Seasick Steve ziet er niet alleen opmerkelijk uit, ook het verhaal van deze zonderlinge bluesman is er een dat erom smeekt verfilmd te worden. Na veertig jaar in de obscuriteit belooft deze derde cd hem bij een breed publiek te introduceren.
Steve Wold - want zo heet hij eigenlijk - was al jaren een cultfiguur toen Jools Holland hem twee jaar geleden uitnodigde op de nieuwjaarsspecial van Later... en hij na jaren aanmodderen in de marge haast van de ene dag op de andere een ster werd. Geen enkele platenfirma die dat had kunnen verzinnen: een oude, baardige bluesman die zichzelf begeleidde op een gebricoleerde gitaar met drie snaren, en daar een rauw, brutaal geluid mee voortbracht dat de andere gasten - onder hen Paul Weller - perplex deed staan.
Sindsdien is het "Genie uit Mississippi" - zoals Holland hem toen afkondigde - aan een forse klim begonnen, en I Started out with Nothing and I Still Got Most of It Left is zijn eerste plaat voor een grote firma. In tegenstelling tot wat dat doorgaans impliceert is zijn brute, wat viscerale geluid daar niet gepolijster door geworden.
De songs vertellen nog steeds over zijn vorig leven als ongetemde vagebond, roemen wijn die bij gebrek aan een glas rechtstreeks uit de fles wordt gedronken, en beschrijven een bestaan waarin - met een slaapmatje in de rugzak - van hot naar her wordt getrokken. Aan inspiratie geen gebrek, alvast. Als kind van vier zag Steve zijn ouders uit elkaar gaan, een paar jaar later ging hij op de vlucht omdat hij door zijn stiefvader mishandeld werd, en nadien volgde een leven vol honger, aanvaringen met de wet, gevangenisstraffen en muziek.
De voorbije vijfentwintig jaar is hij naar eigen zeggen zevenenvijftig keer verhuisd, maar sinds zijn hartaanval is hij wat honkvaster geworden, al blijkt hij zopas toch alweer van Noorwegen naar Groot-Brittannië verhuisd. De nieuwe songs werden bijgevolg in heel andere - lees: comfortabelere - omstandigheden opgenomen, maar afgezien van het goed volk op de guestlist - zowel Nick Cave als KT Tunstall komen langs - schetsen de nummers nog steeds een beeld van een mythisch Amerika. In 'Prospect Lane' bootst hij het stuwende ritme van een stoomlocomotief na die door het uitgestrekte Wild West sjokt, en in 'Thunderbird' gaat de reis naar de Liquor Shack want 'if you gonna sing a song about drinking wine, you gotta drink some wine'.
Een man die zijn pappenheimers kent, quoi. In de titelsong, waar hij twee gospelzangeressen om zich heen schaart, giert de gitaar slidegewijs als een sirene, en op het akoestische 'Fly By Night' dient Steve zich aan als de ontbrekende schakel tussen John Lee Hooker en Keb' Mo'. Elders - in 'St. Louis Slim', bijvoorbeeld - wordt de toon iets funkier, en in het broeierige 'Just Like a King' - waar Cave de hilarische zin "I'm a prizefighter, baby, when I step inside your ring" uit zijn mouw schudt - wordt de toon zelfs iets lichtvoetiger.
Het valt af te wachten of zijn nieuwe, iets minder tot de verbeelding sprekende leven in Groot-Brittannië Seasick Steve aan scherpte zal doen verliezen. Het is een kwestie die de zanger zelf overigens aankaart in 'My Youth', het donkere, wat aan Ry Cooder verwante slotnummer op deze plaat. "I got my memories, and that's something no man can steal", besluit hij. En inderdaad: Seasick Steve heeft naast elf uitstekende songs datgene waarmee hij het verschil maakt op het gros van zijn collega's: authenticiteit. Iets wat geen enkele platenfirma - groot of klein - je aan de hand kan doen.
Steve Wold - want zo heet hij eigenlijk - was al jaren een cultfiguur toen Jools Holland hem twee jaar geleden uitnodigde op de nieuwjaarsspecial van Later... en hij na jaren aanmodderen in de marge haast van de ene dag op de andere een ster werd. Geen enkele platenfirma die dat had kunnen verzinnen: een oude, baardige bluesman die zichzelf begeleidde op een gebricoleerde gitaar met drie snaren, en daar een rauw, brutaal geluid mee voortbracht dat de andere gasten - onder hen Paul Weller - perplex deed staan.
Sindsdien is het "Genie uit Mississippi" - zoals Holland hem toen afkondigde - aan een forse klim begonnen, en I Started out with Nothing and I Still Got Most of It Left is zijn eerste plaat voor een grote firma. In tegenstelling tot wat dat doorgaans impliceert is zijn brute, wat viscerale geluid daar niet gepolijster door geworden.
De songs vertellen nog steeds over zijn vorig leven als ongetemde vagebond, roemen wijn die bij gebrek aan een glas rechtstreeks uit de fles wordt gedronken, en beschrijven een bestaan waarin - met een slaapmatje in de rugzak - van hot naar her wordt getrokken. Aan inspiratie geen gebrek, alvast. Als kind van vier zag Steve zijn ouders uit elkaar gaan, een paar jaar later ging hij op de vlucht omdat hij door zijn stiefvader mishandeld werd, en nadien volgde een leven vol honger, aanvaringen met de wet, gevangenisstraffen en muziek.
De voorbije vijfentwintig jaar is hij naar eigen zeggen zevenenvijftig keer verhuisd, maar sinds zijn hartaanval is hij wat honkvaster geworden, al blijkt hij zopas toch alweer van Noorwegen naar Groot-Brittannië verhuisd. De nieuwe songs werden bijgevolg in heel andere - lees: comfortabelere - omstandigheden opgenomen, maar afgezien van het goed volk op de guestlist - zowel Nick Cave als KT Tunstall komen langs - schetsen de nummers nog steeds een beeld van een mythisch Amerika. In 'Prospect Lane' bootst hij het stuwende ritme van een stoomlocomotief na die door het uitgestrekte Wild West sjokt, en in 'Thunderbird' gaat de reis naar de Liquor Shack want 'if you gonna sing a song about drinking wine, you gotta drink some wine'.
Een man die zijn pappenheimers kent, quoi. In de titelsong, waar hij twee gospelzangeressen om zich heen schaart, giert de gitaar slidegewijs als een sirene, en op het akoestische 'Fly By Night' dient Steve zich aan als de ontbrekende schakel tussen John Lee Hooker en Keb' Mo'. Elders - in 'St. Louis Slim', bijvoorbeeld - wordt de toon iets funkier, en in het broeierige 'Just Like a King' - waar Cave de hilarische zin "I'm a prizefighter, baby, when I step inside your ring" uit zijn mouw schudt - wordt de toon zelfs iets lichtvoetiger.
Het valt af te wachten of zijn nieuwe, iets minder tot de verbeelding sprekende leven in Groot-Brittannië Seasick Steve aan scherpte zal doen verliezen. Het is een kwestie die de zanger zelf overigens aankaart in 'My Youth', het donkere, wat aan Ry Cooder verwante slotnummer op deze plaat. "I got my memories, and that's something no man can steal", besluit hij. En inderdaad: Seasick Steve heeft naast elf uitstekende songs datgene waarmee hij het verschil maakt op het gros van zijn collega's: authenticiteit. Iets wat geen enkele platenfirma - groot of klein - je aan de hand kan doen.