Toen Kevin Ayers in 1969 uit Soft Machine stapte om zijn eigen Whole World te stichten, vroeg hij er de 14-jarige Mike Oldfield bij. Toen al begon deze aan “Tubular bells” te componeren en toen in 1971 de groep van Ayers werd ontbonden, begon hij ermee te leuren bij platenfirma’s, maar geen enkele moest ervan weten. Tot Richard Branson er wel iets in zag om er in 1973 een nieuw label, Virgin, mee op te starten. En ook hier kunnen we zeggen: the rest is history…
Een fragment uit de veertig minuten lange compositie werd gebruikt in “The Exorcist” van William Friedkin (naast paradoxaal genoeg werk van anti-minimalisten als Krzysztov Penderecki, George Crumb en David Borden) en meteen vloog het album de deur uit. Tien miljoen exemplaren later hield Richard Branson er zelfs een vliegtuigmaatschappij aan over…
In “Tubular bells” zijn duidelijk invloeden van Terry Riley (“A rainbow in curved air” of “In C”) te horen. Helaas begon Oldfield zichzelf tot in het oneindige te kopiëren. Speelde hij op de originele versie alle instrumenten zelf (alleen Viv Stanshall van de Bonzo Dog Band leende zijn stem), dan kwam er eerst een “klassieke” versie, gedirigeerd door David Bedford, die hij nog kende van bij Whole World trouwens. Later zou ook nog een live-versie volgen, waarbij hij uiteraard een beroep moest doen op andere muzikanten. Dat was dan op de dubbele live-elpee “Exposed”, die eigenlijk slechts bestaat uit twee (maar dan uiteraard lange) nummers: naast “Tubular bells” is dit het Indiaans geïnspireerde “Incantations”.
In 1992 grijpt Oldfield terug naar zijn “Tubular bells” met een aangepaste versie. Toen hij in 1998 op Ibiza woonde en zijn jonge landgenoten hem confronteerden met de nieuwe uitgaanscultuur van seks, drugs en, nee, niet rock’n'roll, maar techno, maakte hij nog een derde versie, die hijzelf een techno-versie noemde, maar daarvoor zit er toch nog te veel muziek in.