De zevenentwintigste november 1971 werd in Amerika het nummer American Pie, part one and two op het United Artists label op single uitgebracht. Het zou negentien weken in Bilboard’s Hot One Hundred genoteerd blijven met als hoogste score de eerste plaats en dat zes weken na mekaar. Zangeres Melanie moest haar eerste plaats aan McLean afstaan. De vijftiende januari 1972 vond hij het namelijk het welletjes en kwam daar postvatten tot Al Green hem de twaalfde februari van die eerste plaats verstootte met Let’s Stay Together.
Don McLean is een van die vele singer songwriters die in de jaren zeventig van zich lieten horen, geboren in 1945 in New Rochelle in de staat New York. Hij maakte zich intussen onsterfelijk door het schrijven van drie popklassiekers: American Pie, Vincent en And I Love You So, dit laatste uit zijn allereerste album “Tapestry” dat hij in 1970 uitbracht, maar aanvankelijk geen hit werd. Zijn tweede grootste hit scoorde hij in 1981 toen hij een cover opnam van de Roy Orbison hit Crying, goed voor een vijfde plaats in de Amerikaanse charts.
Een vliegtuigongeval was voor Don McLean de aanleiding om er jaren later een liedje aan te wijden. De derde februari 1959 stortte namelijk het toestel waarin zich de op dat moment de populaire rockmuzikanten Buddy Holly, The Big Bopper en Rtichie Valens bevonden, neer nabij Clear Lake in de Amerikaanse staat Iowa. Zij vlogen in een Beechcraft Bonanza, eigendom van de maatschappij Dwyer Flying Service in Mason City, Iowa. Holly, Valens en Richardson waren samen met de begeleidingsband van Holly, The Crickets, bezig aan een grootse concerttour “The Winter Dance Party” waarmee zij in drie weken tijd in vierentwintig steden zouden optreden. Die tour begon de drieëntwintigste januari 1959 in Milwaukee, Wisconsin. De vraag naar deze drie populaire rockers was zo groot dat hun promotor op hun vrije dag, de tweede februari, nog een extra concert had ingelast en wel in de “Surf Ballroom” in Clear Lake. Er waren intussen problemen gerezen met de tourbus waarmee zij rondreisden. Die was niet opgewassen tegen de barre koude en dus probeerde Holly een vliegtuigje te charteren dat hen naar de volgende locatie in Moorhead moest vliegen. Hij huurde piloot Roger Peterson in die hen die nacht zou overvliegen. Het toestel bood slechts plaats aan drie passagiers en één piloot, dus moest er gekozen worden. Buddy wilde sowieso meevliegen, Waylon Jennings stond zijn plaats af aan de zieke Big Bopper en Valens toste met Tommy Allsup. Dion Di Mucci kon uiteindelijk ook nog meevliegen, maar sloeg het aanbod af. Om één uur ‘s nachts, de derde februari 1959, steeg het vliegtuigje op vanaf Mason City Municipal Airport. Meteen na het opstijgen, moest de piloot contact opnemen met de luchthaven wat niet gebeurde. Twee uur later hadden zij nog steeds niets van hem gehoord en werd het toestel als vermist opgegeven. Om kwart over negen ‘ ochtends stijgt de eigenaar met zijn vliegtuig op om precies dezelfde route na te vliegen en merkt acht kilometer verderop dat hun vliegtuigje is neergestort in een maïsveld. Achteraf blijkt dat de piloot enkele zware fouten heeft gemaakt. Hij was nog onervaren met nachtvluchten in slechte weersomstandigheden.
Dat vliegtuigongeval duikt dus ook op in het nummer American Pie van DonMclean. Als een soort eerbetoon droeg hij dat nummer aan hen op al noemt hij in hen deze song niet bij naam. Hij gaf het nummer aardig wat gewicht mee door de zin ” the day the music died”. Samen met Holly, The Big Bopper en Valens werd volgens McLean dus de rock ‘n’ roll, de popmuziek, die dag begraven. Over de verdere inhoud van die song heeft McLean altijd het stilzwijgen bewaard en wil hij alleen maar kwijt dat het voor een deel over zijn jeugdjaren gaat, maar naar de rest van het verhaal hebben wij het raden. Het was wel zo dat hij tijdens zijn jeugd niet dweepte met Elvis, zoals de meesten, maar wel met Buddy Holly die op dat moment zijn idool was. Daarnaast was hij ook een grote fan van Frank Sinatra en Little Richard. Zijn vader sterft wanneer Don vijftien is en sinds die dag heeft hij zich uitsluitend met muziek bezig gehouden. Hij treedt ook een tijdje op samen met Pete Seeger en beslist na een tijdje solo te gaan, daarbij uitsluitend begeleid door zijn gitaar en banjo. Platenmaatschappijen staan niet op zijn nummers te wachten. Hij vant zo’n vierendertig keer achter het net to hij in 1970 terecht kan bij Mediarts.
