Elk majeurakkoord kan drie keer binnen een octaaf gespeeld worden in verschillende liggingen. Hiervoor wordt de C-vorm, A-vorm, G-vorm en E-vorm gebruikt omdat deze akkoordgrepen met een barré kunnen worden gespeeld. De aanslagvolgorde van de grondtoon, terts en kwint verschilt tussen de vormen. Dit wordt een omkering genoemd. Het schema omvat de posities 0 (open akkoord) t/m 11. In de akkoorddiagrammen wordt de positie aangegeven met p. Bijvoorbeeld een C-vorm gespeeld in positie 2 is een D-akkoord.
Akkoord: | C | C# | D | D# | E | F | F# | G | G# | A | A# | B |
in C-vorm positie: | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 |
in A-vorm positie: | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 0 | 1 | 2 |
in G-vorm positie: | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 |
in E-vorm positie: | 8 | 9 | 10 | 11 | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
C-vorm
A-vorm
G-vorm
E-vorm
Binnen elke vorm kunnen de akkoordgrepen worden gemaakt die allemaal slechts een grondtoon (1) , terts (3) en kwint (5) bevatten. De grondligging is 1-3-5, de eerste omkering is 3-5-1 en de tweede omkering is 5-1-3.