woensdag 22 april 2015

La Bamba

De song La Bamba is onlosmakelijk met film verbonden. Het dook in 1947 al op in de prent Fiesta van regisseur Richard Thorpe geproduced door Jack Cummings voor Metro-Goldwyn-Mayer met in de hoofdrollen Ricardo Montalban, Esther Williams, Mary Astor en Cyd Charisse. Het verhaal is opgebouwd rond toreador Mario Morales die koste wat het kost songwriter wil worden. Zijn tweelingszus Maria Morales wil op haar beurt stierenvechtster worden. Terwijl Mario muziek studeert, neemt zij zijn plaats in de arena in. In de soundtrack van de film duikt muziek op van de bekende klassieke componist Aaron Copland, naast traditionele melodieën zoals Jarabe Tapatio en La barca oro, naast La luna enamorada van Martinez Durango en La Bamba van Luis Martinez Serrano.

La Bamba is een Mexicaans lied dat veel in Veracruz werd gezongen en werd geschreven in de son jarocho stijl ( je hoort zowel Spaanse als Afrikaanse invloeden). Door de bank wordt het liedje op harp of gitaar gespeeld, meestal op de jarana jarocha, een kleine gitaar, en op de requinto jarocho, ook een soort kleine gitaar die enkele zangers begeleiden. De meest bekende son jarocho is La Bamba. Waarschijnlijk is de titel afgeleid van het werkwoord bambolear wat zoveel betekent als “al schuddend dansen”. De dans dook vaak op tijdens huwelijksfeesten waarmee de bruid en bruidegom het feest inzetten, een gebruik dat in Veracruz en omstreken zo goed als verdwenen is. Het bekendste fragment in het liedje is en blijft “Yo no soy marinero, soy capitan! Ik ben geen marinier, maar kapitein op het schip”. Veracruz is namelijk een bekende havenstad, vandaar. In de dans is het voetenwerk, el zapateado, erg belangrijk, terwijl het ritme almaar sneller wordt. Het liedje werd bekend in de versies van Mariachi Vargas de Tecalitlan en Los Pregoneros del Puerto, terwijl in The Originals Arnold Rypens aangeeft dat Andres Huesca y su Trio Huracan het al eersten op plaat zetten. Hij geeft ook aan dat La Bamba bekend was onder de titel El Jarabe del Veracruzano wat zoveel betekent als de bruiloft van Veracruz.



Maar het was pas toen Ritchie Valens in 1958 het liedje van een rockversie voorzag dat het in Europa echt doorbrak en we hier op zoek gingen naar het origineel dat dankzij groepen als Los Paragayos en Los Machucambos op onze dansvloer terechtkwam.

In 1958 dook Ritchie Valens de opnamestudio in samen met gitarist Carol Kaye en drummer Earl Palmer om La Bamba aan een breder publiek voor te stellen. Rock ‘n roll deed het toen nog erg goed en Valens wist er zich mee de eeuwigheid in te zingen. In 2001 werd hij niet voor niets opgenomen in The Rock and Roll Hall of Fame. Ritchie kampte tijdens de opname met een probleem. Al was hij apentrots op zijn Mexicaanse roots, hij sprak geen woord Spaans. Hij kende wel de tekst van La Bamba dankzij zijn tante Ernestine Reyes die hem fonetisch de juiste uitspraak aanleerde. Producer Bob Keane zorgde dat alles in de plooi viel en bracht La Bamba in de maand oktober van 1958 op single uit als b-kant van de hit Donna en dat op het Del-Fi Label. Donna geraakte top op twee van Billboard’s Hot One Hundred en de 29ste december prijkte La Bamba op de 22ste plaats. Lang zou Ritchie van zijn succes niet kunnen genieten, want samen met The Big Bopper en Buddy Holly kwam hij tijdens een vliegtuigongeval de 3de februari 1959 op 17 jarige leeftijd om het leven.


