'I shot a man in Reno, just to watch ׳m die' (Folsom Prison Blues). Ja, het is waar: Johnny Cash heeft wel eens in de gevangenis gezeten. Volgens eigen zeggen zelfs zeven keer. Alleen dat had niets te maken met een halsmisdaad die hij in zijn wilde jaren begaan zou hebben - dat is een van de Cash-mythes. Hij bracht welgeteld zeven nachten door in een politiecel, meestal vanwege vechtpartijen of vernielingen aan motelkamers, onder invloed van drank, amfetaminen of beide. Ooit kreeg Cash een boete van 85.000 dollar omdat hij met een oververhitte automotor een bosbrand veroorzaakte. In Starkville, Mississippi, probeerde hij de tralies van de cel met z'n voet te slechten, waarbij hij een teen brak.
Toch is het in interviews nog steeds de meest gestelde vraag: waarvoor heeft Cash nu precies in de gevangenis gezeten? Het misverstand wordt gevoed door de songtekst van Folsom Prison Blues uit 1955. Cash zingt het nummer vanuit het perspectief van een veroordeelde moordenaar, zonder scrupules. De bekendste strofe luidt 'I shot a man in Reno, just to watch ׳m die' en wordt bij concerten steevast begroet met luid gejuich. In zijn autobiografie Cash uit 1997 legt de zanger uit dat hij bij het schrijven simpelweg zocht naar de meest verschrikkelijke reden om iemand neer te schieten.
Maar het verhaal van Cash als stoere bajesklant is blijkbaar te mooi om niet voor waar aan te nemen. En het ontbreekt niet aan beelden die zijn valse imago bevestigen. Zo verscheen halverwege de jaren zestig een foto van Cash in handboeien, net gearresteerd voor de koop van peppillen bij een als dealer vermomde politieman. In zijn latere repertoire keert de gevangenis diverse keren terug. In het nummer I got stripes bijvoorbeeld zingt Cash over strepen om schouders en kettingen aan zij voet. En in San Quentin ('I hate every inch of you') bezingt hij als bajesklant de gelijknamige staatsgevangenis. De sfeer rond het lied werd mede bepaald doordat het nummer live werd opgenomen in San Quentin.
Cash kon toch al niet meer stuk bij de bajesklanten sinds zijn eerste bajesshow in Huntsville, Texas, in 1957. Tijdens dat legendarische openlucht concert ontstak er een enorm noodweer. Terwijl de apparatuur en instrumenten van zijn begeleiders het begaven, speelde Cash onverstoorbaar verder.
Samen met een registratie van een Folsom Prison-optreden vormt het San Quentin-album een van de hoogtepunten uit de carrière van Johnny Cash. Het markeerde zijn eerste grote comeback, aan het einde van de jaren zestig en luidde de meest succesvolle periode in van zijn artiestenbestaan. In de herfst van 1969 werden van beide albums meer dan een kwart miljoen exemplaren per maand verkocht. Op de live-albums is een zanger te horen die duidelijk op z'n gemak is, die dolt met de bewakers en met een mengeling van stoere en gevoelige nummers de veroordeelden op de banken krijgt. Iemand die zo naturel acteert in een gevangenis moet er zelf hebben gezeten, was blijkbaar een logische redenering. Ook zo'n onverwoestbare mythe was het verhaal dat het litteken op zijn kin te danken was aan een messteek. De waarheid is minder prozaïsch: er zat ooit een cyste die door een dronken arts wat minder vakkundig werd verwijderd.
Soms voedde Cash zelf de wilde verhalen over zijn persoon. Zo vertelde hij ooit een kwart Cherokee te zijn, maar later gaf hij toe helemaal geen Indianenbloed te hebben - zijn voorouders stammen uit Schotland. Maar dat Indianenverhaal was eigenlijk te mooi om niet waar te zijn: zijn getekende gelaat kan toch immers heel goed wijzen op exotische afkomst en het verhaal verklaart ook meteen zijn engagement bij de teloorgang van de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent. Stof genoeg voor weer een onuitroeibare Cash-mythe.