In het totaal duurt American Pie acht minuten en dertig seconden en is daarmee zowat het langste liedje dat in Billboard’s Hot One Hundred ooit op één heeft gestaan. Niet voor niets dat het op single verdeeld wordt in part one op de A-kant en part two op de B-kant. Producer van dienst was Ed Freeman die de zesentwintigste mei 1971 met McLean de studio’s indook.
Wie waren nu precies die drie muzikanten die de derde februari 1959 om het leven kwamen?
Vooreerst was er de in 1930 in Sabine Pass, Texas geboren J.P. Richardson. Naar school gaan deed hij niet graag en was maar wat blij toen hij op zijn zeventiende de schooldeuren achter zich dicht kon trekken. Hij werd al snel één van de meest gevraagde radio disc jokey’s in Lamar. Hier presenteerde hij onder zijn schuilnaam “The Big Bopper”. In zijn vrije tijd deed hij niets liever dan liedjes schrijven. Richardson was een nogal schuchter iemand, behalve wanneer hij achter de microfoon stond. Hij begint stilaan plaatjes op te nemen die niet echt opvallen tot hij in 1958 de hitlijsten induikt met zijn Chantilly Lace. In Billboard’s Hot One Hundred geraakt hij ermee tot op de zesde plaats. Datzelfde jaar duitk hij nog tweemaal in die top honderd op met achtereenvolgens Big Boppers’s Wedding en Little Red Riding Hood. Hij is pas achtentwintig wanneer hij samen met Holly en Valens neerstort. Hij laat een zwangere vrouw en een dochter na. Enkele maanden later wordt zijn zoon Jay Perry geboren.
De dertiende mei 1941 werd in Pacoima in San Fernando Valley in de streek van Los Angeles Richard Steven Valenzuela geboren, bekend geworden als de rockende Ritchie Valens. Op zijn vijfde laat hij al horen dat hij voor de rest van zijn leven alleen nog maar muziek wil maken. Op zijn zestiende sluit hij zich aan bij het groepje “The Silhouettes”. Wanneer de zanger na een tijdje de groep verlaat, waagt Richie zich aan zijn eerste zangnoten en slaagt met verve. Al snel krijgt hij de bijnaam ” The Little Richard of the Valley ” en zingt zich op die manier in de kijker van Bob Kean, eigenaar van het Del- Fi Records Label in Hollywood. Die had hem al zien optreden in een bioscoop in San Fernando en uitgenodigd voor een auditie in zijn studiootje in Silver Lake, Los Angeles. De zevenentwintigste mei 1958 tekent Ritchie een contract bij Del-Fi en heet van dan af Ritchie Valens. De demo’s die hij in de studio van Kean opneemt, worden nadien definitief opgenomen in de “Gold Star Studio’s” in Hollywood. Hij neemt daar op samen met de muzikanten René Hall, Carol Kaye en Earl Palmer. Tijdens een zomeravond in de maand juli 1958 blikken zij Come on, let’s go in. Het wordt meteen een behoorlijke hit, goed voor een tweeënveertigste plaats in de Amerikaanse Top Honderd. Veel beter wordt er gescoord met de volgende single Donna, opgedragen aan een vriendinnetje. Het wordt een single met een dubbele A-kant, want er wordt ook getipt op La Bamba. Het is een Mexicaans liedje dat veel in Veracruz werd gezongen en werd geschreven in de “son jarocho” stijl ( je hoort zowel Spaanse als Afrikaanse invloeden). De meest bekende son jarocho is La Bamba. Het is pas wanneer Ritchie Valens in 1958 het liedje van een rockversie voorziet dat het in Europa echt doorbreekt. Dat verhaal van Ritchie Valens inspireerde in 1987 Luis Valdez tot het schrijven van het scenario voor de film “La Bamba” met in de hoofdrol Lou Diamond Phillips. Voor de muziek wordt een beroep gedaan op Carlos Santana, Miles Goodman en Los Lobos die van La Bamba een succesvolle versie weten neer te zetten. Wanneer La Bamba en Donna eind 1958 een hit worden, ziet Ritchie zich genoodzaakt de school te verlaten en zich voor het volle pond met zijn carrière bezig te houden, al is die jammer genoeg maar van korte duur. Na zijn dood werden nog postuum de singles That’s My Little Suzie en Little Girl uitgebracht.
