woensdag 29 mei 2013

Muziek in het Derde Rijk

Hoewel Plato al waarschuwde voor het latente vermogen van de muziek om de gevoelens en de opvattingen van de massa te beïnvloeden, ontstond pas voor het eerst in het Derde Rijk een systematisch misbruik van de muziek als politiek instrument toen Adolf Hitler opdracht gaf aan Joseph Goebbels om de loop van de Duitse muziekgeschiedenis opnieuw radicaal vorm te geven en in een moeite door ook de toekomst van de muziek vast te leggen zodat deze paste binnen de herstructurering van de kunst en in bredere zin meteen van het land en zijn bewoners.

De jaren tussen de beide wereldoorlogen, die periode van de Republiek van Weimar, hadden in de opvatting van de Nazi’s geleid tot de opkomst van het Modernisme en Internationalisme (in dit geval synoniem met het Jodendom). Een ontwikkeling die in deze opvatting alleen maar leidde tot aftakeling en verval van de Duitse muziek en de Duitse musici.

Het klopt dat het Duitse cultuurlandschap in 1933 nogal werd gedomineerd door Joods talent, maar de overwegende meerderheid van die Joden beschouwde zich primair Duitser (of Oostenrijker) en pas in de tweede of derde plaats als Jood. Ongeacht die overweging werden die Joden beschouwd als de oorzaak van de aftakeling van de muziek. Daarom werden al meteen gedurende de eerste achttien maanden van de Nationaal Socialistische regering tal van wetten, maatregelen en regels ingevoerd om het leven van de Joden volgens deze systematische Entjudung onmogelijk te maken. Dat leidde tot emigratie, verbanning, gevangenschap en in vele gevallen tot (zelf)moord van Joodse musici. In een tegenbeweging werd gestreefd naar een herstel van een invloedrijk ras van reine Ariër dat volgens Hitlers claim gedurende de tijd van de Republiek van Weimar in de verdrukking was geraakt.

Dit proces werd voltrokken door de Reichsmusikkammer (RMK, een Nazi muziekraad) met – schrik niet – Richard Strauss en Wilhelm Furtwängler als voorzitter en vice voorzitter. Geen van beiden beschouwde zichzelf als een politiek dier, maar toen Goebbels in april 1934 aankondigde dat alles in Duitsland werd gepolitiseerd werden de touwtjes strakker aangehaald en werd samenwerking met die raad een verplichting; Joodse invloeden, zelfs als die het odem van collaboratie hadden, werden geheel uitgebannen.

Terwijl Furtwängler zich nog wel tegen het systeem verzette, onderwierp hij zich daar de facto toch aan. Strauss trok zich deels terug in zijn eigen nest en ontkende later dat hij op enigerlei manier moreel en ethisch met het systeem had samengewerkt.

Strauss’ reactie was typerende voor de sfeer die nu ontstond in de Duitse muziekwereld. Een stoet van tweede en derderangs componisten kwam naar voren en verwierf een zekere mate van gezag terwijl ze niet veel meer te bieden hadden dan hun zuivere ras en de gewenste politieke kleur. Talent, ooit een maatstaf voor succes in Duitsland, was van secundair belang als het erom ging muziek te schrijven die een groter belang diende in het Nieuwe Duitsland.




Naast belangrijke figuren als Werner Egk, Carl Orff en Hans Pfitzner – die alle drie braaf voldeden aan de Nazi verlangens – kreeg een stabiele groep van inferieure, maar door het regime hoog aangeslagen mensen de kans van hun leven: Max von Schillings, Hermann Reuter, Paul Höffer, Kurt Thomas, Paul Graener, Max Trapp en Edmund Nick die in opdracht van de RMK in 1934 nieuwe ‘geäriseerde’ muziek leverde bij Mendelssohns A Midsummer nights dream.

Uitvoerende musici van de juiste snit waren natuurlijk even belangrijk voor de Nazi’s en een betreurenswaardig groot contingent beroemdheden schikte zich naar de wensen van de overheid. Daaronder pianisten als Elly Ney en Walter Gieseking, maar ook een dirigent als Karl Böhm, om van mindere goden maar te zwijgen.

Jongere kunstenaars zagen vaak in het lidmaatschap van de partij een uitgelezen kans om snel carrière te kunnen maken. Ze werden dirigent Herbert von Karajan en sopraan Elisabeth Schwarzkopf al snel lid: Karajan 8 april 1933, twee maanden en acht dagen nadat Hitler aan de macht kwam. Schwarzkopf werd studentenlid nadat ze op de Berlijnse Musikhochschule kwam in 1934 en had later een functie als Führerin met als een van de taken andere studenten in de gaten te houden en op te passen dat niemand wat zei of deed dat als minachting van de partij kon worden opgevat.

Wie zich actief tegen het Naziregime verzette, dreigde een onzeker lot. Bekend is het verhaal van de jonge, hoogst begaafde pianist Karl Robert Kreiten die zo onverstandig was om openlijk kritiek uit de oefenen op Hitler. Dat werd gemeld aan de plaatselijke Gauleiter die erop toezag dat Kreiten 7 september 1943 werd geëxecuteerd.

Mogelijk was de muziek een van de belangrijkste media voor de propagandamachine van de Nazi’s, maar als er onder de dienaren van het regime zoveel twijfel, angst en ijdelheid had geregeerd, was het effect waarschijnlijk nog veel erger geweest.