woensdag 16 mei 2018

Django Reinhardt

Jean Baptiste (Django) Reinhardt (Liberchies, 23 januari 1910 – Samois-sur-Seine (Fontainebleau), 16 mei 1953) was een Belgische manouche of Sinti-gitarist. Zijn voorliefde ging uit naar jazz. Hij ontwikkelde ook een heel eigen stijl, die bekend staat als jazz manouche of Gipsy jazz en wordt nu beschouwd als een van de grootste namen uit de Belgische jazzgeschiedenis.

Reinhardt werd geboren in Liberchies, een dorp in de Belgische gemeente Pont-à-Celles (Henegouwen), en werd daar op 28 januari gedoopt. Het dorp lag destijds op de grens van drie gemeenten (Liberchies, Luttre en Buzet), en zou door de Sinti zijn gekozen omdat ze hun woonwagens dan gemakkelijk naar een andere gemeente konden verplaatsen als ze dreigden te worden uitgewezen. De familie trok door Frankrijk, Corsica en Noord-Afrika, en Reinhardt groeide ten slotte op in een woonwagenkamp bij Parijs. Samen met zijn jongere broer leerde hij gitaar, banjo en viool spelen zonder muzieklessen te volgen. Django leerde pas in de jaren ’30 lezen en schrijven van Stéphane Grappelli.

Als tieners traden de twee broers op in Parijs en namen deel aan de Bals musettes. In 1928 ontmoette hij bassist Louis Vola, die enkele jaren later lid zou worden van zijn kwintet. In datzelfde jaar nam hij ook zijn eerste plaat op. In de winter van 1928 raakte Reinhardt (18 jaar) bij een brand in zijn woonwagen zwaargewond. De linkerzijde van zijn lichaam was zwaar verbrand en zijn linkerbeen moest geamputeerd worden. De bijgelovige Django weigerde dit pertinent. Door zijn linkerhand – waarbij de pink, ringvinger en middelvinger verlamd en misvormd waren – leek gitaarspelen niet meer mogelijk. Zijn broer bracht toch een gitaar naar zijn ziekenkamer en met volharding – hij verbleef bijna twee jaar in het ziekenhuis – leerde hij zichzelf opnieuw spelen, in een zijn ondertussen typische eigen stijl: de jazz manouche was geboren.

In 1931 liet de schilder Emile Savitry hem jazzmuziek horen, via opnames van Louis Armstrong en Duke Ellington en vanaf dan zocht Reinhardt aansluiting bij de Franse jazzmuzikanten. In 1934 ontmoette hij de violist Stéphane Grappelli in een nachtclub in Montparnasse. Het tweetal richtte samen met Reinhardts broer Joseph (slaggitaar), Roger Chaput (slaggitaar), en Louis Vola (contrabas) het Quintet du Hot Club de France op, een combinatie bestaande uit alleen snaarinstrumenten: viool, sologitaar, slaggitaar en contrabas. Hun eerste optreden had zoveel succes dat de platenfirma (Ultraphone) hen een contract aanbood. In 1937 traden Reinhardt en Grapelli met de Amerikaanse jazzviolist Eddie South op.

Het kwintet bleef optreden tot vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939. Stéphane Grappelli bleef in Londen en Reinhardt reisde terug naar Parijs. Door de Amerikaanse troepen raakte hij intussen in de Verenigde Staten bekend. Hoewel de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog de zigeuners vervolgden, lieten ze de populaire Reinhardt ongemoeid. Een Luftwaffeofficier, Dietrich Schulz-Kôhn, later gekend als Doktor Jazz die dol was op zijn muziek hield hem de hand boven het hoofd. Reinhardt speelde onder andere het liedje “Bei mir bist du schön” – een Jiddisch lied van de hand van Sholom Secunda uit 1932 – dat in Duitsland bijzonder populair was en werd de beroemdste zigeunermuzikant van Europa. Hij werd zelfs gevraagd in Berlijn te komen spelen voor het Duitse opperbevel. In plaats op het aanbod in te gaan probeerde hij te vluchten. Bij de grens tussen Frankrijk en Zwitserland werd hij opgepakt maar vervolgens – op voorspraak van Dietrich Schulz-Kôhn – weer vrijgelaten. In 1943 trad hij ook weer in zijn geboortedorp op.

In 1946 speelde Reinhardt in Amerika, op uitnodiging bij het orkest van Duke Ellington. De leden van dit fameuze orkest en de orkestleider waren verwonderd toen Reinhardt na de opmerking “Speel maar, ik volg wel” de mooiste improvisaties uit de mouw schudde. De Amerikaanse tournee werd echter geen succes. Django kon niet aarden in de States en hield zich, zoals gebruikelijk niet aan de afspraken, wat in de Verenigde Staten gevoeliger lag dan in Parijs. Django kwam er in contact met Les Paul.

In 1948 begeleidde Reinhardt de eerste producties van Bobbejaan Schoepen, de eerste Belgische zanger die internationaal doorbrak. In 1947 en 1949 maakte Reinhardt weer opnamen met Stéphane Grappelli. Daarna ging hij steeds meer interesse tonen voor het nieuwe en muzikale grenzen verleggende genre be-bop en begon ook vaker elektrisch te spelen. Naar het einde toe van zijn leven legde hij zich steeds meer toe op schilderen en vissen in het schilderachtige Samois-sur-Seine.

Django Reinhardt overleed in 1953 op 43-jarige leeftijd te Samois-sur-Seine (Fontainebleau) aan een hersenbloeding.