Daar waar de sixties bolstonden van artiesten die de maatschappij op de korrel namen, waar protestzangers de plak zwaaiden en psychedelische muziek een uitlaatklep vond, doken er aan het begin van de jaren zeventig een rist zangers op die ‘zichzelf ‘ meer in de kijker gingen zingen en wat toegeeflijker tegenover de maatschappij stonden, alles iets meer gingen relativeren, behalve dan zichzelf, want heel hun doen en laten werd uitvergroot. Glitter en glamour kregen voorrang, vaak zelfs op de muzikale inhoud. Het werd het tijdperk van de glitter rock, ook wel glam rock genoemd waar, extreem gesteld, de look soms belangrijker leek dan de inhoud. Er werd op het podium in die tijd dan ook een aardig stukje theater opgevoerd en ook vaak er naast. Hun ‘androgyne stijl’ werd een verlengstuk van de sexuele vrijheid die in de sixties was afgedwongen. Heren, opgetut als verleidelijke dames, mochten voortaan de show stelen. Het was een provocerende manier om het establishment tegen de schenen te trappen. In de jaren vijftig had Elvis dat op zijn rockende manier gedaan, in de jaren zestig rebellerende figuren als The Rolling Stones en nu was het de beurt aan een rist opgetutte venten, al was het deze keer iets meer voor de show dan dat er een echte vuist werd gemaakt. Het was allemaal een ietsje meer glitter en glamour, maar het zorgde wel voor het beoogde shockeffect.
David Jones speelde ooit saxofoon bij de jazzformatie George and The Dragons en was dol op het boek On the road van Jack Kerouac. In 1963 keerde hij echter de jazz de rug toe en ging rhythm and blues spelen bij David Jones and The King Bees. Daar hield hij het niet lang vol en ging zich wat amuseren bij bands als The Manish Boys en The Lower Third. In de Londense clubs waar hij vaak vertoefde, voelde je almaar meer aan dat homo’s zich stilaan wilden outen. Een figuur zoals Allen Ginsberg drong er op aan dat homosexulaiteit zou aanvaard worden. Een androgyne manier van zich op te tutten en opvallend te kleden, vond almaar meer ingang. David Jones voelde zich echt thuis in dat milieu. Vooral dat zich vrouwelijk opdirken, sprak hem sterk aan. Toen in 1966 The Monkees opdoken en populair werden en één van de zangers Davy Jones heette, vond David Jones het hoog tijd zijn naam te veranderen in David Bowie. Hij werd de trendsetter van die hele Britse glitter scene. Omdat zijn interesse vooral uitging naar theater en kunst lag het voor de hand dat hij niet zomaar ging optreden. Hij wou op het podium een karakter neerzetten daarbij geïnspireerd door de film 2001: A Space Odyssey van Stanley Kubrick en door de belangstelling voor de ruimtevaart in het algemeen na de maanlanding in 1969. Die figuur werd Major Tom zoals die opduikt in Bowie’s Space Oddity. Muzikaal gezien stond zijn akoestische gitaar in schril contrast met de elektronische instrumenten die hij gebruikte. Hij produceerde een ‘space-age geluid’ waarvan hij dankbaar gebruik maakte toen hij aan het begin van de jaren zeventig zijn karakter Ziggy Stardust lanceerde. Zijn begeleidingsband noemde hij The Spiders From Mars. Bowie was voortdurend op zoek naar de juiste muzikale invalshoek: van Bob Dylan over Lou Reed tot en met Iggy Pop aan wie hij één van zijn bekendste hits The Jean Genie in 1972 opdroeg. Hij experimenteerde graag: de ene keer in een Rolling Stone’s stijl, dan weer met een vleugje disco om hier en daar zelfs een beetje met Frank Sinatra te flirten. In een song als Fame klonk Bowie dan weer op zijn funky best. Op een album als Heroes ging Bowie in 1977 samenwerken met Brian Eno. Films waren hem ook niet vreemd, denken we maar aan zijn glansrollen in The Elephant Man en Merry Christmas, Mr Lawrence. Bowie in een hokje stoppen, is moeilijk, want hij wisselde te vaak van stijl en speelde nooit met een vaste groep. Als fan moest je nu eenmaal mee evolueren met David’s evolueren creatieve buiten van het moment.