En dan is er ook nog de bekendste van het drietal, Charles Hardin Holley, de zevende september 1936 in Lubbock, Texas geboren. Zijn ouders hebben hem zijn leven lang Buddy genoemd, want hij was de jongste van drie. Op zijn vijfde wint hij al een zangwedstrijd. Hij is een jaar of achttien wanneer hij in Lubbock Elvis Presley aan het werk ziet en schakelt zelf over naar rockabilly, een rockstijl die Sam Philips op zijn Sunlabel hoog in het vaandel voerde. De vijftiende oktober van dat jaar treedt Buddy op samen met Bob Montgomery en Larry Welborn. Iets later zijn zij te zien tijdens een show georganiseerd door Eddie Crandall, de toenmalige manager van Marty Robbins. Tijdens dit optreden horen wij dat Buddy al meer in de richting van de rock ‘n roll is opgeschoven. In februari van 1956 mogen zij voor het Decca Label hun eerste plaat opnemen. De platenfirma heeft zijn naam fout gespeld en voortaan wordt het Buddy Holly ( de e wordt weggelaten). Hij richt een nieuwe band op die hij iets later “The Crickets” zal dopen: gitarist Niki Sullivan, bassist Joe B. Mauldin en drummer Jerry Allison. Hun eerste wapenfeit wordt de single That’ll be the day waarmee zij de drieëntwintigste september 1957 Paul Anka van de eerste plaats stoten die daar schitterdert met Diana. Het zal de eerste en tevens enige nummer één voor Buddy Holly worden, al zet hij meteen nadien in het najaar van 1957 samen met The Crickets twee klassiekers neer om u tegen te zeggen: Peggy Sue en Oh Boy. Tussen deze hits en zijn overlijden in 1959 scoort hij nog opvallend met songs als Rave On en Heartbeat. Postuum worden na zijn vliegtuigongeval de singles It Doesn’t Matter Anymore en Raining In My Heart uitgebracht. Op het moment van zijn dood, de derde februari 1959, is zijn vrouw Maria Elena net in verwachting. Zij verneemt de dood van haar man via het nieuws op televisie. Zij houdt er een trauma aan over en krijgt ‘s anderendaags een miskraam. Zij waren amper zes maanden getrouwd. Maria Elena is niet in staat de begrafenis bij te wonen en zal de jaren nadien ook nooit het graf van haar man bezoeken. Zij is er wel bij wanneer hij de zevende september 2011 een ster krijgt op de “Hollywood Walk of Fame” en dat in het gezelschap van Phil Everly en Priscilla Presley.
Het mag misschien vreemd lijken, maar er wordt meteen na het vliegtuigongeval beslist de tour voort te zetten. Waylon Jennings neemt de plaats van Buddy Holly in als leadzanger. Bobby Vee is op dat moment druk bezig met zijn orkestje “The Shadows” ( niet te verwarren met de band van Cliff Richard) en kent het repertoire van Buddy Holly op zijn duimpje. Hij meldt zich ‘s anderendaags, de vierde februari, aan in Moorhead, Minnesota, waar Buddy en de rest normaal zouden optreden. Na lang aandringen, mag hij van de manager naast Waylon Jennings en The Crickets optreden en dat wordt voor Bobby Vee & The Shadows een succes. Hij zal trouwens in 1962 op het Liberty Label een elpee releasen “Bobby Vee meets The Crickets” met daarop onder meer enkele covers van Buddy Holly.
