zaterdag 20 oktober 2012

Meestergitaristen: Pierre Bensusan

Pierre Bensusan een begrip voor alles wat rond de akoestische gitaar draait. De titel ‘Mister DADGAD’ is aan velen vergeven, maar slechts één heeft daar recht op. Hij is niet de uitvinder, wel degene die de stijl geperfectioneerd en gepromoot heeft. Een fenomeen op de zes snaren. De keuze voor een meesterwerk was lastig. Wordt het Pres de Paris of toch II ? Het werd zijn debuutschijf uit 1975. Misschien niet direct vanuit muzikaal oogpunt, maar veeleer omdat met dit album de aanzet werd gegeven tot een heel andere kijk op begeleiding op gitaar van -allereerst- Keltische folkmuziek, later op improvisatie, compositie, techniek etc



“Bij toeval kwam ik de DADGAD stemming tegen, toen ik in 1973 een maand bij vrienden in Bretagne verbleef. Ik achtte het beter te concentreren op één stemming en je instrument zo te doorgronden dat je daarin in elke toonsoort alle akkoorden en improvisaties kon spelen. DADGAD paste het beste bij mij. Daarmee kon ik een universele muzikale taal spreken. Vanaf 1978 is dit mijn standaard stemming (album Musiques). Ik heb niet veel bijgedragen aan de ontwikkeling van die stemming. Het meest principiële is ‘to hide the ear’, zodat je niet weet dat de gitaar in die bepaalde stemming staat en je je er ook niet druk ook maakt.” Collega muzikanten zijn minder bescheiden over Benusans betekenis voor de DADGAD stemming. Zo zegt Soig Siberill: “Voor mij zijn er twee mensen die zeer belangrijk zijn geweest voor de gitaarbegeleiding in Keltische muziek: Michael O’Domhnaill en Pierre Bensusan. Bensusan is geniaal. Hij bouwt vooral op een krachtige rechterhand. Daarbij speelt hij zeer harmonisch. Hij heeft talent, maar werkt ook zeer hard aan zijn techniek. Ik kan me herinneren dat we een toer hadden en samen reisden. Je zat nog geen vijf minuten in de trein of de gitaar kwam al weer uit de koffer. Het is een perfectionist.” Schot Ian Melrose vindt: “Hij heeft het gitaarspel naar zo’n niveau getild dat, wat er ook uitkomt, het pure muziek is. Het lijkt of er bij hem geen grenzen en beperkingen zijn. Dankzij zijn fenomenale techniek heeft hij controle over elke noot. In zijn uitvoeringen en composities is hij een meester in variatie en improvisatie met fraaie harmonieën, ritmes en melodische veranderingen.”




Het zal midden jaren zeventig van de voorgaande eeuw geweest zijn. Folkmuziek was een hot item en dus volop geprogrammeerd op de betere festivals, zoals het Festival van Vlaanderen. Op de binnenplaats van de Gentse St Pieter stonden coryfeeën op de planken. Het publiek genoot van het zonnetje en keuvelde zachtjes tussen de noten door. Plots werd het ijzingwekkend stil. Een nog geen twintigjarige krullenbol op het podium eiste aandacht en legde letterlijk het publiek het zwijgen op. Met zijn omfloerste, ietwat haspelende stem, maar vooral met zijn instrument: de akoestische gitaar. Hier was een wereldwonder bezig. Die klanken konden onmogelijk van één man en uit één instrument komen. Prachtig en onvergetelijk was de blik en de houding van een grootheid naast het podium. Met wijd opengevallen mond van verbazing stond daar de toen al grote Martin Carthy, vaandeldrager van de English fingerpicking style, vol bewondering te kijken en te luisteren naar een nog relatief onbekende jongeman uit Frankrijk in het folkcircuit: Pierre Bensusan.