vrijdag 11 augustus 2017

Gitaarhelden op Woodstock


Bijna een half mijoen mensen waren getuige van de muzikale verrichtingen van bands die ofwel al beroemd waren, ofwel dat na Woodstock (en vooral na het succes van de film) zouden worden. Jimi Hendrix was in de Verenigde Staten doorgebroken dankzij het eerdere Monterey Pop (in 1967) maar Santana bijvoorbeeld had weliswaar kort voor augustus 1969 een platenkontrakt bij CBS gekregen maar was buiten zijn woonplaats San Francisco nog volslagen onbekend. Vanuit de modder echter zou de in Mexico geboren gitarist – die door mescaline-gebruik zijn optreden nog bijna volkomen verprutste – het schoppen tot een van de beroemdste en succesvolste gitaristen ter wereld.



Carlos Santana was op zijn vijftiende, in 1962, van Mexico naar San Francisco verhuisd. Daar raakte hij verzeild in de muziekscene; hij bezocht graag en veel het door Bill Graham geleide Fillmore Auditorium waar bijvoorbeeld de Grateful Dead regelmatig optrad. In 1968 werkte Santana mee aan een LP van Mike Bloomfield en Al Kooper, en niet lang daarna lukte het Bill Graham om voor Santana’s eigen band een kontrakt te sluiten met CBS Records. En hoewel hun debuutalbum dus nog moest verschijnen, wist Graham de organisatoren van Woodstock ook te overtuigen van de kwaliteiten van de groep, en waarempel: Santana werd een van de sensaties van het festival.

Ook een gitaarheld van Woodstock, maar dan eentje tegen wil en dank, is Alvin Lee. Hij was een van de weinigen die helemaal geen goed gevoel aan Woodstock overhield: vóór Woodstock, zegt hij ergens, waren we een haal andere band. We speelden in de Fillmore en het publiek kwam om te luisteren. Na Woodstock werd het publiek lawaaiïg en vervelend en wilden ze alleen nog maar dingen horen als “I’m going home”.



De belangrijkste gitarist van Woodstock was – en dat zullen de meeste mensen wel beamen – Jimi Hendrix, wiens manager had bedongen dat hij als allerlaatste zou spelen. Michael Lang, de Woodstock-organisator, had er op aangedrongen dat niet te doen omdat het niet het beste moment zou zijn, maar het moest zo wezen. En zo speelde Hendrix een legendarische set op maandagochtend, toen verreweg de meeste mensen al weg waren, en er van de half miljoen bezoekers nog zo’n 40.000 over waren… De groep die officieel te boek stond als Gypsy Sons & Rainbows had in de line up behalve Hendrix ook nog Larry Lee, die gitaar speelde en zong, Billy Cox op bas, Juma Sultan, slagwerk; Gerardo “Jerry” Velez op conga’s en Mitch Mitchell op drums. Gypsy Sons & Rainbows was dus de officiële naam van de band zoals die was aangekondigd, want een paar weken eerder was de Jimi Hendrix Experience uiteengevallen. Het optreden was natuurlijk wel een beetje een anti-climax in die zin dat er verhoudingsgewijs nog maar heel weinig mensen waren, maar muzikaal gesproken was het juist een spetterende afsluiter. Met als hoogtepunt, althans volgens velen, de psychedelische versie van het Amerikaanse volkslied, de Star-Spangled Banner, waarmee Hendrix de muzikale en vooral ook politieke sfeer van het festival wist samen te vatten. Om half elf eindigde het festival met Hendrix’ Hey Joe.