De eenentwintigste oktober 1961 scoort Mike Berry samen met The Outlaws in Engeland een hit met Tribute to Buddy Holly. In 1978 zal het leven van Buddy verfilmd worden in de biopic “The Buddy Holly Story”. De vijfde mei 1984 staat Alvin Stardust op zeven in de Britse Top Veertig met het door Mike Batt geschreven I Feel Like Buddy Holly.
Don McLean is een van die vele singer songwriters die in de jaren zeventig van zich lieten horen, geboren in 1945 in New Rochelle in de staat New York. Hij maakte zich intussen onsterfelijk door het schrijven van drie popklassiekers: American Pie, Vincent en And I Love You So, dit laatste uit zijn allereerste album “Tapestry” dat hij in 1970 uitbracht, maar aanvankelijk geen hit werd. Zijn tweede grootste hit scoorde hij in 1981 toen hij een cover opnam van de Roy Orbison hit Crying, goed voor een vijfde plaats in de Amerikaanse charts.
Een vliegtuigongeval was voor Don McLean de aanleiding om er jaren later een liedje aan te wijden. De derde februari 1959 stortte namelijk het toestel waarin zich de op dat moment de populaire rockmuzikanten Buddy Holly, The Big Bopper en Rtichie Valens bevonden, neer nabij Clear Lake in de Amerikaanse staat Iowa. Zij vlogen in een Beechcraft Bonanza, eigendom van de maatschappij Dwyer Flying Service in Mason City, Iowa. Holly, Valens en Richardson waren samen met de begeleidingsband van Holly, The Crickets, bezig aan een grootse concerttour “The Winter Dance Party” waarmee zij in drie weken tijd in vierentwintig steden zouden optreden. Die tour begon de drieëntwintigste januari 1959 in Milwaukee, Wisconsin. De vraag naar deze drie populaire rockers was zo groot dat hun promotor op hun vrije dag, de tweede februari, nog een extra concert had ingelast en wel in de “Surf Ballroom” in Clear Lake. Er waren intussen problemen gerezen met de tourbus waarmee zij rondreisden. Die was niet opgewassen tegen de barre koude en dus probeerde Holly een vliegtuigje te charteren dat hen naar de volgende locatie in Moorhead moest vliegen. Hij huurde piloot Roger Peterson in die hen die nacht zou overvliegen. Het toestel bood slechts plaats aan drie passagiers en één piloot, dus moest er gekozen worden. Buddy wilde sowieso meevliegen, Waylon Jennings stond zijn plaats af aan de zieke Big Bopper en Valens toste met Tommy Allsup. Dion Di Mucci kon uiteindelijk ook nog meevliegen, maar sloeg het aanbod af. Om één uur ‘s nachts, de derde februari 1959, steeg het vliegtuigje op vanaf Mason City Municipal Airport. Meteen na het opstijgen, moest de piloot contact opnemen met de luchthaven wat niet gebeurde. Twee uur later hadden zij nog steeds niets van hem gehoord en werd het toestel als vermist opgegeven. Om kwart over negen ‘ ochtends stijgt de eigenaar met zijn vliegtuig op om precies dezelfde route na te vliegen en merkt acht kilometer verderop dat hun vliegtuigje is neergestort in een maïsveld. Achteraf blijkt dat de piloot enkele zware fouten heeft gemaakt. Hij was nog onervaren met nachtvluchten in slechte weersomstandigheden.
Dat vliegtuigongeval duikt dus ook op in het nummer American Pie van DonMclean. Als een soort eerbetoon droeg hij dat nummer aan hen op al noemt hij in hen deze song niet bij naam. Hij gaf het nummer aardig wat gewicht mee door de zin ” the day the music died”. Samen met Holly, The Big Bopper en Valens werd volgens McLean dus de rock ‘n’ roll, de popmuziek, die dag begraven. Over de verdere inhoud van die song heeft McLean altijd het stilzwijgen bewaard en wil hij alleen maar kwijt dat het voor een deel over zijn jeugdjaren gaat, maar naar de rest van het verhaal hebben wij het raden. Het was wel zo dat hij tijdens zijn jeugd niet dweepte met Elvis, zoals de meesten, maar wel met Buddy Holly die op dat moment zijn idool was. Daarnaast was hij ook een grote fan van Frank Sinatra en Little Richard. Zijn vader sterft wanneer Don vijftien is en sinds die dag heeft hij zich uitsluitend met muziek bezig gehouden. Hij treedt ook een tijdje op samen met Pete Seeger en beslist na een tijdje solo te gaan, daarbij uitsluitend begeleid door zijn gitaar en banjo. Platenmaatschappijen staan niet op zijn nummers te wachten. Hij vant zo’n vierendertig keer achter het net to hij in 1970 terecht kan bij Mediarts.