Dat verhaal van Ritchie Valens inspireerde in 1987 Luis Valdez tot het schrijven van het scenario voor de film La Bamba met in de hoofdrol Lou Diamond Phillips. Luis zou de film ook regisseren en deed voor de productie een beroep op Bill Borden en Taylor Hackford. Het verhaal draait niet alleen om Ritchie Valens, maar ook om diens halfbroer Bob Morales, zijn vriendin Donna Ludwig en de rest van de familie. De acteurs kregen de volle steun medewerking van de familie Valenzuela (de echte familienaam van Ritchie Valens) en waren zelfs tijdens de opnamen op de set life aanwezig om de acteurs de nodige hints te geven. Voor de muziek werd een beroep gedaan op Carlos Santana, Miles Goodman en Los Lobos die van La Bamba een succesvolle versie wisten neer te zetten. De 24ste juli ging de film in première en werd een echte voltreffer. De soundtrack scoorde al even goed en werd snel tot de platina status verheven. De film zou eerst als Let’s go worden gelanceerd, zo genoemd naar de hit Come on let’s go van Ritchie Valens, maar de impact van het nummer La Bamba was zo groot, dat er snel beslist werd dat dit de definitieve titel zou worden. In de film zelf zijn Los Lobos, die alle liedjes van Ritchie opnieuw vertolken, even te zien tijdens een scene in het stadje Tijuana. Brian Setzer mag tijdens de film even opduiken als Eddie Cochran en Marshall Crenshaw als Buddy Holly.

Los Lobos werd speciaal door regisseur Luis Valdez aangezocht om de hits van Ritchie Valens een nieuw geluid te geven. Hij weigerde om de oude tracks van Ritchie te gebruiken. Het was voor hoofdacteur Lou Diamond Phillips dan ook een hele klus om zijn gitaarspel synchroon af te stemmen op dat van Los Lobos. Er was permanent een gitaarleraar aanwezig om hem de juiste akkoorden en vingerzettingen aan te leren. Curt Soberl was door Luis Valdez aangeduid om zich met de muziek bezig te houden. Hij weet nog goed hoe moeilijk het was om Phillips gelijktijdig met de opnamen van Los Lobos te laten meezingen. Daarom dat de begeleiding van Los Lobos en de zangpartijen van hun leadzanger David Hidalgo gescheiden werden opgenomen. Los Lobos had als populaire Mexicaanse band La Bamba al lang op hun repertoire staan. Ze wisten maar al te goed dat jet liedje méér dan 200 jaar oud was toen zij het nog eens opnieuw op plaat zetten. Ook Ritchie was in zijn tijd vertrouwd met het liedje omdat hij als kind de song vaak had gehoord tijdens bruiloften en familiefeesten. Het is dus niet juist dat Ritchie het liedje voor het eerst hoorde in een bordeel in Tijuana, zoals in de film La Bamba verteld wordt.


Het waren Cesar Rosas en David Hidalgo van Los Lobos die ontdekten dat Mexicaanse muziek hun voorliefde wegdroeg. Iets later ontmoetten ze drummer Louie Perez, bassist Conrad Lozano en gitarist Frank Gonzales. In 1973 was Los Lobos als groep een feit. Ze leerden de knepen van het vak als een soort balorkest tijdens vele bruiloften en feestpartijen. Dankzij de groep The Blasters, die ze tijdens een concert tegen het lijf liepen, kregen ze een contract aangeboden door platenfirma Slash en van danaf ging het voor hen snel de goede richting uit. Als muziekgenre kozen ze voor de chicanorock, een stijl gespeeld door muzikanten van Mexicaanse afkomst, wonend in de buurt van Los Angeles. Ze spelen eigenlijk typische Tex-Mex muziek. In 1983 namen ze hun eerste album op … And a Time to Dance. Vier jaar later was het wereldwijd raak met de soundtrack voor de film La Bamba. De titelsong werd een internationale nummer één. De 29ste augustus 1987 verdrongen Los Lobos Madonna en Who’s that girl van de eerste plaats om zelf drie weken na mekaar bovenaan de Amerikaanse charts te staan schitteren tot Michael Jackson samen Siedah Garrett die eerste plaats kwam inpalmen met I just can’t stop loving you. Ook in Engeland, net zoals in Nederland, zat er in de top veertig voor de heren een eerste plaats in. In onze toenmalige top dertig werd voor La Bamba een tweede plaats gereserveerd. Nog twee liedjes uit de film zouden Los Lobos in onze hitlijsten een bescheiden succes opleveren: Come on let’s go en Donna.

In 1995 verzorgden Los Lobos de soundtrack voor de film Desperado. Voor de song Mariachi Suite, die ze speciaal voor de film schreven, kregen ze een Grammy Award.