Wie net als Bowie ook met blues en rock begon, was Reginald Kenneth Dwight alias Elton John. Urenlang moest hij thuis op de piano tokkelen, hij won niet voor niets een beurs aan The Royal Academy of Music in Londen. Als fan van de Britse blueslegende Long John Baldry doopte hij zichzelf Elton John. Zijn voornaam Elton leende hij van saxofonist Elton Dean. John was verzot op glitter en glamour, ook al begon zijn carrière eerder beheerst en bedeesd, maar eenmaal bezeten door het dragen van opvallende brilmonturen en hoge laarzen kon de pret niet meer op. Hoe grootser zijn shows qua aanpak, hoe liever. Liberace verbleekte naast hem en je kon zo zien en horen dat een nichterige ijdeltuit als Little Richard veel invloed op hem had uitgeoefend. John kon erg veel stijlen aan gaande van een ballad zoals Your song tot het rockende Saturday night’s alright for fighting. Velen beschouwen Elton John als één van de betere singer songwriters van de seventies, maar die moeten we toch voorzichtig op de vingers tikken, want Elton liet het tekstschrijven over aan zijn haast onafscheidelijke kompaan Bernie Taupin. Oké, John is en blijft een supergetalenteerde liedjesmaker zoals we kunnen horen op het album Two Rooms waarop artiesten als Eric Clapton, Tina Turner en Phil Collins terecht een eresaluut brengen aan zijn talent. Jammer dat vooral in de jaren tachtig cocaïne en alcohol een soort domper hebben gezet op het oertalent dat Elton was. Buiten de hit That’s what friends are for, mogen een groot deel van zijn creaties uit die periode vergeten. Gelukkig herpakte hij zich in de jaren negentig met producties als The One en de soundtrack voor de Disneyfilm The Lion King die hem zowel een Grammy als een Oscar opleverde. We moeten wel opmerken dat het gehalte glitter en glamour in de jaren zeventig hoogtij vierde en dat John nadien aardig inbond. In 1988 verkocht hij trouwens een groot deel van zijn bijeengespaarde ‘bling bling’ tijdens een veiling op her getouw gezet door Sotheby’s in Londen.
Er is één glitter boy die ik zeker moet vermelden omdat ik één van de eersten was die hem graag lustte, Marc Feld, bekend geworden als Marc Bolan. Zijn androgyne look leunde sterk aan bij die van David Bowie daarbij geruggesteund door zijn begeleidingsgroep Tyrannosaurus Rex, voor sommigen té moeilijk om in één adem aan- en af te kondigen zodat na een tijdje T-Rex méér dan volstond. Bolan was dol op Afrikaanse percussie, zoals Afrikaanse bongo’s, Aziatische gongs en meerdere van die uitheemse instrumenten. Micky Finn bracht Bolan op zekere dag op de idee violen te gebruiken gecombineerd met een volledige drumsectie en een bassist zoals te horen op hun hit Bang a Gong (Get it On) uit 1971 samen met het opzwepende Jeepster terug te vinden op het album Electric Warrior waarmee volgens kenners het startsein werd gegeven voor de glam rock craze.
Plaatsruimen in dit geschrijf over glitter rock maak ik ook graag voor Freddy Mercury en zijn muzikale bende Queen. Samen met zijn studievrienden Brian May, John Deacon en Roger Taylor besloten ze muziek te maken. Gewoon op een podium op hun gitaar staan tokkelen, zinde hen niet. Zij streefden dadelijk naar superstardom. Zij voelden wel voor wat hard rock hier en daar gekruid met een beetje heave-metal al bleven ze wat dat betreft behoorlijk voorzichtig. Ze besteedden erg veel tijd aan dure studioproducties zoals we uitvoerig kunnen horen op het album A Night at The Opera uit 1975 met als onsterfelijk pronkstuk Bohemian Rhapsody. Ze zouden nadien dankbaar gebruik blijven maken van rockelementen doorspekt met klassieke truukjes. Zelfs rockabilly kwam er aan te pas toen ze in 1980 uitpakten met Crazy little thing called love en een streepje funk te horen in Another one bites the dust uit 1980.
