Ferre Grignard (Antwerpen, 13 maart 1939, 8 augustus 1982) was een Vlaams zanger. Hij verwierf faam tijdens de jaren '60 met nummers als "Ring, Ring, I've Got To Sing" en "My Crucified Jesus".
Hij werd geboren in een burgerlijk milieu waar hij later weinig mee te maken zou willen hebben. Toen hij eind jaren '50 kunstonderwijs ging volgen, kreeg hij bekendheid in de Antwerpse artiestenwereld. Niet omdat zijn schilderijen nu zo goed verkochten, integendeel, maar omdat hij zichzelf gitaar had leren spelen en zong als een witte neger. "Hij heeft de blues, al spreekt hij geen woord Engels."
In 1964 werd hij ontdekt door platenbaas Hans Kusters, en Grignard brak snel door met de hit "Ring, ring, I've got to sing". Met zijn hippie-achtige imago, zijn lange haar en nonchalante uiterlijk, werd hij de Boudewijn de Groot van Vlaanderen.
Hoogtepunt was een optreden in Olympia in Parijs. Kort daarop klaagde hij de Franse vedette Johnny Hallyday aan, die een bewerking had gemaakt van zijn tweede hit "My crucified Jesus". Het plagiaat zelf kon hem niet zoveel schelen, wel het feit dat Halliday er een tekst op had gemaakt, die beledigend was tegenover hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder.
Grignard leefde overeenkomstig zijn imago: wild en nonchalant. Dat deed zijn carrière geen goed. De fans waren hem snel vergeten en Grignard werd weer cafézanger. Vlak voordat hij in 1982 aan keelkanker zou overlijden, probeerde hij een come-back te maken, "met beklemmend werk, indringend als een lange doodskreet".
Omdat hij vaak in het Antwerpse jazzcafé "De Muze" zat, hangt er ook nu nog steeds een groot portret van Grignard aan de muur.