maandag 29 september 2014

Muziek en gehoorschade

Hoe schadelijk is het luisteren naar muziek nu eigenlijk voor het gehoor?

Gegevens over schadelijkheid van lawaai op het werk worden ten onrechte geëxtrapoleerd naar geluidsbelasting van muziek. Ondanks dat ‘hard bewijs’ over zowel blootstelling aan muziek via MP3 spelers als muziek tijdens festivals, disco’s e.d. veelal ontbreekt, is aanpak van muzieklawaai zoals recent in het convenant tussen de Hoorstichting en de Nederlandse Poppodia en Festivals en de Vereniging van Evenementen Makers, toe te juichen om zo een 'stapeleffect' van geluidsdoses en daarmee gehoorschade bij jongeren te voorkomen.

Zo nu en dan verschijnen er in wetenschappelijke tijdschriften en op internet (zo ook op HOorzaken) waarschuwingen over de gevaren van harde muziek. Zowel de hoge geluidsniveaus bij het beluisteren van MP3-spelers als het bivakkeren in kroegen, discotheken, sportscholen en het bijwonen van festivals en danceparty’s worden als een gevaar gezien voor het gehoor.
Zo werd recent ook op de website van hear-it.org verwezen naar een wetenschappelijk artikel over het gevaar van het luisteren naar harde muziek. In het artikel gepubliceerd in het tijdschrift American Journal of Public Health (2010; 100 (6), p. 1095 – 1100) wordt gesteld dat Nederlandse tieners hun gehoor in gevaar brengen. De helft van de Nederlandse jongeren overschrijdt volgens de onderzoekers met hun muziekluistergedrag de grens voor arbeidslawaai. Een derde van de jongeren blijkt deze grens alleen al door te luisteren naar MP3 spelers te overschrijden. Zo blijkt uit onderzoek dat onder ruim 1500 Nederlands middelbare scholieren tussen de 12 en 19 jaar is uitgevoerd. Hierbij werden de gegevens afkomstig van zelfrapportage gekoppeld aan gemiddelden van MP3 spelers, discotheken en popconcerten waarmee tot een schatting wordt gekomen van de geluidsblootstelling.
Al staat vast dat blootstelling aan hard geluid en dus ook muziek tot gehoorschade kan leiden (extreem harde geluiden kunnen zelfs direct schade veroorzaken), toch kunnen de data waarop gebaseerd wordt bij welke intensiteit en bij welke duur van de geluidsbelasting schade te verwachten is voor een werknemer, niet doorgetrokken worden naar de geluidsbelasting in vrije tijd door muziek.

In onderstaande figuur is te zien dat zowel de intensiteit als de duur waaraan het oor wordt blootgesteld aan lawaai van invloed is op het gehoorverlies. De gegevens die voor handen zijn over de schadelijkheid van lawaai op de werkplek hebben echter betrekking op een continue belasting van 40 uur per week.

gehoorschade duur intensiteit lawaai

Bijna niemand zal zo’n lange tijd achter elkaar en zo frequent blootgesteld worden, of zichzelf blootstellen, aan muziek (behalve sommige werknemers).