Daarstraks al vernoemd Brian Eno die met zijn avant garde verpakking van fifties getinte popsongs samen met Roxy Music opdoken in de Britse charts. Eno stapte in 1973 al op, maar geen nood hun uithangbord en liedjesleverancier Bryan Ferry bleef de groep trouw. Mascara en eye liners waren ook hem niet vreemd. Een gladgestreken maatpak deed de rest, al stonden een androgyne outfit en een nazi-uniform hem ook wel aardig. Ferry hanteerde in zijn songs een wat bizarre vorm van humor zoals in In every dream home a heartache over sex met een opblaaspop uit 1973 of Do the strand waarin hij de draak steekt met diverse dansjes uit de sixties.
In de Engelse glam rock herkenden we veel elementen uit de Britse homowereld zoals glitterkleding, extreem gebruik van schmink, plateauzolen enz… Als reactie op de eerder elitaire aanpak van David Bowie en Roxy Music zagen we de opkomst van acts zoals Slade, The Sweet, Mud en Gary Glitter die een veel breder publiek aanspraken. Glitter kreeg daardoor iets volks, het werd populistisch. Look wat you dun, Do you wanna touch me, Funny funny en Tiger feet werden stuk voor stuk gouden hits!
De Amerikaanse glitter rock klonk veel ruiger en harder dan de Europese. Voorop liep Alice Cooper die zich niet alleen een meisjesnaam had aangemeten, maar zich opvallend kleedde en dol was op extreme shows, hij werd een soort drama queen. Bekijk maar eens de hoes van zijn eerste album Pretties for you uit 1969, dan zie je al genoeg. In zijn kielzog volgden Lou Reed’s band The Velvet Underground daarbij gestimuleerd door de ideeën van kunstenaar Andy Warhol en hun opvolgers The New York Dolls die de leemte invulden die Lou Reed openliet. Nichteriger dan zij zich uitten kon haast niet. Met elementen zo meegepikt uit de beste horror movies betrad Kiss de arena gewapend met een stevige lading muziek zoals Beth, Hard luck woman en New York Grove al maakten ze volgens hun fans van het eerste uur een stevige, haast onvergeeflijke slipper door in 1979 op te dagen met het discogetinte I was made for lovin’ you. Wie bij het zien van Kiss aan gothic denkt, komt aardig in de buurt. In Amerika zou dat glitter gedoe van invloed zijn op hardrockers als Joan Jett and The Blackhearts, Quiet Riot en Mötley Crüe. In Engeland gaf dat glittergebeuren de aanstoot om als reactie op dat decadente glamgedoe laatdunkend uit te pakken met onvervalste punk onder aanvoering van The Sex Pistols.
David Jones speelde ooit saxofoon bij de jazzformatie George and The Dragons en was dol op het boek On the road van Jack Kerouac. In 1963 keerde hij echter de jazz de rug toe en ging rhythm and blues spelen bij David Jones and The King Bees. Daar hield hij het niet lang vol en ging zich wat amuseren bij bands als The Manish Boys en The Lower Third. In de Londense clubs waar hij vaak vertoefde, voelde je almaar meer aan dat homo’s zich stilaan wilden outen. Een figuur zoals Allen Ginsberg drong er op aan dat homosexulaiteit zou aanvaard worden. Een androgyne manier van zich op te tutten en opvallend te kleden, vond almaar meer ingang. David Jones voelde zich echt thuis in dat milieu. Vooral dat zich vrouwelijk opdirken, sprak hem sterk aan. Toen in 1966 The Monkees opdoken en populair werden en één van de zangers Davy Jones heette, vond David Jones het hoog tijd zijn naam te veranderen in David Bowie. Hij werd de trendsetter van die hele Britse glitter scene. Omdat zijn interesse vooral uitging naar theater en kunst lag het voor de hand dat hij niet zomaar ging optreden. Hij wou op het podium een karakter neerzetten daarbij geïnspireerd door de film 2001: A Space Odyssey van Stanley Kubrick en door de belangstelling voor de ruimtevaart in het algemeen na de maanlanding in 1969. Die figuur werd Major Tom zoals die opduikt in Bowie’s Space Oddity. Muzikaal gezien stond zijn akoestische gitaar in schril contrast met de elektronische instrumenten die hij