Kunnen we uit de teksten van de popsongs uit die jaren iets meer opmaken van de aard van de veranderingen die in jaren zestig en het begin van de jaren zeventig plaatsgrepen? Het antwoord op die vraag moet welhaast ontkennend luiden. Tekstanalyses leveren in ieder geval weinig op. Zo valt er in de popsongs van de jaren zestig en zeventig bar weinig te merken van de toenemende seksuele vrijheid die jongeren zich veroorloofden. In 1981 ondernamen Larry Lance en Christina Berry een inhoudsanalyse van popsongs over de periode tussen 1968 en 1977. Met een ondertoon van lichte verbijstering stelden zij zich na afloop de vraag of in die jaren echt een seksuele revolutie had plaatsgevonden. Uit de teksten van de onderzochte liedjes viel dat in ieder geval niet op te maken. Wie de hitladder er nog eens op naluistert, zal dat moeten beamen. De meeste liefdesliedjes thematiseren verliefdheden en zeker geen volledige promiscuïteit of hedonistische seks. Sterk erotisch liedjes als het botte Satisfaction (1965) en het wellustige Let's Spend the Night Together (1967) van de Rolling Stones, het hijgende Je t'aime moi non plus (1969) van Jane Birkin en Serge Gainsborough, en James Brown's Sexmachine (1970) zijn schaarse spelden in de zachte, romantische hooiberg van de popmuziek.
In de popmuziek vinden we niet alleen weinig seks, maar ook geen overdaad aan maatschappijkritiek. Langzaamaan heeft zich het beeld gevormd dat zowat alle popsongs uit de jaren zestig deel uitmaakten van een bredere protestbeweging. Bijzonder veel echte protestliederen zijn er evenwel niet te vinden in de stortvloed aan popsongs die het decennium overspoelde. Ook in het repertoire van gerenommeerde protestzangers als Bob Dylan en zijn Britse en Nederlandse navolgers Donovan en Boudewijn de Groot vormen protestsongs maar zeer klein percentage van het geheel. Boudewijn de Groot begon zijn loopbaan met cabareteske en studentikoze, die zoals gebruikelijk in dat genre de draak staken met kleinburgerlijkheid. Enkele daarvan behandelen op licht kritische toon thema's als woningnood en seksuele voorlichting. Na het verschijnen van Welterusten, meneer de president in april 1966, volgde nog een klein aantal vertaalde protestsongs van Dylan en Donovan. Het merendeel van De Groot's repertoire gaat echter, zoals de meeste popsongs, over kwesties van identiteit en van relaties. Zijn protestsongs werden ook nooit zo populair als bijvoorbeeld Testament, dat spijtig het afscheid van de jeugdfase bezingt, of het burleske Land van Maas en Waal dat in het begin van 1967 door jong en oud werd geadopteerd als de carnavalskraker van het jaar.