Wanneer de wetenschappelijke literatuur erop wordt nageslagen, zijn het veelal deze gegevens die gebruikt en geëxtrapoleerd worden om het gevaar van het luisteren naar harde muziek aan te tonen, zo ook in het aangehaalde Nederlandse onderzoek uit 2010. Dergelijke berekeningen zijn gebaseerd op aannames die zeer discutabel zijn. Bij het luisteren naar muziek is de situatie immers heel anders. Allereerst duurt een bezoek aan een festival, discotheek, kroeg e.d. meestal niet heel lang en heeft het oor daarna meestal tijd om te herstellen en verdwijnt het gehoorverlies dat door de bezoeker al dan niet opgemerkt wordt langzamerhand. Een verlies dat van tijdelijke aard is wordt een Temporary Threshold Shift genoemd. Welke invloed ‘gehoorpauzes’ (duur en frequentie) hebben op het herstel van het gehoor is niet duidelijk. Daarmee is ook niet duidelijk wanneer schade van tijdelijk aard permanent wordt.
Ook in de literatuur komen onderzoekers soms tot de conclusie dat stevig bewijs ontbreekt. Zo wordt in een onderzoek van Biassoni e.a. (International Journal of Audiology, 2005,44;74-85) door de auteurs een onderzoek van Fleischer aangehaald. Zij schrijven hierover: “Ondanks dat een aantal studies laten zien dat jongeren goed horen voordat ze naar de disco gaan en minder goed wanneer ze eruit komen, is er geen definitief bewijs dat deze tijdelijke drempelverschuiving stappen zijn richting een permanent gehoorverlies”.
Om uit te zoeken of jongeren wel permanente schade ondervinden werden zij door Bassioni meerdere jaren gevolgd. De onderzoekers concluderen voorzichtig dat de blootstelling aan hoge geluidsniveaus tijdens de vrijetijdsbesteding een oorzaak kan zijn van permanent gehoorverlies onder jongeren met gevoelige oren. Bij de groep met ‘taaie’ oren werd dit effect niet gevonden. Ook individuele verschillen blijken bij het ontstaan van schade een rol te spelen.
Draagbare muziekspelers zoals MP3 spelers en mobiele telefoons kunnen vaak zeer hard gezet worden, waarbij bij sommige spelers met gemak de 120 dB gehaald wordt. Met welke geluidsintensiteit de muziek bij het trommelvlies aankomt hangt weer af van welk soort oortelefoon gebruikt wordt (en de grote van het oor). Bij in-ear-oortelefoons, die de gehoorgang goed afsluiten kan minder geluid naar buiten weglekken, waardoor het geluidsniveau bij het trommelvlies hoger is dan met meer open oortelefoontjes. In een onderzoek van Kahari, Aslund en Olsson (Preferred sound levels of portable music players and listening habits among adults: A field study) is een veldonderzoek gedaan naar het luistergedrag en naar geprefereerde luisterniveaus van draagbare muziekspelers.
In dit onderzoek werden 60 mensen onderzocht (41 mannen, 19 vrouwen). Bij eenenveertig was het geluidsniveau voldoende nauwkeurig te meten. De dragers waren begin 30 en waren op hun 20e begonnen hun draagbare muziekspelers met regelmaat te gebruiken. De meeste dragers gaven de voorkeur aan zogeheten in-ear-hoofdtelefoontjes. Vijfenzeventig procent gebruikte de mp3-speler dagelijks.
Er bleken twee groepen luisteraars: een groep die minder frequent en op een lager niveau muziek afspeelt en een groep die frequent en op een hoog niveau muziek afspeelt. Het afspeelniveau lag tussen de 73 en 102 dB met een gemiddelde waarde van 83 dB.
Tot de verbazing van de onderzoekers werden er weinig negatieve symptomen gevonden in de groep die zichzelf blootstelde aan excessieve geluidsniveaus. Sommige gebruikers rapporteerden ‘geluidsmoeheid’. Dit fenomeen wordt ook vaak door musici en adolescenten genoemd na excessieve muziekblootstelling. Ook leraren kennen dit. Veel van hen zoeken wanneer ze dit effect ervaren rust op. Wellicht zijn het juist deze gehoorpauzes die ervoor zorgen dat het oor geen permanente schade oploopt.
Onderzoek naar gehoorschade van MP3 spelers is niet consistent en laat soms onverwachte resultaten zien waaruit blijkt dat de schadelijkheid ervan juist mee lijkt te vallen of dat het geluidsniveau waaraan dragers zich blootstellen meevalt.
Zo laat een onderzoek uitgevoerd door Williams (International Journal of Audiology 2005;44;231-236), zien dat het gemiddelde geluidsniveau niet zo erg hoog ligt waaraan luisteraars zichzelf blootstellen. De gemiddelde A-gewogen blootstellingsniveau bij de onderzochte groep lag op 79.8 dB en dus beneden het niveau dat schadelijk wordt geacht op de werkplek, maar dat wel hoger ligt boven het niveau dat verwaarloosbare schade heeft (75 dB). Zij concluderen dat voor de meeste typische dragers er geen gevaar is voor lawaaibeschadiging.
In onderzoek van Mostafapour e.a. die jongeren hebben onderzocht die mobiele geluidsdragers gebruikten, komen tot de conclusie dat jongeren een laag risico lopen op lawaai gerelateerd gehoorverlies door muziekdragers alleen. Wel wijzen ook zij op het additieve proces (stapeleffect) van geluidsbelasting. Onderzoek van Jian-Hua Peng e.a. (2007) laat wel negatieve effecten zien van muziekdragers. Zij raden hoge tonenaudiometrie aan om negatieve effecten in een vroegtijdig stadium te onderkennen.
Wanneer de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu erop nageslagen wordt waar ook het Nationaal Kompas Volksgezondheid te vinden is, is te lezen dat er geen aanwijzingen zijn voor toename van gehoorbeperkingen onder jongeren. Het 'Scientific Committee on Emerging and Newly-Identified Health Risks' (SHENIR) concludeert op basis van internationale epidemiologische onderzoeken dat er geen sprake is van een aanmerkelijk gehoorverlies bij jongeren onder de 21 jaar als gevolg van blootstelling aan harde muziek.