gebruikte. Hij produceerde een ‘space-age geluid’ waarvan hij dankbaar gebruik maakte toen hij aan het begin van de jaren zeventig zijn karakter Ziggy Stardust lanceerde. Zijn begeleidingsband noemde hij The Spiders From Mars. Bowie was voortdurend op zoek naar de juiste muzikale invalshoek: van Bob Dylan over Lou Reed tot en met Iggy Pop aan wie hij één van zijn bekendste hits The Jean Genie in 1972 opdroeg. Hij experimenteerde graag: de ene keer in een Rolling Stone’s stijl, dan weer met een vleugje disco om hier en daar zelfs een beetje met Frank Sinatra te flirten. In een song als Fame klonk Bowie dan weer op zijn funky best. Op een album als Heroes ging Bowie in 1977 samenwerken met Brian Eno. Films waren hem ook niet vreemd, denken we maar aan zijn glansrollen in The Elephant Man en Merry Christmas, Mr Lawrence. Bowie in een hokje stoppen, is moeilijk, want hij wisselde te vaak van stijl en speelde nooit met een vaste groep. Als fan moest je nu eenmaal mee evolueren met David’s evolueren creatieve buiten van het moment.
Wie net als Bowie ook met blues en rock begon, was Reginald Kenneth Dwight alias Elton John. Urenlang moest hij thuis op de piano tokkelen, hij won niet voor niets een beurs aan The Royal Academy of Music in Londen. Als fan van de Britse blueslegende Long John Baldry doopte hij zichzelf Elton John. Zijn voornaam Elton leende hij van saxofonist Elton Dean. John was verzot op glitter en glamour, ook al begon zijn carrière eerder beheerst en bedeesd, maar eenmaal bezeten door het dragen van opvallende brilmonturen en hoge laarzen kon de pret niet meer op. Hoe grootser zijn shows qua aanpak, hoe liever. Liberace verbleekte naast hem en je kon zo zien en horen dat een nichterige ijdeltuit als Little Richard veel invloed op hem had uitgeoefend. John kon erg veel stijlen aan gaande van een ballad zoals Your song tot het rockende Saturday night’s alright for fighting. Velen beschouwen Elton John als één van de betere singer songwriters van de seventies, maar die moeten we toch voorzichtig op de vingers tikken, want Elton liet het tekstschrijven over aan zijn haast onafscheidelijke kompaan Bernie Taupin. Oké, John is en blijft een supergetalenteerde liedjesmaker zoals we kunnen horen op het album Two Rooms waarop artiesten als Eric Clapton, Tina Turner en Phil Collins terecht een eresaluut brengen aan zijn talent. Jammer dat vooral in de jaren tachtig cocaïne en alcohol een soort domper hebben gezet op het oertalent dat Elton was. Buiten de hit That’s what friends are for, mogen een groot deel van zijn creaties uit die periode vergeten. Gelukkig herpakte hij zich in de jaren negentig met producties als The One en de soundtrack voor de Disneyfilm The Lion King die hem zowel een Grammy als een Oscar opleverde. We moeten wel opmerken dat het gehalte glitter en glamour in de jaren zeventig hoogtij vierde en dat John nadien aardig inbond. In 1988 verkocht hij trouwens een groot deel van zijn bijeengespaarde ‘bling bling’ tijdens een veiling op her getouw gezet door Sotheby’s in Londen.
Er is één glitter boy die ik zeker moet vermelden omdat ik één van de eersten was die hem graag lustte, Marc Feld, bekend geworden als Marc Bolan. Zijn androgyne look leunde sterk aan bij die van David Bowie daarbij geruggesteund door zijn begeleidingsgroep Tyrannosaurus Rex, voor sommigen té moeilijk om in één adem aan- en af te kondigen zodat na een tijdje T-Rex méér dan volstond. Bolan was dol op Afrikaanse percussie, zoals Afrikaanse bongo’s, Aziatische gongs en meerdere van die uitheemse instrumenten. Micky Finn bracht Bolan op zekere dag op de idee violen te gebruiken gecombineerd met een volledige drumsectie en een bassist zoals te horen op hun hit Bang a Gong (Get it On) uit 1971 samen met het opzwepende Jeepster terug te vinden op het album Electric Warrior waarmee volgens kenners het startsein werd gegeven voor de glam rock craze.