In het totaal duurt American Pie acht minuten en dertig seconden en is daarmee zowat het langste liedje dat in Billboard’s Hot One Hundred ooit op één heeft gestaan. Niet voor niets dat het op single verdeeld wordt in part one op de A-kant en part two op de B-kant. Producer van dienst was Ed Freeman die de zesentwintigste mei 1971 met McLean de studio’s indook.
Wie waren nu precies die drie muzikanten die de derde februari 1959 om het leven kwamen?
Vooreerst was er de in 1930 in Sabine Pass, Texas geboren J.P. Richardson. Naar school gaan deed hij niet graag en was maar wat blij toen hij op zijn zeventiende de schooldeuren achter zich dicht kon trekken. Hij werd al snel één van de meest gevraagde radio disc jokey’s in Lamar. Hier presenteerde hij onder zijn schuilnaam “The Big Bopper”. In zijn vrije tijd deed hij niets liever dan liedjes schrijven. Richardson was een nogal schuchter iemand, behalve wanneer hij achter de microfoon stond. Hij begint stilaan plaatjes op te nemen die niet echt opvallen tot hij in 1958 de hitlijsten induikt met zijn Chantilly Lace. In Billboard’s Hot One Hundred geraakt hij ermee tot op de zesde plaats. Datzelfde jaar duitk hij nog tweemaal in die top honderd op met achtereenvolgens Big Boppers’s Wedding en Little Red Riding Hood. Hij is pas achtentwintig wanneer hij samen met Holly en Valens neerstort. Hij laat een zwangere vrouw en een dochter na. Enkele maanden later wordt zijn zoon Jay Perry geboren.
De dertiende mei 1941 werd in Pacoima in San Fernando Valley in de streek van Los Angeles Richard Steven Valenzuela geboren, bekend geworden als de rockende Ritchie Valens. Op zijn vijfde laat hij al horen dat hij voor de rest van zijn leven alleen nog maar muziek wil maken. Op zijn zestiende sluit hij zich aan bij het groepje “The Silhouettes”. Wanneer de zanger na een tijdje de groep verlaat, waagt Richie zich aan zijn eerste zangnoten en slaagt met verve. Al snel krijgt hij de bijnaam ” The Little Richard of the Valley ” en zingt zich op die manier in de kijker van Bob Kean, eigenaar van het Del- Fi Records Label in Hollywood. Die had hem al zien optreden in een bioscoop in San Fernando en uitgenodigd voor een auditie in zijn studiootje in Silver Lake, Los Angeles. De zevenentwintigste mei 1958 tekent Ritchie een contract bij Del-Fi en heet van dan af Ritchie Valens. De demo’s die hij in de studio van Kean opneemt, worden nadien definitief opgenomen in de “Gold Star Studio’s” in Hollywood. Hij neemt daar op samen met de muzikanten René Hall, Carol Kaye en Earl Palmer. Tijdens een zomeravond in de maand juli 1958 blikken zij Come on, let’s go in. Het wordt meteen een behoorlijke hit, goed voor een tweeënveertigste plaats in de Amerikaanse Top Honderd. Veel beter wordt er gescoord met de volgende single Donna, opgedragen aan een vriendinnetje. Het wordt een single met een dubbele A-kant, want er wordt ook getipt op La Bamba. Het is een Mexicaans liedje dat veel in Veracruz werd gezongen en werd geschreven in de “son jarocho” stijl ( je hoort zowel Spaanse als Afrikaanse invloeden). De meest bekende son jarocho is La Bamba. Het is pas wanneer Ritchie Valens in 1958 het liedje van een rockversie voorziet dat het in Europa echt doorbreekt. Dat verhaal van Ritchie Valens inspireerde in 1987 Luis Valdez tot het schrijven van het scenario voor de film “La Bamba” met in de hoofdrol Lou Diamond Phillips. Voor de muziek wordt een beroep gedaan op Carlos Santana, Miles Goodman en Los Lobos die van La Bamba een succesvolle versie weten neer te zetten. Wanneer La Bamba en Donna eind 1958 een hit worden, ziet Ritchie zich genoodzaakt de school te verlaten en zich voor het volle pond met zijn carrière bezig te houden, al is die jammer genoeg maar van korte duur. Na zijn dood werden nog postuum de singles That’s My Little Suzie en Little Girl uitgebracht.