Op grond van deze onderzoeken kan de vraag gesteld worden of het luisteren naar muziek via MP3 spelers en het bijwonen van popconcerten nu wel zo schadelijk is. Daarnaast kan een nog groter vraagteken worden gezet of de regels opgesteld voor werkplekken wel gelden voor het luisteren naar muziek waarbij sprake is van veel tussentijdse pauzes (bijvoorbeeld een keer per week naar de disco of het luisteren naar mp3 spelers met pauzes).
Om jongeren te beschermen tegen het ‘stapeleffect’ (optelling van geluidsbelasting) van het luisteren naar MP3 spelers, discotheek-, festival-, kroegbezoek, verkeerslawaai, lawaai in sportscholen , zwembaden, werk en zo meer, is het goed jongeren bewust te maken van schadelijkheid van lawaai en van muziek en ze te beschermen tegen een te hoge geluidsdosis. Zeker omdat het van te voren moeilijk voorspelbaar is, wie gevoelige oren heeft en wie niet. Daarnaast vormen jongeren die reeds een (licht) gehoorverlies hebben een extra risicogroep, omdat de lawaaibelasting bovenop hun reeds bestaande verlies komt.
Geluidsniveaus van muziek in uitgaansgelegenheden en het maximale niveau van MP3 spelers lenen zich goed voor aanpak.
Het recent afgesloten convenant tussen de Hoorstichting enerzijds en de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals en de Vereniging van Evenementen Makers waarbij de leden er voor zorgen dat het geluidsniveau niet boven de 103 dB(A) uitkomt, er betaalbare en goede gehoorbescherming voorhanden is en er een goede voorlichting plaatsvindt en er ook waarschuwingen staan bij luidsprekers is daarom toe te juichen. Zeker omdat bezoekers zelf vaak vinden dat de muziek vaak veel te hard staat en zij de tijdelijke gehoorvermindering die zij achteraf ervaren niet op prijs stellen.
Tegelijkertijd is er meer onderzoek nodig naar de effecten van gehoorpauzes op de schadelijkheid van muziek en lawaai, zodat er niet steeds opnieuw aannames worden gedaan over schadelijkheid van muziek die gebaseerd zijn op gegevens van arbeidslawaai die niet te extrapoleren blijken te zijn. Waren ze dat wel dan zouden er wel meer negatieve effecten te vinden zijn van vrijetijds muziek.


door: René van der Wilk