“For never are the ways of music moved without the greatest political laws being moved.” (Vrij vertaald als: de gewoonten in de muziek zullen nooit veranderen zonder dat de grootste politieke wetten veranderen). Het is een opmerking die wordt gemaakt in het boek De Republiek van Plato. Deze Griekse filosoof, die meer dan 2000 jaar geleden leefde, vond dat muziek een enorme invloed heeft op het volk. Ontwikkelingen binnen de muziek moesten door het bestuur van een stadstaat worden geremd. Anders zouden er namelijk ook grote veranderingen in de politiek komen, die het ‘grotere geheel’ in gevaar konden brengen.
Hoewel Plato met zijn opmerkingen over muziek waarschijnlijk niet doelde op de veranderingen die in deze beschouwing worden besproken, lijkt hij toch een bijzondere kern van waarheid te hebben verwoord. Overal op de wereld blijkt muziek altijd een zeer grote groep mensen te hebben kunnen beïnvloeden. Door de toegankelijkheid en de enorme veelzijdigheid, mag muziek worden beschouwd als een van de meest gewaardeerde en constante vormen van vermaak en cultuur in de geschiedenis. Dat was al zo voor de Romeinen een paar duizend jaar geleden, en nu nog steeds voor een stel willekeurige tieners in de plaatselijke discotheek.
Flower power en Vietnam
Meningen over muziek verschillen en veranderen. In de jaren vijftig keek het establishment in bijvoorbeeld de Verenigde Staten nog met de nodige argwaan naar het fenomeen rock and roll. Het was duivelse muziek. Het heupwiegen van Elvis Presley en zijn soms erotische teksten, waren niet bestemd voor de jeugd. Althans, dat dacht de oudere generatie. Toch liep een groeiende groep jongeren van die tijd weg met dit ‘nieuwe geluid’.
Naarmate de rock and roll veelzijdiger werd, en dit onder andere resulteerde in de opkomst van singer/songwriters, kregen ook de politieke boodschappen in de songteksten vaker aandacht. Het draagvlak van muziek werd zeer snel groter dan ooit tevoren. Dit gold met name in de jaren 60. Denk aan de anti-oorlog songs – Vietnam – waarin ‘Love en Peace’ een centrale rol speelden en zij de kern vormden van een maatschappelijke beweging.
Het hoogtepunt van deze combinatie politieke inhoud en populariteit van de rock and roll is waarschijnlijk de’ Summer of Love’ van 1967. Deze muziekcultuur werd de drager van nieuwe ideeën, de motor achter de discussie en ook achter veranderingen. De politieke betrokkenheid van een enorme grote groep (jonge)mensen nam toe door een groei van hun sociaal-politiek bewustzijn. De hippiebeweging stond niet alleen voor een bepaalde soort muziek, maar voor veel meer. Het werd een levensstijl met een bijpassende ideologie.
Stemrecht
Hoewel het onmogelijk is om een rechtstreekse oorzaak-gevolgrelatie te trekken, mag niet onopgemerkt blijven dat er na de muzikale protest jaren iets veranderde in het politieke landschap. In 1972 werd de stemgerechtigde leeftijd in onder andere de Verenigde Staten verlaagd naar 18 jaar. Niet voor niets maakte president Richard Nixon zich bij zijn herverkiezing ongerust: zou deze nieuwe groep stemmers luisteren naar hem of naar John Lennon? Deze ex-Beatle schilderde hem met de bijnaam ‘Tricky Dicky’ niet bepaald positief af.
Het laatste voorbeeld is tekenend voor een zekere verweving die tussen de politiek en de muziek had plaatsgevonden. Een nieuwe muziekstroming wist een grote groep mensen te bereiken en vervolgens een hele generatie bij de politiek te betrekken. Het is alleen moeilijk om aan te wijzen wat er hierdoor precies is veranderd.
Toch kan er gesteld worden dat de politiek dit nieuwe, protesterende geluid in ieder geval niet kon negeren. Er moest geluisterd worden, precies zoals de jeugd luisterde naar de rock and roll. Juist doordat de rock and roll zich op een jongere generatie richtte, moest de politiek wel volgen door ook meer met deze groep mensen rekening te houden.