Plaatsruimen in dit geschrijf over glitter rock maak ik ook graag voor Freddy Mercury en zijn muzikale bende Queen. Samen met zijn studievrienden Brian May, John Deacon en Roger Taylor besloten ze muziek te maken. Gewoon op een podium op hun gitaar staan tokkelen, zinde hen niet. Zij streefden dadelijk naar superstardom. Zij voelden wel voor wat hard rock hier en daar gekruid met een beetje heave-metal al bleven ze wat dat betreft behoorlijk voorzichtig. Ze besteedden erg veel tijd aan dure studioproducties zoals we uitvoerig kunnen horen op het album A Night at The Opera uit 1975 met als onsterfelijk pronkstuk Bohemian Rhapsody. Ze zouden nadien dankbaar gebruik blijven maken van rockelementen doorspekt met klassieke truukjes. Zelfs rockabilly kwam er aan te pas toen ze in 1980 uitpakten met Crazy little thing called love en een streepje funk te horen in Another one bites the dust uit 1980.
Daarstraks al vernoemd Brian Eno die met zijn avant garde verpakking van fifties getinte popsongs samen met Roxy Music opdoken in de Britse charts. Eno stapte in 1973 al op, maar geen nood hun uithangbord en liedjesleverancier Bryan Ferry bleef de groep trouw. Mascara en eye liners waren ook hem niet vreemd. Een gladgestreken maatpak deed de rest, al stonden een androgyne outfit en een nazi-uniform hem ook wel aardig. Ferry hanteerde in zijn songs een wat bizarre vorm van humor zoals in In every dream home a heartache over sex met een opblaaspop uit 1973 of Do the strand waarin hij de draak steekt met diverse dansjes uit de sixties.
In de Engelse glam rock herkenden we veel elementen uit de Britse homowereld zoals glitterkleding, extreem gebruik van schmink, plateauzolen enz… Als reactie op de eerder elitaire aanpak van David Bowie en Roxy Music zagen we de opkomst van acts zoals Slade, The Sweet, Mud en Gary Glitter die een veel breder publiek aanspraken. Glitter kreeg daardoor iets volks, het werd populistisch. Look wat you dun, Do you wanna touch me, Funny funny en Tiger feet werden stuk voor stuk gouden hits!
De Amerikaanse glitter rock klonk veel ruiger en harder dan de Europese. Voorop liep Alice Cooper die zich niet alleen een meisjesnaam had aangemeten, maar zich opvallend kleedde en dol was op extreme shows, hij werd een soort drama queen. Bekijk maar eens de hoes van zijn eerste album Pretties for you uit 1969, dan zie je al genoeg. In zijn kielzog volgden Lou Reed’s band The Velvet Underground daarbij gestimuleerd door de ideeën van kunstenaar Andy Warhol en hun opvolgers The New York Dolls die de leemte invulden die Lou Reed openliet. Nichteriger dan zij zich uitten kon haast niet. Met elementen zo meegepikt uit de beste horror movies betrad Kiss de arena gewapend met een stevige lading muziek zoals Beth, Hard luck woman en New York Grove al maakten ze volgens hun fans van het eerste uur een stevige, haast onvergeeflijke slipper door in 1979 op te dagen met het discogetinte I was made for lovin’ you. Wie bij het zien van Kiss aan gothic denkt, komt aardig in de buurt. In Amerika zou dat glitter gedoe van invloed zijn op hardrockers als Joan Jett and The Blackhearts, Quiet Riot en Mötley Crüe. In Engeland gaf dat glittergebeuren de aanstoot om als reactie op dat decadente glamgedoe laatdunkend uit te pakken met onvervalste punk onder aanvoering van The Sex Pistols.