En dan is er ook nog de bekendste van het drietal, Charles Hardin Holley, de zevende september 1936 in Lubbock, Texas geboren. Zijn ouders hebben hem zijn leven lang Buddy genoemd, want hij was de jongste van drie. Op zijn vijfde wint hij al een zangwedstrijd. Hij is een jaar of achttien wanneer hij in Lubbock Elvis Presley aan het werk ziet en schakelt zelf over naar rockabilly, een rockstijl die Sam Philips op zijn Sunlabel hoog in het vaandel voerde. De vijftiende oktober van dat jaar treedt Buddy op samen met Bob Montgomery en Larry Welborn. Iets later zijn zij te zien tijdens een show georganiseerd door Eddie Crandall, de toenmalige manager van Marty Robbins. Tijdens dit optreden horen wij dat Buddy al meer in de richting van de rock ‘n roll is opgeschoven. In februari van 1956 mogen zij voor het Decca Label hun eerste plaat opnemen. De platenfirma heeft zijn naam fout gespeld en voortaan wordt het Buddy Holly ( de e wordt weggelaten). Hij richt een nieuwe band op die hij iets later “The Crickets” zal dopen: gitarist Niki Sullivan, bassist Joe B. Mauldin en drummer Jerry Allison. Hun eerste wapenfeit wordt de single That’ll be the day waarmee zij de drieëntwintigste september 1957 Paul Anka van de eerste plaats stoten die daar schitterdert met Diana. Het zal de eerste en tevens enige nummer één voor Buddy Holly worden, al zet hij meteen nadien in het najaar van 1957 samen met The Crickets twee klassiekers neer om u tegen te zeggen: Peggy Sue en Oh Boy. Tussen deze hits en zijn overlijden in 1959 scoort hij nog opvallend met songs als Rave On en Heartbeat. Postuum worden na zijn vliegtuigongeval de singles It Doesn’t Matter Anymore en Raining In My Heart uitgebracht. Op het moment van zijn dood, de derde februari 1959, is zijn vrouw Maria Elena net in verwachting. Zij verneemt de dood van haar man via het nieuws op televisie. Zij houdt er een trauma aan over en krijgt ‘s anderendaags een miskraam. Zij waren amper zes maanden getrouwd. Maria Elena is niet in staat de begrafenis bij te wonen en zal de jaren nadien ook nooit het graf van haar man bezoeken. Zij is er wel bij wanneer hij de zevende september 2011 een ster krijgt op de “Hollywood Walk of Fame” en dat in het gezelschap van Phil Everly en Priscilla Presley.
Het mag misschien vreemd lijken, maar er wordt meteen na het vliegtuigongeval beslist de tour voort te zetten. Waylon Jennings neemt de plaats van Buddy Holly in als leadzanger. Bobby Vee is op dat moment druk bezig met zijn orkestje “The Shadows” ( niet te verwarren met de band van Cliff Richard) en kent het repertoire van Buddy Holly op zijn duimpje. Hij meldt zich ‘s anderendaags, de vierde februari, aan in Moorhead, Minnesota, waar Buddy en de rest normaal zouden optreden. Na lang aandringen, mag hij van de manager naast Waylon Jennings en The Crickets optreden en dat wordt voor Bobby Vee & The Shadows een succes. Hij zal trouwens in 1962 op het Liberty Label een elpee releasen “Bobby Vee meets The Crickets” met daarop onder meer enkele covers van Buddy Holly.
De eenentwintigste oktober 1961 scoort Mike Berry samen met The Outlaws in Engeland een hit met Tribute to Buddy Holly. In 1978 zal het leven van Buddy verfilmd worden in de biopic “The Buddy Holly Story”. De vijfde mei 1984 staat Alvin Stardust op zeven in de Britse Top Veertig met het door Mike Batt geschreven I Feel Like Buddy Holly.