vrijdag 3 mei 2013

Plezier en protest (deel 3)

Er bestaat daarnaast de nodige twijfel over de vraag of en in hoeverre jongeren de inzet van de protestsongs oppikten. Hoe dat ook zij, veel belangrijke protestsongs bereikten in Nederland niet eens de hitlijsten. Enkele jaren geleden publiceerde de American Sociological Association (2006) een korte lijst van essentiële protestsongs. In die selectie vinden we aantal populaire liedjes uit de Amerikaanse burgerrechtenbeweging zoals Ain't Gonna Let Nobody Turn Me 'Round dat in Amerika bekend werd in de uitvoering van de Freedom Singers. Tot dezelfde categorie behoort ook We Shall Overcome dat in Nederland doordrong tot een select publiek van 'folkies' via de uitvoeringen van folksinger Joan Baez (1963) en gospel-zangeres Mahelia Jackson (1968).



Slechts vijf van de veertien songs uit de ASA-lijst stammen uit de hoogtijdagen van de jeugdcultuur en enkel drie daarvan bereikten daadwerkelijk de Nederlandse hitlijsten. Daaronder vinden we Dylan's The Times They are a-Changin' (1964), dat in Nederland echter relatief laat, in de zomer van 1965, in de Top-40 terechtkwam en dan nog als de achterkant van het paranoïde en cryptische Subterranean Homesick Blues. In de zomer van 1967 oogstte Aretha Franklin aanzienlijk meer succes met het soulvolle Respect, dat geschreven werd door Otis Redding en hoog op de hitlijst eindigde. En, dan is er natuurlijk nog John Lennon's dromerige utopie Imagine, dat in de zomer van 1971 op een vijfde plaats belandde. Twee songs uit het lijstje van de Amerikaanse sociologen werden in Nederland blijkbaar slechts door een te beperkte groep gewaardeerd om de hitlijsten te halen. Een daarvan is For What It's Worth (1967) dat, geschreven door Stephen Stills en uitgevoerd door de Buffalo Springfield, voor veel Amerikanen geldt als een van de belangrijkste protestsongs, maar in Nederland vrijwel onopgemerkt bleef. De ander is James Brown's Say It Loud (I'm Black and I'm Proud) (1968), dat anders dan diens eerder genoemde Sexmachine (1970) de Nederlandse Top-40 niet wist te halen. Ook andere fameuze protestsongs die de ASA-lijst niet haalden, zoals Sam Cooke's A Change is Gonna Come (1964), werden door het brede Nederlandse publiek amper opgemerkt.




Ook als we, omgekeerd, de protestsongs inventariseren die de Nederlandse hitladder wel haalden, is de oogst niet bijzonder groot. Uit de folk-revival en de Civil Rights Movement doen vooral de optimistisch getoonzette liedjes het in de vroege jaren zestig relatief goed. Dat zijn voor 1963 en 1964 dan respectievelijk Pete Seeger's If I Had a Hammer en Woody Guthrie's This Land is Your Land, beide dan weer wel in de opgewekt klinkende versies van Trini Lopez. Het eerste nummer hield het op de hitlijsten zelfs zes maanden vol en bereikte daar zelfs de toppositie; het tweede wist zijn hitbestaan vier maanden te rekken en haalde een derde plaats. Pas in 1965 — in mei van dat jaar maakt Provo zich kenbaar met haar eerste "Provokatie" — is het raak. Dan klinken de eerste pop-protestsongs, waaronder Barry McGuire's Eve of Destruction, Donovan's Universal Soldier, Dylan's eerder genoemde The Times They are a-Changin' en, niet te vergeten, Wasted Words van de Nederlandse Motions. Een jaar later — in april 1966 starten de eerste "demonstratieve wandelingen" in Amsterdam tegen de Vietnam-oorlog — volgt dan Boudewijn de Groot's Welterusten, meneer de president.


Met die songs hebben we het tot het eind van het decennium wel zo'n beetje gehad. Natuurlijk is er een handvol songs die verwijzen naar de grimmige sfeer van de zomer van 1968, wanneer in Parijs de studentenrevolte in volle hevigheid losbarst en in Chicago en Berkeley op straat een complete stadsguerrilla lijkt te worden uitgevochten tussen betogers tegen de Vietnam-oorlog en de politie. De Beatles mengen zich in de roerige meimaand van 1968 muzikaal in het strijdgewoel met hun Revolution, zij het op de achterkant van de single Hey Jude. In de tekst, in de singleversie onomwonden en de albumversie iets meer ambivalent, nemen zij echter duidelijk afstand van het straatgeweld. Een maand later volgen de Stones het goede voorbeeld met hun Streetfighting Man, maar ook hun tekst drukt geen volledige identificatie met het gebeuren uit. De bekende popjournalist Greil Marcus, die tijdens de 'Days of Rage' actief meedoet aan de studentenprotesten in Berkeley, wijst vergoelijkend op het muzikale effect van beide songs dat de boodschap van hun tekst lijkt tegen te spreken. Righart volgt diens voorbeeld en voegt aan dit tweetal volgens hem exemplarische liedjes nog het nummer Volunteers van de Jefferson Airplane toe. Eenduidig zijn de songs van de Beatles en de Stones echter bepaald niet. En, hoewel je met de tekst van Volunteers alle kanten op kan, heeft het woord revolutie daarin duidelijk meer betrekking op een psychedelische leefstijl dan op politiek protest.