8 mei 2017

Muziekzalen

Afbeeldingsresultaat voor popzaal tilburg 013
Als je de evolutie van de rechthoekige concertzaal naar de podia van de 21e eeuw overziet, dan valt op dat akoestische wetmatigheden er minder toedoen. De architect is vrijer. Dat komt in de eerste plaats door de verbeterde geluidstechniek en de opkomst van versterkte muziek. Popzalen zijn in dat opzicht grenzeloos, zowel in uiterlijk als in het interieur. De Mezz van Erick van Egeraat in Breda of 013 in Tilburg, ontworpen door Benthem Crouwel, zijn bonbons die met hun totaal verschillende uiterlijke vorm de bezoeker willen verleiden. Binnen wacht hen de gebruikelijke zwarte doos die slechts een doel heeft: de muziek en de performance zo voordelig mogelijk naar het publiek toe sturen. The medium is the message.

In feite onderstrepen Mezz, 013 maar ook Patronaat in Haarlem, de Amsterdamse Heineken Music Hall en het Paard van Troje in Den Haag de volwassenwording van de pop/hiphop/trance/house (of wat dan ook) als muziekstroming. Die muziek wordt niet meer afgewerkt in morsige zaaltjes die ooit dienst hebben gedaan als school, nee, daarmee bemoeien architecten met een reputatie zich. De technische verbetering manifesteert zich in de manier waarop een performance belicht wordt: letterlijk de verbeelding van de klankkleur van een concert.

Omdat niet iedereen bezoeker is of wil zijn, is het aan de architect (en zijn opdrachtgever) de taak om een concertgebouw of poptempel uitstraling te geven. Het gebouw hoort ook van buiten muzikaliteit uit te stralen. In het Concertgebouw heeft Van Gendt dat letterlijk gedaan door een lyra op de nok van het fronton te plaatsen. De classicistische architectuur laat geen twijfel toe: hier hebben we te maken met hogere cultuur, wat we vroeger de kunst met de grote K noemen. Waar we ter wereld ook zijn, is deze verschijningsvorm het boegbeeld van de klassieke muziek, waarmee het concertgebouw een archetype is geworden. Althans een kleine eeuw lang.

Sinds de bouw van de opera van Sydney is de vorm vrij. Het gebouw hoeft niet meer te vertellen wat er binnen gebeurt. Vorm heeft zich losgemaakt van functie. Met opera’s kan dat misschien makkelijker, omdat de lyriek en het theater van iets groter gewicht zijn dan de strenge akoestische norm van de concertzaal. Bij opera moet de architect zich in eerste instantie bekommeren om de zichtlijnen – wat soms ten koste gaat van de verstaanbaarheid. De voornaamste kritiek op het Muziektheater was de eerste jaren dat de klankkleur van het orkest maar niet wilde bloeien op en bij de duurste rangen. Zangers verloren het soms van het orkestgeweld. Architectuur blijkt dan een onbeholpen middel voor het ideale geluid. Laat de zangers dan microfoons opspelden, is het advies van technici. Maar ja, opera glorieert nu eenmaal bij de gratie van de natuurlijke stem in combinatie van een gekunsteld concept.

Afbeeldingsresultaat voor muziekgebouw ij

Is er dan sinds de uitvinding van de schoenendoos geen ideale concertzaal tot stand gekomen, als we de pop- en jazzcentra niet meerekenen? Een zaal waar de muziek volmaakt tot klinken wordt gebracht? Het Muziekgebouw aan het IJ, van de Deense architecten 3xNielsen, komt een eind in de richting. De oorzaak is in feite triviaal. Ontwikkeling en bouw duurden zo lang dat de architect samen met akoestisch expert Peutz het concept konden vervolmaken. De list die ze bedachten, neigt naar genialiteit: de grote zaal kan worden aangepast aan elke soort muziek, intiem als kamermuziek wordt gespeeld, hol en fris bij barok, ruimtelijk zodra een orgel moet klinken en lekker droog bij wereldmuziek. Het plafond kan zakken, de vloer kan stijgen, tribunes kunnen maar een vlakke vloer eveneens. De zaal is dus manipuleerbaar. En om het luistergenot te verhogen, zijn er achter de houten stroken in de wand tl buizen gestoken die van kleur veranderen tijdens het concert. Hier is dus letterlijk en figuurlijk klankkleur mogelijk.

Meer lezen ? www.jaaphuisman.nl